Regie: Sydney Pollack
Met: Robert Redford, Will Geer, Delle Bolton, Josh Albee, Joaquin Martinez, Allyn Ann McLerie, Stefan Gierasch, Richard Angarola, Paul Benedict, Charles Tyner, Jack Colvin
18 jaar voor Kevin Costner zijn ode aan het ongerepte leven in de wilde natuur naar het witte doek voerde (Dances With Wolves, 1990), regisseerde zijn collega Sydney Pollack een avonturenfilm waarin Robert Redford in de huid van een natuurmens kruipt. Redford was in 1972 op het hoogtepunt van zijn populariteit en gezien ecologie zoals bekend altijd een grote rol in zijn leven heeft gespeeld, lag het voor de hand dat hij de eerste keuze was voor de rol van Jeremiah Johnson, een film die overigens grotendeels in de buurt van zijn eigen ranch in Utah is gedraaid. Maar de film past ook perfect in het tijdsgewricht, want in de late jaren zestig groeide in de westerse wereld de interesse voor milieuzaken en sprak het idee van een onschuldige en ongerepte natuur tot eenieders verbeelding. Met Jeremiah Johnson speelde Pollack perfect in op die trend, want de film vertelt uitvoerig over de belevenissen van het hoofdpersonage dat alle besef van tijd en ruimte verliest, zich een plaatsje in de immense wildernis weet te verwerven en ondanks het verlies van vrouw en kind de moed niet verliest en eerder gesterkt uit het proces komt, want het leven geeft, doch het neemt ook af en toe wat terug, maar de film is ook een mooie ode aan wat de Amerikaanse filosoof en schrijver Henry David Thoreau omschreef als het paradijselijke Walden, een plek waar het leven eenvoudig is als alternatief voor de drukte in de Amerikaanse grootsteden waar alles draait om persoonlijk bezit en hard werken. Met eenvoudige, elegante en bloedmooie beelden van het landschap en de besneeuwde bergketens verwoorden Sydney Pollack en z’n scenaristen John Milius en Edward Anhalt het gevoel van oneindige vrijheid, onschuld en zorgeloosheid in Jeremiah Johnson.
Maar dat een dergelijke geïdealiseerde wereld halfweg de 19de eeuw niet meer bestond, zelfs niet in het uitgestrekte Amerika, toont Pollack in de tweede helft van deze film (na de ouderwetse intermission die destijds standaard ingelast werd in films die meer dan twee uur duurden), want wat in de ogen van de blanke kolonisten niemandsland is, was in werkelijkheid het leefgebied van Indianenstammen die de controle over hun eigen grondgebied verloren en die het onvermijdelijke probeerden te voorkomen. Maar niet alle contacten waren vijandig van aard, want wie de fundamentele natuurwetten respecteerde kon reken op een zeker begrip, vooral als z’n aanwezigheid niet als een bedreiging werd ervaren. In Jeremiahs geval betekent het dat hij een squaw (Delle Bolton) als bruid aangeboden krijgt, maar als hij op een keer een Amerikaanse patrouille via een Indiaans kerkhof naar z’n bestemming loodst, wordt hem dat zwaar aangerekend. Thoreaus ideale paradijs is duidelijk niet het beloofde aards paradijs.
Jeremiah Johnson is Robert Redfords onemanshow, want in elke scène is de acteur te zien en de hele dramatische actie is ook duidelijk op z’n personage afgestemd. Redford speelt z’n rol met zichtbaar plezier en fysiek – met dikke baard en kleren van berenhuid – is hij een geloofwaardige loner die in staat is de natuur tenminste gedeeltelijk te bedwingen. Om het verhaal kleur te geven introduceert regisseur Sydney Pollack een aantal interessante nevenfiguren zoals de oude berenjager Bear Claw (Will Geer) die Johnsons’ woorden iets te letterlijk neemt en de beer die hij op het oog heeft dan maar in hun blokhut lokt opdat z’n maat hem zou villen. Hilariteit gegarandeerd! Leuk is ook het feit dat Two-Tongues Lebeaux (Richard Angarola), opperhoofd van de Crows en opgevoed door Franse missionarissen, in de film Frans spreekt, wat anno 1972 beslist nog ongewoon was in een Amerikaanse productie.
Als de film uiteindelijk niet helemaal geslaagd is, dan ligt dat niet aan Robert Redford of aan de nevencast, maar veel meer aan het scenario dat te veel de nadruk legt op de natuuropnamen en te weinig op de dramatische voortgang en dat ondanks de vrij korte duur van de film. Jeremiah Johnson is dan ook veel meer een film die je in z’n eigen tijdskader moet bekijken en de late sixties, net na de Flower Power en de Love Generation, was veel meer een tijd van hoop en begeestering. De eerste oliecrisis (1973) zou pas een jaar later het enthousiasme een flinke knauw toebrengen en het begin zijn van een schijnbaar oneindige opeenvolging van economische depressies en heroplevingen zoals we die na WOII niet meer hadden gekend.