MEIN NAME IST BACH
Bespreking door: William - Geplaatst op: 2006-07-24
FILM
In het voorjaar van 1747 reist Johann Sebastian Bach (Vadim Glowna) met zijn oudste zoon Friedemann (Anatole Taubman) van Leipzig naar het Hof in Potsdam (Berlijn) ter gelegenheid van de geboorte van zijn kleinzoon Adam. De gelukkige vader, Emanuel Bach, werkt er als cembalist aan het hof van Frederik II de Grote van Pruisen (Jürgen Vogel), zelf een begenadigd fluitspeler. Het hof zit net midden in een verhuis. Frederick heeft zich in Potsdam tussen het groen het protserige kasteel
Sansouci laten bouwen, dat zijn roem en luister nog meer weerklank moet geven bij vriend en vijand. Een verandering van omgeving en klimaat is dringend nodig, want Frederick, die zich samen met zijn zus Amalia opgesloten heeft in het slot in Berlijn, tegenover de grote kerk aan de oever van de Spree, is een eenzame en verveelde jonge aristocraat met alleen zijn hofhouding en de plaatselijke adel om voor afwisseling te zorgen in de lange dagen die zich als identieke parels aan een koord laten rijgen. De komst van Johann Sebastian Bach is een welgekomen afleiding en Frederick nodigt de grote componist uit op zijn slot. Bach is nl. niet zo maar een muzikant, in het begin van de 18de eeuw noemt men hem de grootste Duitse componist ooit – dan al – en zowel Fredericks hofkapelmeester J.J. Quantz als zijn zus Amalia kijken uit naar de kantor, hij om hem als oude vriend te begroeten, zij om kennis te maken met de artiest voor wie zij als ervaren klavecimbelspeler een grote bewondering koestert.
Frederick, verwaand, hooghartig en excentriek, begroet J.S.Bach – de vader van zijn ondergeschikte – weliswaar met de gepaste waardigheid, maar probeert hem te imponeren met zijn collectie gloednieuwe piano's, op dat moment een nieuwe uitvinding die het klavecimbel uit de markt zal stoten. Bach is evenwel niet onder de indruk en noemt de instrumenten waarop Frederick een optie heeft genomen voor zijn muziekkamer op Sansouci
prototypes waaraan nog veel werk is alvorens ze technisch helemaal op punt staan. Frederick is ontstemd en probeert de maestro dan maar in zijn gebruikelijke ongemanierde stijl te imponeren. J.S. Bach, op dat moment al een beetje ziek, overstuur sinds zijn lijfarts hem heeft meegedeeld dat de aandoening aan z’n beide ogen op termijn blindheid zal veroorzaken en bekend om zijn moeilijke karakter en zijn wisselvallige stemmingen, is niet onder de indruk van de buiige en driftige koning van Pruisen. Wanneer Frederik II hem dringend verzoekt om op een zelfbedacht melodietje een driestemmige, of nog beter, een zesstemmige canon te improviseren, bedankt Bach abrupt voor de eer: hij is moe van de lange en weinig comfortabele reis en is in Berlijn om z'n kleinkind te bezoeken, niet om er muziek te maken. Met een afgemeten buiging verdwijnt de maestro naar het huisje van zijn zoon Emanuel. Voor Frederik en zijn hofhouding is het even slikken: nooit heeft iemand de vorst op een dergelijke manier wandelen gestuurd.
Ten huize Emanuel Bach is het feest bij de geboorte van een kersverse mannelijke telg. Toch voelt Bach zich niet op z'n gemak bij zijn zoon en schoondochter. Emanuel en Friedeman, twee tegenpolen, verpesten de sfeer voortdurend met hun gekissebis. Emanuel verwijt zijn broer een losbandig leven dat ten koste gaat van zijn grote talent en Friedeman praat neerbuigend op het 'betaald baantje' van zijn broer, die voor de rest ook niet veel doet met zijn talenten. Emanuel heeft evenwel vrouw en kind en dus verplichtingen, terwijl Friedeman zich als vrije vogel een liederlijk bestaan kan permitteren. Op zoek naar wat rust belandt de kantor in de tuin van het slot waar hij regelmatig Frederik tegen het lijf loopt, die zich als een 18de eeuwse Michael Jackson met banaliteiten bezig houdt: de bouw van zijn eigen graftombe, zijn exclusieve paardenstallen of z'n uit Afrika afkomstige kameel waarop hij samen met Bach een ritje maakt. Voor de Pruisische vorst zijn de wandelingen en gesprekken met Bach als balsem voor zijn verstrooide intellectuele geest en zijn lege bestaan. Het weerwerk van de meester uit Leipzig is nieuw voor hem en een aangename verassing in een omgeving waar iedereen als een knipmes voor hem buigt en met neergeslagen ogen zijn bevelen zonder meer uitvoert. Langzaam ontstaat er tussen beide mannen een vorm van verstandhouding en leert Frederik dat er naast macht en rijkdom nog andere dingen zijn om een individu te overschaduwen.
