TIME MACHINE, THE
Bespreking door: Dieter - Geplaatst op: 2008-01-20
FILM
Jules Verne noemt men terecht de vader van de moderne sciencefiction, maar zeker even belangrijk – niet zozeer qua volume aan schrijfsels als wel qua kwaliteit en invloed – is de Brit H.G. Wells. De auteur kan maar liefst drie mijlpalen in de ontwikkeling van het genre op zijn conto schrijven. Het gegeven van een onzichtbare man die zich grinnikend tussen de massa begeeft zonder gezien te worden maar wiens daden alsmaar driester en onrustwekkender zijn, heeft talloze producties in de meest diverse kunsten en media geïnspireerd. Wells’
War Of The Worlds was het eerste boek waarin een buitenaardse invasie levendig beschreven werd en vormde de basis van onze fascinatie voor de Rode Planeet en zijn mogelijk oorlogszuchtige bewoners. Maar nergens zie je de invloed van de schrijver meer dan in de exploratie van hét sciencefictionelement bij uitstek: tijdreizen. Wells schreef
The Time Machine in 1895 en had zo zelfs een invloed op Einsteins formulering van de relativiteitstheorie, exact tien jaar later. Het meest memorabel keert de tijdmachine echter terug in fictieprojecten – opnieuw in diverse kunsttakken. En geen enkel werkstuk blijft dichter bij H.G. Wells’ oorspronkelijke roman dan de Hollywoodverfilming uit 1960.
Regisseur George Pal had al ervaring met het adapteren van Wells' werk aangezien hij de producent was van het gelauwerde fiftiesspektakel
The War Of The Worlds. Voor die prent had hij de setting naar het heden verplaatst, maar
The Time Machine opent in (ongeveer) de periode waarin Wells het boek schreef: op de vooravond van de twintigste eeuw. De protagonist – naamloos in de roman en hier George genoemd waardoor de suggestie wordt gewekt dat het Wells zelf is die de tijdreis onderneemt – deelt met zijn beste vrienden de vervolmaking van een nieuwe uitvinding: een tijdmachine. Ondanks een indrukwekkende presentatie met een schaalmodel blijven de kameraden sceptisch over Georges fascinatie voor de 'vierde dimensie'. Zodra zij het huis verlaten hebben neemt een gekrenkte George de proef op de som. Hij heeft zonder er iemand over te vertellen een tijdmachine op ware grootte in elkaar gebokst en doet op oudejaarsavond 1899 zijn eerste tochtje. De reis door de vierde dimensie voert hem via twee Wereldoorlogen en een vernietigende atoomoorlog naar de 8000ste eeuw, waar de mensheid zich heeft opgedeeld in twee groepen. Boven de grond wonen de Eloi, een humaan maar naïef ras, terwijl onder de graszoden sinistere Morlocks de plak zwaaien. Tegen wil en dank belandt George in een conflict tussen de twee stammen dat hun toekomst in een definitieve plooi zal leggen en zijn terugkeer naar het jaar 1900 in het gedrang brengt.
The Time Machine straalt ouderwetsheid uit in een positieve zin. Als het Hollywood van het studiosysteem op zijn laatste benen liep in 1960 dan is deze film een van de laatste exploten van de deugdelijkheid ervan. De ganse film werd opgenomen in studio, wat de artificiële aard van het project versterkt maar de artisticiteit de hoogte injaagt. Vooral de eerste helft van de film, die zich ontspoelt tussen 1899 en 1966, brengt een tijdperk met bravoure en nostalgie tot leven. George Pal en scenarist David Duncan gebruiken bovendien een simpel maar hoogst efficiënt trucje om de verandering van tijd en zeden weer te geven. De tijdmachine staat immers opgesteld tegenover de ruit van een warenhuis waarin een paspop met het verstrijken van de jaren een nieuwere, modernere outfit aangemeten krijgt. Via het wonder van stop-motion ziet de kijker bijgevolg de jurken ieder jaar een beetje korter worden.
De ganse film is overigens een meesterwerk van design en speciale effecten. Het recreëren van laat-Victoriaans Engeland had Hollywood anno 1960 ruimschoots onder de knie en het verwondert bijgevolg niet dat de sfeer van een era vol vooruitgang, ontdekkingen en uitvindingen exquis geëvoqueerd wordt. De makers hadden bovendien het voordeel dat zij – in tegenstelling tot H.G. Wells – wisten wat er in de periode tussen 1900 en 1960 gebeurde, zodat de twee Wereldoorlogen zowel een profetische als een nostalgische kracht uitstralen. Louter profetisch is echter de weergave van een Atoomoorlog in 1966 die de destructie van Londen – en de wereld – inluidt. Net als
War Of The Worlds won
The Time Machine een Oscar voor de speciale effecten, hoewel de vernietiging van de Britse hoofdstad door lava (via miniatuursets) voor moderne ogen zeer gedateerd overkomt. Het snelle verstrijken van de tijd in Georges machine krijgt gestalte door het extensief gebruik van stop-motion en heeft de tand des tijds veel beter doorstaan.
