Regie: Kathryn Bigelow
Met: Jason Clarke, Reda Kateb, Jessica Chastain, Kyle Chandler, Jennifer Ehle, Harold Perrineau, Jeremy Strong, J.J. Kandel
In Zero Dark Thirty richt ze haar blik op Afghanistan en Pakistan en vooral op de zoektocht naar Osama Bin Laden die ondanks de inzet van grote middelen (en miljarden dollars) na 9/11 niet kon worden gevat en wiens verblijfplaats schijnbaar onmogelijk te achterhalen was, ondanks vele getuigenissen (spontaan of na marteling) en ontelbare spionnen en informanten in beide Arabische landen en daarbuiten. Terwijl Bigalow en scenarist Paul Beal een scenario schreven over de Amerikaanse militaire actie in 2001 tegen een grottencomplex in het Afghaanse Tora Bora dat als uitvalsbasis dienst deed voor Taliban en Al Qaida, werd Osama Bin Laden op 2 mei 2011 door Amerikaanse Navy Seals doodgeschoten in z’n zwaarbeveiligde huis in de Pakistaanse stad Abottabad. Dat veranderde Bigalows en Beals plannen. Ze gingen meteen aan de slag om de zoektocht te reconstrueren. Daarvoor kon Paul Beal een beroep doen op informatie van de CIA, door de Republikeinen als top secret bestempeld en dus ongeoorloofd, door anderen als een in de steigers staande reclamespot voor president Obama. Nog voor Zero Dark Thirty in de zalen kwam was er m.a.w. sprake van een controverse in politiek en media. Sony, met wie Bigalow in zee was gegaan voor deze productie, besloot daarop om de release uit te stellen tot na de Amerikaanse presidentsverkiezingen, maar dat gebaar kon de protesten nauwelijks fnuiken, want de zgn. martelscènes in de film (o.a. waterboarding) werden door de tegenstanders geïnterpreteerd als het goedkeuren van dergelijke praktijken óf als het besmeuren van het imago van de CIA. In de States kreeg Zero Dark Thirty uiteindelijk een coast-to-coast-release, want headlinenieuws trekt nu eenmaal de aandacht, waardoor de film (zes nominaties, maar een povere Oscar voor geluidsmontage) het beter deed aan de Amerikaanse bioscoopkassa’s dan The Hurt Locker destijds.
De jonge CIA-agente Maya Lambert wordt naar Afghanistan gestuurd om mee te werken aan de zoektocht naar Osama Bin Laden of minstens naar figuren uit z’n directe omgeving die de CIA naar zijn schuilplaats kunnen leiden. Ze heeft er geen vermoeden van dat ze tien jaar aan het project zal werken, want het wordt een karwei van vallen en opstaan en terwijl de speurtocht nauwelijks opschiet vallen er regelmatig doden in New York, Londen en af en toe in een Amerikaanse ambassade in het Midden-Oosten. De frustraties lopen hoog op, want niemand van de 20 gevangengenomen moslimextremisten leidt de speurders in de goede richting, ondanks zware mishandelingen, psychologische druk en vele slapeloze nachten. Als een arts in Jordanië spontaan z’n medewerking aanbiedt – voor de luttele prijs van 25 miljoen dollar! – vatten de CIA-agenten moed, maar niet lang nadien worden ze op een afgelegen afspraakplaats allemaal uitgeroeid: een valstrik van Al Qaida. Maya staat er vanaf dan zo goed als alleen voor. Ze raakt geobsedeerd door een Al Qaida-medewerker die onvindbaar blijkt te zijn, doch een jonge medewerkster zorgt voor een verrassing als ze zijn schuilnaam verbindt aan een foto uit het CIA-archief die iedereen over het hoofd heeft gezien. Het spoor leidt naar Saoedi-Arabië en vandaar naar een huisvrouw in Pakistan met acht zoons, van wie eentje de aandacht trekt omdat hij af en toe z’n moeder belt vanuit een dichtbijgelegen telefooncel, maar haar vertelt aan de andere kant van Pakistan te zijn op dat moment. De jacht is geopend op wat hopelijk een belangrijke boodschapper van Osama Bin Laden is. Althans, dat kunnen Maya Lambert en haar team alleen maar hopen...
