Regie: Peter Hyams
Met: Roy Scheider, John Lithgrow, Helen Mirren, Bob Balaban, Keir Dullea, Douglas Rain
Enfin, realisme was vanaf het begin een probleem in 2001 als gevolg van de hiëroglifische zwarte zuil die de Amerikanen op de maan aantroffen en waarvoor geen redelijke uitleg te verzinnen viel. In 2010 zijn het verrassend genoeg de Russen die aan zet zijn. Zij hebben een ruimteschip ineengeknutseld om naar Jupiter te vliegen, maar ze beschikken over te weinig informatie omtrent de omstandigheden ter plaatse en vooral over de kuren (en de programmatuur) van de Hal 9000-computer om het project aan te vatten. Bovendien is de Discovery Amerikaans grondgebied en dus dreigt er een diplomatieke rel indien de Russen zich toegang zouden verschaffen tot het ruimteschip. Er wordt overleg gepleegd en de Amerikanen – die op korte termijn geen opvolger hebben voor de Discovery – zijn bereid om 3 landgenoten mee te sturen ondanks het slechte politieke klimaat, want een Cuba-achtige crisis in Honduras heeft Amerikanen en Russen lijrecht tegenover elkaar geplaatst en tegen de tijd dat de astronauten in een baan om Io, één van de manen van Jupiter, terechtkomen, is er zelfs sprake van een Russische oorlogsverklaring aan het adres van Washington. Ter plekke zorgt een enorme zwarte zuil met een lengte van 2 km, die tussen Jupiter en z’n manen drijft en die voor de rest een identieke (zij het gigantisch veel grotere) kopie lijkt te zijn van de zuil die destijds op de maan is ontdekt, voor een mysterie. Maar als u de foetus al een wat softe oplossing vond in 2001, dan zal de boodschap die regisseur Peter Hyams voor u in petto heeft voor de finale van 2010 diep ontgoochelen, want die past misschien uitstekend in de jaren 80, maar anno 2014 is ze niet minder dan heel erg naïef en bijgevolg een totale afknapper.
Maar 2010: The Year We Make Contact is technisch een veel interessantere film dan z’n voorganger, want de makers konden profiteren van ervaringen die men bij NASA had opgedaan tijdens ruimtereizen sinds het begin van de jaren 70, waardoor de ruimtevaart sinds de ruimtewandeling van Neil Armstrong op 20 juli 1969 sterk was geëvolueerd. Bovendien lanceerden ESA en NASA tijdens het draaien van 2010 samen het allereerste spacelab in een baan om de aarde en waren er al plannen én schetsen voor een uitgebreid ruimtestation in een latere fase. Daarmee konden de makers van 2010 hun voordeel doen en de film ziet er dan ook veel spectaculairder uit dan de wat dromerige versie van Kubrick, die overigens veel meer op sfeer inzet. Zowel de beelden in het Russische ruimteschip als daarbuiten zijn zonder meer verbluffend en wat u van Io en Europa (die andere maan van Jupiter) te zien krijgt is gewoon prachtig. Voor de opnames in de Discovery neemt Peter Hyams geen risico’s en dus ziet u z’n astronauten in het decor van Stanley Kubricks 2001, waardoor de continuïteit verzekerd is én je als kijker 2010: The Year We Make Contact ook echt accepteert als de sequel.
Keir Dullea (The Good Shepherd, 2006) is opnieuw van de partij in de rol van Dave Bowman, destijds de commandant van de Discovery en Douglas Rain mag opnieuw de stem van de Hal 9000-computer voor z’n rekening nemen. De hoofdrol in 2010 is weggelegd voor Roy Scheider (All That Jazz, 1979), die in de huid van de Amerikaanse teamleider Dr. Heywood Floyd kruipt. Z’n tweekoppig team bestaat uit John Lithgow (Dexter seizoen 4, 2009) als Dr. Walter Curnow en Bob Balaban (Jakob The Liar, 1999) als Dr. R. Chandra, de man die alles weet over de Hal 9000-computer. De Russische commandant Tanya Kirbuk ten slotte wordt gestalte gegeven door een uitstekende Helen Mirren (The Comfort of Strangers, 1990; The Queen, 2006), die in de film de hele tijd Russisch praat met haar team en met het vluchtleidingscentrum in Moskou en die haar minachting voor de Amerikaanse bemanningsleden niet onder stoelen op banken stopt.
2010: The Year We Make Contact is jammer genoeg een misleidende titel. Contact wordt er nl. niet gemaakt. Met wie of waarmee zou men overigens contact moeten maken? Het zou de film devalueren tot een wegwerpsprookje van Steven Spielberg. Wat dat betreft slaat regisseur Peter Hyams de bal in dezelfde mate mis als voor wat betreft de oplossing van het mysterie omtrent de gigantische zwarte zuil tussen Jupiter en z’n manen. Hij had beslist een betere beurt gemaakt met een uitkom à la Kubrick, want z’n alternatief is slap en weinig origineel en bovendien biedt het geen antwoord op de laatste boodschap van Dave Bowman op het einde van 2001: “Mijn God, er zijn overal sterren!”. Jammer.
BEELD EN GELUID
Heel veel CGI in deze film en nog van goede kwaliteit ook. Om het allemaal acceptabel te maken is er wel voor gekozen om de opnamen in de ruimte erg donker te maken – overigens is het in de ruimte in werkelijkheid ook piekdonker – waardoor het af en toe niet duidelijk is wat we zien en vanuit welk standpunt, etc. Technisch is er sprake van een uitstekende transfer zonder de minste ongerechtigheden. De soundtrack van 2001: A Space Odyssey overtreffen of zelfs maar evenaren was een onmogelijke opdracht en dat probeert de regisseur dan ook niet. Het bekende fragment uit Richard Strauss’ Also Sprach Zarathustra is behouden, maar voor de rest heeft hij een beroep gedaan op David Shire (Saturday Night Fever, 1977) voor de acceptabele soundtrack.