Regie: Bernard Crutzen
Met: Daan (commentaar)
In Brussel weten ze daar alles van, want als gevolg van de nabijheid van het Zoniënwoud, is de natuur niet ver uit de buurt. Het is dan ook verrassend dat wilde dieren zelden de grens tussen stad en woud in het verleden hebben overschreden, doch sinds voedsel er in alle soorten en hoeveelheden makkelijk bereikbaar is, hebben bijv. vossen de stad ontdekt en er zich permanent gevestigd. Je kan ze ’s avonds in de buurt van het zuidstation op het trottoir zien zitten of langs de vuilnisbakjes zien kuieren en vooral bushokjes zijn populair, want daar blijft ook vaak klein eetbaar afval en snoepgoed achter. Ondertussen zijn ze een bekend fenomeen in de hoofdstad en steeds minder mensen kijken verschrikt op als niet een hond maar een vos ze passeert. De beestjes zijn trouwens niet gevaarlijk en in tegenstelling tot wat wordt beweerd, zijn ze niet de dragers van gevaarlijke ziektekiemen.
Vossen zijn roedeldieren en hun aantal wordt sterk bepaald door het beschikbare voedsel. Mocht er in Brussel voldoende voedsel zijn voor één vossenfamilie, zegt een medewerker van de groendienst tegen een bewoonster, dan was er in Brussel één vossenfamilie. Maar net zoals vele stadsgenoten zet het oude dametje elke ochtend een bordje klaar voor haar poes én voor de vos die in haar tuin woont. Het resultaat laat zich raden: ondertussen leven er honderden vossen in Brussel. En in sommige wijken wordt hun aanwezigheid niet op prijs gesteld, want vossen maken een scherp blafgeluid en in de paartijd maken ze na het donker een verschrikkelijk kabaal. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat sommige Brussels jacht maken op vossen, ook al is de soort bij wet beschermd. Groendienstmedewerkers halen de dieren vaak op bij mensen thuis en brengen ze naar het Zoniënwoud, maar niemand weet of ze daar blijven of na verloop van tijd gewoon terugkeren naar de plek waar ze zijn geboren: Brussel.
Maar niet alleen vossen hebben de stad ontdekt, ook andere en soms verrassende soorten hebben er zich permanent gevestigd. Toen in de jaren 50 een kleine dierentuin de deuren sloot, vond men er niets beters op dan een kleine parkietsoort de vrijheid te geven. Ze zouden tijdens de komende winter beslist doodvriezen, dacht men. Maar dat gebeurde dus niet en de kolonie halsbandparkieten is intussen uitgegroeid tot een zwerm van meer dan 5000 vogels en ook die maken na zonsondergang een hels kabaal. En kleine knaagdieren, die normaliter alleen in het bos wonen, hebben zich ondertussen in de vogelkastjes geïnstalleerd, terwijl torenvalken de stad een uitstekende plek vinden, want de hoge flatgebouwen en buildings lijken op rotsen en vooral kerktorens zijn geliefd, want daar kunnen ze nesten bouwen en hun jongen in een veilige omgeving verzorgen. Maar ook kleine slangen worden vaak opgemerkt, al is het niet duidelijk of die uit eigen beweging zijn gekomen of door voormalige hobbyisten zijn achtergelaten.
In Brussels Wild schets regisseur Bernard Crutzen een beeld van de situatie en zijn beeldmateriaal is bij momenten zeer verrassend, want hij heeft kunnen rekenen op de medewerking van de Brusselse milieudienst en Brusselaars die zich om de wilde dieren in de stad bekommeren. Onze enige kritiek geldt de vaak belerende toon van het commentaar en de lijzige voordracht van Daan.
BEELD EN GELUID
Het beeldmateriaal is goed van kwaliteit. Het is kleurrijk en de nachtelijke opnamen zijn gedetailleerd en scherp, zij het met een kleine korrel, maar dat is onvermijdbaar en het stoort niet in een dergelijke productie. Het geluid staat in stereo. Meer heeft deze documentaire ook niet nodig.