Spannend, snoeihard en zonder ook maar één overbodige scène, zo kan je Kathryn Bigalows Zero Dark Thirty het best van al omschrijven. Meer dan 150 minuten houdt de regisseur de kijker aan z’n stoel gekluisterd. Verwacht geen film met fors uitgediepte karakters, want in dit geval zijn vooral de psychologie van de groep en het vooropgestelde doel belangrijk, terwijl de actie afgewisseld wordt met overlegrondes tussen de CIA-medewerkers en gesprekken met hun chefs ter plekke en in Washington. Jessica Chestain (Mama, 2013; The Help, 2011) krijgt een centrale rol in het scenario. Haar personage Maya begint eerder schuchter aan de opdracht, ze draait het hoofd wel een keertje weg tijdens een waterboardingscène, maar over haar capaciteiten bestaat geen twijfel: in Washington wordt ze als keihard omschreven. Als ze er in de tweede helft van de film alleen voor staat is ze een rijpere vrouw geworden die er niet voor terugdeinst om haar directe chef onder druk te zetten: ze is er voor 100 procent van overtuigd dat ze Osama Bin Laden dicht op de hielen zit en ze eist voldoende medewerkers om het karwei te klaren. Nog meer dan 129 dagen wordt ze evenwel aan het lijntje gehouden na de ontdekking van het huis in Abottabad waar zich een onbekende man schuilhoudt die misschien Bin Laden is, maar die volgens haar chefs en collega’s ook een andere Al Qaida-leider kan zijn. Uit protest schrijft ze elke dag met rode stift het aantal dagen sinds de afronding van het onderzoek op het raam van het kantoor van haar baas. Jessica Chestain voert een sterke vrouw op, een CIA-agente die haar dossier door en door kent en die ervan overtuigd is de schuilplaats te kennen van de meest gezochte vijand van de VS. Soms twijfelt Maya, en als haar beste collega tijdens een aanslag om het leven komt en drie kleine kinderen achterlaat, wordt ze mentaal platgeslagen, voor even, want tegelijk stimuleert het haar vastberadenheid om de daders te vinden en hun opdrachtgever te verpletteren. Jessica Chestain overtuigt op elk moment.
Een interessante bijrol is er voor Jason Clarke (Swerve, 2011) in de rol van CIA-ondervrager Dan, een man die bereidt is om om geweld te gebruiken en zijn slachtoffers te martelen. Maar z’n praktijken leveren uiteindelijk niets op, waarmee de regisseur de nutteloosheid van martelpraktijken in de kijker plaatst. Jennifer Ehle (Pride and Prejudice, 1995) kruipt in de rol van Maya’s collega Jessica die al langer deel uitmaakt van het CIA-team in Afghanistan en dus veel beter op de hoogte is van de situatie ter plekke. Dat precies zij zich in een val laat lokken door een Jordaanse arts in dienst van Al Qaida is dan ook een totale verrassing, vooral voor Maya die beseft dat het gevaar om elke hoek lonkt, wat ze trouwens zelf ervaart als ze op een keer op het moment dat ze de ambassade in haar witte autootje verlaat van op korte afstand beschoten wordt door twee moslimextremisten die haar niet louter proberen te intimideren. Je staat op hun lijst, zegt een collega, je bent nu nergens meer veilig, ook in de States niet.
Net zoals in The Hurt Locker hanteert Kathryn Bigalow een vrij ruwe filmstijl die ze ook in de montage handhaaft. De opnamen lijken vaak op toevallige registraties tijdens zeer gevaarlijke momenten. Het beeld schokt bij momenten en de camera zwenkt meer dan nodig, maar het komt het realisme ten goede alsof we echt toekijken als mensen gemarteld worden of in het laatste halfuur van op de eerste rij de bestorming van het Bin Laden-huis meemaken. Van groene filters tijdens de montage wilde Bigalow trouwens niet weten en dus mocht cameraman Greig Fraser op zoek gaan naar een manier om een nachtkijker op z’n camera te monteren. Tijdens de eindscène is het beeld soms helemaal zwart met hier en daar wat schaduwen en geel laserlicht om vervolgens groen te kleuren als de kijker via de ogen van de Navy Seals naar de omgeving kijkt. Het Bin Laden-huis is overigens zeer minutieus gereconstrueerd en voor het interieur is een beroep gedaan op het ABC-beeldmateriaal van de inval. Zelfs de vloertegels zien er precies zo uit als op het beeldverslag. De scène zelf duurt ruim een halfuur van voorbereiding tot afwikkeling en behoort tot het beste wat op dat vlak ooit is gemaakt, met een sterk documentair karakter als gevolg van de gevolgde werkwijze.