Regie: Soren Kragh-Jacobsen
Met: Patrick Bergin, Jordan Kiziuk, Jack Warden, James Bolam, Stefan Sauk, Simon Gregor, Lee Ross, Suzanna Hamilton, Sian Nicola Liquorish
Stefan en Boruch, respectievelijk de vader en de oom van de 11-jarige Alex, werken in het getto van Warschau in een goederenopslagplaats. Dat is een redelijk veilig baantje, want het garandeert ze dat ze niet willekeurig worden opgepakt en weggevoerd naar een onbekende bestemming. Alex zit overdag veilig verstopt, maar af en toe kan hij het niet laten om z’n vader op te zoeken op diens werk. Dat wordt hem fataal op het moment dat de SS besluit om de opslagplaats te sluiten en de arbeiders op transport te zetten. Z’n oom wordt na een opstootje doodgeschoten op straat, z’n vader wordt door de nazi’s apart genomen en Alex kan zich op het nippertje uit de voeten maken. Wacht op me, ik kom terug, zijn de laatste woorden van z’n vader, en dus besluit Alex om in de buurt te blijven en zich in de ruïnes van een gebombardeerde huizenrij te verschuilen. Dat is riskant, want regelmatig keert de SS terug om dat deel van het getto uit te kammen op zoek naar joden die er zich toch nog verstoppe. Alex weet zich op een verbazingwekkende manier op z’n eentje te redden, want hij kiest een schuilplaats op de tweede verdieping van een gedeeltelijk ingestort huis, die hij via een zelfgemaakte touwladder kan bereiken. Z’n witte muisje Sneeuw gebruikt hij om voedselvoorraden op te sporen en hij bedenkt een systeem om regelmatig aan drinkwater te komen nadat de nazi’s de watertoevoer naar het getto hebben afgesloten. Via een klein raampje in de buitenmuur van het gettohuis heeft hij ook uitzicht op de buitenwereld, en tot Alex’ verrassing gaat het leven daar z’n gewone gangetje. Na verloop van tijd zal hij z’n veilige omgeving af en toe verlaten om er op zoek te gaan naar voedsel en medische hulp voor een gewonde partizaan die hij met een katrol naar z’n hoge schuilplek heeft gehesen. Als de nazi’s besluiten om de muren om het getto te slopen en de leegstaande huizen toe te wijzen aan Polen, wordt de toestand gevaarlijk, maar Alex besluit om desondanks stand te houden: hij wacht op de terugkeer van z’n vader.
The Island On Bird Street is gebaseerd op de semi-autobiografische roman van de Poolse auteur Uri Orlev, waarin hij over zijn tijd in het getto van Warschau vertelt tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is niet duidelijk in hoeverre de roman/film een neerslag is van zijn eigen ervaringen, want terwijl de film eindigt met de reünie van Alex en zijn vader in een schijnbaar bevrijd Warschau, is Uri Orlev in werkelijkheid toch in het concentratiekamp van Bergen-Belsen terechtgekomen en dat komt niet in de film aan bod. Nadien emigreerde hij naar Israël waar hij een bekend en gevierd auteur van kinderboeken is. Zijn werk is ondertussen in meer dan 36 talen uitgegeven.
The Island On Bird Street is oorspronkelijk een kinderboek en dat heeft consequenties voor de manier waarop het boek is geschreven en de erop gebaseerde film is geconcipieerd. Om het voor kinderen eenvoudig te houden zijn nl. een aantal personages (eigenlijk de meeste behalve Alex) nauwelijks uitgewerkt en ook in de film komen de scenaristen niet verder dan een aanzet, om dan gauw terug te keren naar de bezigheden van Alex in wat hij z’n ‘kast’ noemt in het ruïneuze huizencomplex in het getto. Bijgevolg verneem je niet of de dokter die hij een pak geld toestopt om z’n zieke vriend te helpen dat doet uit humanitaire overwegingen of gewoon omdat hij de centen kan gebruiken, en ook niet waarom Alex niet meer verschijnt op de afspraakjes met een Pools meisje in het park van Warschau. Maar ook over zijn redenen om niet in te gaan op een voorstel om het gevaarlijke getto te ruilen voor een veilig onderkomen op het Poolse platteland, verneem je als kijker niets, terwijl hem de zekerheid wordt gegeven dat men een berichtje voor z’n vader zal achterlaten.
De Duitsers worden als sadistische monsters voorgesteld, behalve dan die oudere man die hem op een keer toch niet arresteert. Maar ook de joden die voor de SS werken – en die wellicht geen keuze hadden, tenzij de kogel – worden over dezelfde kam geschoren. Anderzijds slagen ze er niet in om Alex tot drie keer toe op te pakken, terwijl ze op enkele centimeters van z’n schuilplaats staan én ze alle andere verstopte joden in de buurt wél ontdekken en afvoeren. Misschien had de jonge kerel het geluk aan z’n kant, wie weet, maar het klinkt toch allemaal een beetje te rooskleurig en soms lijkt een situatie op z’n minst een beetje geforceerd. Maar omdat de makers zich bijna uitsluitend op Alex concentreren hebben ze weinig keuze en moeten ze voortdurend nieuwe (gevaarlijke) situaties opvoeren waaruit het hoofdpersonage zonder kleerscheuren wegkomt. Na een tijdje leidt dat tot een zekere mate van herhaling zonder dat het verhaal echt opschiet en dat kan ook niet anders, want hoe Alex vader Stefan zich ondertussen de dood van het lijf houdt, dat wordt al evenmin verteld. Die verschijnt op het einde van de film als een deus ex machina ten tonele zonder verdere uitleg. Zat hij al die tijd in een concentratiekamp?, heeft hij voor de nazi’s gewerkt? Uit z’n fysieke toestand kan je als kijker in elk geval besluiten dat hij niet tussen de uitgemergelde mannen in hun gestreepte plunje stond toen de geallieerden het kamp van Auswitch bevrijdden!
Jordan Kiziuk neemt zowat de hele screentijd voor zijn rekening. De jonge acteur – die beslist ouder was dan 11 tijdens de opnamen – levert een prima en geloofwaardige prestatie, al stoppen de makers hem niet altijd in even geloofwaardige situaties, maar Kiziuk slaagt er wel in om de situatie vanuit het standpunt van een kind zichtbaar te maken, waarbij de zwart-wittekening van de volwassen beslist ook daaraan te wijten is. In een kleine en korte rol ziet u Jack Warden als Alex’ oom Boruch – maar wellicht zijn grootoom, want ook zijn vader Stefan spreekt de oudere man met de titel oom aan. Het is uiteraard een detail waarmee we kinderen niet lastig willen vallen en voor de rest gebruikt ook niemand de titel grootoom voor de broer van zijn grootvader. In Vlaanderen noem we zo iemand ook gewoon nonkel. Jack Warden (Death on the Nile, 1978; 12 Angry Men, 1957) was 77 toen hij de rol van Boruch voor z’n rekening nam en ondanks z’n korte optreden, slaagt hij er toch in om indruk te maken, niet alleen met z’n imposante fysieke uitstraling, maar ook met z’n natuurlijke manier van doen.