Ondertussen wordt zijn zusje Amalia smoorverliefd op Friedeman en maakt ze plannen om met hem mee naar Leipzig te reizen, maar dat stemt niet overeen met de plannen van Frederik. Die heeft beslist dat Amalia voor een troonopvolger zal zorgen, want hijzelf zal dat nooit doen. Frederik is homo, een eigenschap die hem parten speelt, hem frustreert en tot waanzinnige daden drijft: heeft hij niet z'n laatste vriendje laten onthoofden, uit waanzin, uit zelfkastijding, uit medelijden met zichzelf? Bovendien heeft Frederick z'n oog laten vallen op de aantrekkelijke Friedeman en komt hem het getortelduif tussen hem en Amalia slecht uit. Voor J.S. Bach is het tijd om naar Leipzig terug te keren en z'n oudste in te tomen.
Mein Name Ist Bach is een fictief verhaal dat Dominique de Rivaz heeft verzonnen rond één van de enige reizen die J.S. Bach in zijn leven maakte. Ooit ging hij als jongeman te voet van zijn geboortestreek in Saksen-Thüringen helemaal naar Hamburg om er Dietrich Buxtehude op het orgel aan het werk te horen, een meester die hem meer dan wie ook beïnvloedde. Voor de rest verliet J.S. Bach in zijn relatief lange leven van meer dan 6 decennia nauwelijks zijn heimat. Van het verblijf aan het Hof van Potsdam is weinig bekend. Frederiks verzoek om te improviseren op een zelfverzonnen melodie is het belangwekkendste detail van de reis dat in Bachs biografie is terechtgekomen. Naar verluidt zou hij niet alleen geïmproviseerd hebben op het rijtje van 22 noten, maar in één ruk door verschillende variaties hebben ten gehore gebracht, ter plekke en zonder voorbereiding. De Rivaz houdt het incident kort en komt er niet meer op terug. In zijn biografie over Bach in 1908 wijdt Albert Schweitzer ook niet uitvoeriger uit over het voorval. Hij geeft wel aan dat J.S. Bach twee maanden na zijn verblijf aan het Pruisische Hof de koning een eerste bundel composities toestuurde via zijn zus Amalia onder de titel
Das Musicalische Opfer op basis van Frederiks melodie. Twee latere bundels die het werk vervolledigen liet hij bezorgen door zijn zoon Emanuel.
Dominique De Rivaz is het evenwel niet uitsluitend om
Das Musicalische Opfer te doen, integendeel, zij besteedt vooral aandacht aan de clash tussen twee historische titanen: Frederik de Grote, de vorst die vooral in niemands schaduw wilde staan en die een zekere muzikale begaafdheid bezat, en J.S.Bach, de vader van de klassieke muziek, een moeilijk en opvliegend man, eigenzinnig en zelfbewust, die zijn hele leven ten dienste stelde van een hoger doel, nl. god, en alleen voor god deemoedig het hoofd boog, ook al noemde hij Frederik de Grote in de inleiding tot het presentexemplaar van
Das Musikalische Opfer de
Allergnädigster König, de majesteit aan wie hij
in tiefster Unterthänigkeit zijn pennenvrucht aanbood. Bach kende zijn pappenheimers en hij wist als geen ander waar de grens van de roekeloosheid lag.
De reconstructie van een ontmoeting tussen Frederik De Grote met J.S. Bach is een gecompliceerde en riskante onderneming. Uiteindelijk is er zo weinig bekend van de ware toedracht en is het niet bepaald makkelijk om 250 jaar later een precies beeld te schetsen van de gewoonten en gebruiken in die tijd. De Rivaz probeert in
Mein Name Ist Bach vanuit de bekende karaktereigenschappen van beide mannen een plausibele ontmoeting te ensceneren. Dat doet ze met lange dialooggestuurde sequenties en korte soms woordeloze en beschouwende fragmenten, opgehangen aan het personage van J.S. Bach, close ups van zijn gezicht en zijn handen, de spiegels van zijn innerlijke kosmos. In de confrontaties met zijn zoons en zijn schoondochter Johanna schildert De Rivaz het portret van de vader en schoonvader, een deel van zijn persoonlijkheid dat alleen in intieme kring zichtbaar wordt en waarover zo mogelijk nog veel minder bekend is. Dan toont de regisseur Bach als het bezorgde familiehoofd, de man die meent tekort te zijn geschoten als vader en opvoeder. Met Johanna gaat hij om als met een eigen dochter, liefdevol en begrijpend en alleen omdat zij teleurgesteld is stelt hij een overhaast vertrek naar Leipzig uit en laat hij
zijn muziek even voor wat ze is.