Hetzelfde kan helaas niet gezegd worden van de tweede helft van de prent. Eenmaal de protagonist de twintigste eeuw vaarwel heeft gezegd, ontrafelt
The Time Machine immers. De ontmoetingen met Morlocks en Eloi zijn namelijk sciencefiction van het goedkoopste niveau, vergelijkbaar met de kwaliteit van afleveringen van de oude
Star Trek-serie. De Eloi ogen als extreme uitwassen van het Arische ras dat Hitler voor ogen had: allemaal blond haar en blauwe kijkers. De Morlocks vallen in het ander extreem: zij hebben een grijze tint, helle ogen en zijn quasi even angstaanjagend als een groepje verklede kinderen dat op Halloween de straten rondtrekt. De toevoeging van een weinig geloofwaardige romantische subplot en een conflict dat zich al te gemakkelijk oplost, maken van het laatste halfuur van de film een spijtige anticlimax met betrekking tot de atmosfeer van avontuur en ontdekking die het eerste deel kenmerkten.
Een belangrijke reden hiervoor is het niet meer uitwerken van de goede vriendschapsband tussen George en zijn buurman David Philby in de 8000ste eeuw. De aandoenlijke dialogen tussen de twee hadden immers de eerste 45 minuten gekruid met menselijke warmte. De verdienste hiervoor ligt niet enkel in het scenario maar ook bij de vertolkers. Rod Taylor is nooit echt doorgebroken als leading man hoewel hij de protagonist was van twee van de meest iconische films van de jaren zestig (na
The Time Machine zou hij ook in Alfred Hitchcocks
The Birds opdraven). Hier houdt hij nochtans probleemloos de aandacht van de kijker vast, zelfs in het inferieure laatste toekomstsegment. De chemie tussen hem en Alan Young (die zowel James Philby als diens zoon James in diverse tijdperken speelt) is daarenboven voelbaar: een pure expressie van vriendschap tussen gentlemen zonder de seksuele connotaties die postmodernisten hieraan zouden geven. Yvette Mimieux vertolkt de derde grote rol van de film als een Eloivrouw waarop George verliefd wordt, maar zij kan nooit een stempel op de productie drukken. Wie dat wel doet is componist Russell Garcia, wiens opwindende muziek de zwakkere scènes alsnog verteerbaar houdt. Eveneens instrumentair zijn de bijdrage van monteur George Tomasini (Hitchcocks vaste cutter), Paul Vogels kleurrijke metrocolorcinematografie en natuurlijk het volledige art department met als pièce de résistance de wonderlijk vormgegeven tijdmachine.
Het staat buiten kijf dat
The Time Machine verouderd is. Wie vandaag nog zou afkomen met een dergelijke film zou uitgelachen worden voor zijn naïeve en structureel mank lopende visie. Toch kan ik niet anders dan de film met heel mijn hart aanbevelen. Ondanks de tekortkomingen van vooral het Morlocksegment, ondanks gedateerde speciale effecten, ondanks een gebrek aan ware emotie is
The Time Machine een film die je minstens een keer in je leven gezien moet hebben. Er zijn immers slechts weinig producties die zo fantastisch het plezier van tijdreizen weergeven. Een grondige analyse van de paradoxen die dat met zich meebrengt is dan ook niet nodig in een prent die vooral wil entertainen en daar vooral in het eerste deel schitterend in slaagt.
BEELD EN GELUID
Ik weet niet of de print een grondige restauratie heeft gehad of dat in de kluizen van MGM en Warner een ongehavend negatief lag, maar feit is dat de beeldkwaliteit van deze
Time Machine schitterend is. Geen beschadigingen, een fenomenale kleurenweergave en een voor het grootste deel prima scherpte maken van deze transfer een absolute topper. Het geluid staat spijtig genoeg niet in het originele monoformaat op de schijf, maar kreeg een upgrade naar Dolby 5.1. Gelukkig blijkt ook de audiotrack een schot in de roos omdat de dynamiek verbeterd werd zonder al te veel aan de ouderwetse charme van het monogeluid te raken.
EXTRA'S
De dvd bevat enkele tekstextra's zoals
Cast & Crew en een overzicht van de gewonnen
Awards, evenals een wat campy
Trailer (2 min.), maar dé blikvanger van de bonussectie is de documentaire
Time Machine: The Journey Back (48 min.). De focus van de docu is niet altijd even interessant, maar er passeren genoeg weetjes en achtergrondinformatie om je als kijker zoet te houden. Bovendien bevat
The Journey Back een fictie-epiloog uit 1993 van een klein kwartier waarin een ontmoeting tussen de oudere George en David Philby wordt geënsceneerd waarbij beide figuren opnieuw door Rod Taylor en Alan Young worden neergezet.
CONCLUSIE
The Time Machine heeft de tand des tijds niet helemaal doorstaan maar is heerlijk nostagisch ouderwets voor wie van klassieke sciencefiction houdt. De designs springen het meest in het oog, maar het hart is een emotionele band tussen protagonist Rod Taylor en zijn buurman Alan Young. Zowel beeld als geluid zijn van een uitstekend niveau, maar de bonussectie had wat uitgebreider mogen zijn.