Regie: Alfred Hitchcock
Met: Sylvia Sidney, Oskar Homolka, Desmond Tester, John Loder, Joyce Barbour, Matthew Boulton, S.J. Warmington, William Dewhurst
Spannend wordt het pas in Sabotage als Mr. Verloc op de dag van het feest van de burgemeester er niet in slaagt om ongezien het huis uit te komen om de bom in Piccadilly Circus te plaatsen. Inspecteur Ted staat nl. z’n vrouw Sylvia in de toegangsdeur van de bioscoop vragen te stellen over drie gure figuren die de vorige avond bij haar man op bezoek waren. De bioscoopeigenaar ziet maar één oplossing, nl. Stevie, Sylvia’s jongere broertje, met de bom naar de afgesproken locatie sturen. Voor de jongen op weg gaat, drukt Verloc hem op het hart het pakketje ten laatste om 13.30 uur ter plekke af te leveren (de bom is nl. afgesteld op 13.45 uur), maar Stevie wordt onderweg afgeleid door een tandpastaverkoper op de markt, opgehouden door een passerende optocht waarbij hij de klok uit het oog verliest, om uiteindelijk met de dubbeldekkerbus in een zelden geziene file terecht te komen terwijl het uurwerk op de Big Ben 13.40 uur aanwijst…
Stevies wandeling en busreisje door het centrum van Londen zijn zo wat de enige spannende onderdelen van Sabotage, want de wijzers van de klok schuiven ongenadig voort en het is maar de vraag of het jongetje zich op tijd van het gevaarlijke pakketje van z’n stiefvader kan ontdoen. De rest van de scènes is eigenlijk alleen maar informatieve of gewoon onnuttige vulling die de voortgang ophoudt en waarbij naar zijdelingse anekdotes en humor gegrepen wordt om de film boven de looptijd van 70 minuten uit te tillen, een procedé dat Hitchcock ook al toepaste in The 39 Steps, niet toevallig in hetzelfde jaar gedraaid als Sabotage en ook weer gebaseerd op een zwak script van Charles Bennett, de man die Hitchcocks internationale doorbraak duidelijk in de weg stond. De scenario’s van z’n hand zijn nl. saai, oubollig en nooit meer dan een paar scènes na elkaar echt spannend. Bennett deinst er trouwens niet voor terug om ongerijmdheden in z’n scenario’s binnen te smokkelen die de oplettende toeschouwer vaak als banaal en ongeloofwaardig ervaart, zoals in het geval van de hoofdinspecteur van Scotland Yard die zich in de allerlaatste scène niet meer kan herinneren of Sylvia hem vóór of na de bomontploffing in Bioscoop Bijou heeft verteld dat haar man dood is. Hoe wordt zo iemand hoofd van Scotland Yard, vraag je je dan als geïnteresseerde kijker af…
Nee, Sabotage is zeker geen Hitchcock-meesterwerk, daarvoor had hij een betere tekstleveranciers nodig, want wat Charles Bennett uit de roman The Secret Agent (1907) van schrijver Joseph Conrad overhoudt is het origineel onwaardig. Als je beseft dat het de eerste roman is waarin terrorisme wordt gepresenteerd zoals we ons dat vóór de aanslag op de Twin Towers nauwelijks voor konden stellen en dat het één van de drie literaire werken was die in de weken na 9/11 het meest geciteerd werden in de Amerikaanse media, dan zal het voor iedereen duidelijk zijn dat Joseph Conrad in The Secret Agent z’n tijd ruim vooruit was. Maar de dreiging die hij in z’n boek beschrijft heeft via de handen van Charles Bennett alleen maar betrekking op Sylvia’s jongere broertje Stevie die op de bus een jong hondje zit te strelen en zich van geen kwaad bewust is. Visionair kan je Bennett niet noemen in wat veel meer op een spannende komedie dan op een messcherpe thriller lijkt. Hitchcock daarentegen doet waar hij goed in is, nl. de perfecte camera-instellingen bedenken om het verhaal interessant en boeiend te maken, waardoor hij meer dan eens de aandacht van de toeschouwer op de vorm vestigt en af en toe op het production design, dat overigens interessanter wordt naarmate de afstand tot de opnameperiode groter wordt.
Daarnaast dragen ook de acteurs hun steentje bij om de film meer niveau te geven dan hij eigenlijk verdient. Sylvia Sydney kruipt in de huid van de niets vermoedende jonge Mrs. Verloc, die zich als verarmde Amerikaanse schijnbaar heeft geschikt in het lot als echtgenote van een Oost-Europese bioscoopeigenaar in Londen, gespeeld door de in Wenen geboren acteur Oskar Homolka, die door Hitchcock geportretteerd wordt als een amateurcrimineeltje dat z’n bioscoop overeind probeert te houden met louche nevenactiviteiten. Veel aandacht besteedt de regisseur niet aan het personage, want mr. Verloc is niet meer dan een middel in een spel waarvan hij eigenlijk de regels niet kent. Veel sympathieker wordt de jonge groenteverkoper/Scotland Yard-inspecteur Ted voorgesteld, een rol die de aantrekkelijk Jon Loder voor z’n rekening neemt en waarmee die meteen de sympathie van de toeschouwer wint omdat hij vanaf het begin z’n buurvrouw Mrs. Verloc in bescherming neemt tegen een kwaad dat hij zelf op dat moment nog niet kan benoemen.
BEELD EN GELUID
Voor een film die meer dan 75 jaar oud is, is de kwaliteit van het beeldmateriaal uitzonderlijk goed: er is nauwelijks sprake van witte puntjes, streepjes of andere storende artefacten en het zwartniveau is redelijk in orde. Af en toe is het beeld wat soft en zelfs een beetje wazig, maar het kan er al bij al mee door. Het geluid staat in mono.