Jürgen Vogel schittert naast Vadim Glowna in een prachtige uitbeelding van Frederik II. Hij geeft het personage alle wispelturigheid en ongrijpbaarheid mee die de geschiedenis de Pruisische vorst heeft toegedicht.
BEELD EN GELUID
Mein Name Ist Bach is een prachtig visueel spektakel. De Rivaz probeert de tijdsgeest zo goed mogelijk op te roepen en slaagt in haar opzet: de krakende postkoets op de brokkelige wegen, de mondvoorraad achter op de bak in de vorm van kooien met konijnen, het oponthoud aan de grens in een stromende regen waarbij de laarzen soppend in de modder wegzinken, het intieme huisje van de Bachs in Potsdam en de overdadige sier aan het hof, de rotzooi in de kamers als gevolg van de verhuis en het prachtige landschap van tuinen en bossen, het wordt de toeschouwer getoond in prachtige en warme kleuren, met een frisse tinteling in de buitenbeelden en veel donkere schaduwen in het licht van kaarsen en kandelaars.
Mein Name Ist Bach is een kostuumdrama uit de pruikentijd, met grote contrasten tussen de toiletten en de overdadige kapsels van de adel en zijn entourage en de afgewassen en versleten kleren van de Bachs, een familie waar alles rond muziek en instrumenten draait en de klank van hemelsmooie composities. Het geluid bestaat enerzijds uit de veelvoud van stemmen via de centerkanalen en fragmenten van Bach-composities in al hun variaties van opzij en via de surround. De composities van Johann, Emanuel en Friedeman zijn prachtig en met lichte toets uitgevoerd, waarbij onze eigen Nederlands-Belgische Frédéric Devreese zorgt voor de meer eigentijdse expressionistische klankpatronen, zonder het werk van de meesters te willen overklassen.
EXTRA'S
Twee
Andere Trailers:
Juana La Loca en
Belle Van Zuylen.
CONCLUSIE
Mein Name Ist Bach zal vooral muziekliefhebbers, en Bach-fanaten in het bijzonder, heel erg bevallen. Dominique de Rivaz tekent in deze film een apart en verrassende beeld van de Duitse componist en Vadim Glowna portretteert z’n personage op een heel eigenzinnige en unieke manier, niet als de man van de bekende schilderijen, sereen en belangrijk, maar als een 18de eeuwse
broodcomponist die andere dingen aan zijn hoofd heeft dan een perfect zittende pruik en mondaine kleren. Rivaz’s J.S.Bach is een vakman, een geplaagde huisvader, niet een man van het woord, maar van de muziek die zijn hele leven beheerst en zin geeft aan zijn bestaan. De film is mooi in beeld gebracht en voorzien van prachtige muziek, van de Bachs én van Frédérick Devreese, met een opmerkelijke cameravoering en montagestijl.
Over Bach zijn nauwelijks films gemaakt, laat staan dat die al op dvd beschikbaar zouden zijn. Twee recente verfilmingen zijn
Il Etait Une Fois Jean-Sébastien Bach (2003) van de Franse regisseur Jean-Louis Guillermou met Christian Vadim, buitenechtelijk kind van Roger Vadim en Catherine Deneuve, in de hoofdrol, een draak van een productie en dus te vermijden, en de vierdelige Oostduits-Hongaarse tv-miniserie
Johann Sebastian Bach ((1985) van regisseur Lothar Bellag, een interessante productie die jammer genoeg niet beschikbaar is op dvd.
Wel beschikbaar op dvd zijn een aantal muziek-dvds met prachtig uitgevoerde composities van Johann Sebastian Bach:
Weihnachtsoratorium BWV 248 (Arthaus Musik, 2000) met het
Monteverdi Choir en de
English Baroque Soloists o.l.v. van
Sir John Eliot Gardiner en de indrukwekkende driedelige reeks
Yo Yo Ma Inspired By Bach, Cello Suites No. 1&2 (Sony Classical, 1997),
Yo Yo Ma Inspired By Bach, Cello Suites No. 3&4 (Sony Classical, 1995) en
Yo Yo Ma Inspired By Bach, Cello Suites No. 5&6 (Sony Classical, 1995).