I'LL SLEEP WHEN I'M DEAD
Bespreking door: Dieter - Geplaatst op: 2006-05-22
FILM
Charles Bronson mag dan al een tijdje dood zijn, het genre waar hij de peetvader van is, is dat allerminst. Meer zelfs, de laatste jaren kent de wraakfilm een ware creatieve renaissance. John Singeltons
Four Brothers combineerde een persoonlijke vendetta met een aanstekelijke neo-blaxploitation stijl, terwijl Quentin Tarantino het genre met een vette
Aziatische knipoog verfilmde. Ook in Groot-Brittannië stort een nieuwe generatie jonge filmwolven zich hongerig op de wraak als thema. En af en toe krijgen ze het gezelschap van een oude vos. Veteraan Mike Hodges herdefinieerde veertig jaar geleden de wetten van het genre in zijn compromisloze
Get Carter. Anno 2003 zette de cineast zich achter de camera voor een prent die in de voetsporen probeert te treden van zijn illustere voorganger. Maar veel goede intenties ten spijt behoort
I'll Sleep When I'm Dead niet tot het betere werk van Hodges.
De film opent met Davey Graham, een knappe jongeman die drugs dealt aan rijke meisjes en geregeld een potje seks krijgt als bonus. Op weg naar huis na een nachtje stappen wordt hij echter anaal verkracht door een gefrustreerde autohandelaar. Geschokt en verward kruipt hij thuis in bad, overloopt de verkrachting honderden malen in zijn hoofd en pleegt zelfmoord. Voor de begrafenis keert zijn oudere broer Will Graham terug naar Londen, na drie jaar van zelf gekozen verbanning naar het platteland. Will was ooit een gevreesde gangster in de onderwereld en zijn terugkeer doet dan ook de wenkbrauwen van zijn ex-collega’s fronsen. Zij beseffen niet dat hun doen en denken Will geen fluit interesseert. Hij wil alleen weten waarom zijn kleine broertje met een mes zijn keel bewerkte. En hij zweert degene die hem tot de wanhoopsdaad dreef op te sporen en de nek om te wringen.
I'll Sleep When I'm Dead straalt vanaf de eerste minuut hoopvolle anticipatie uit. De begingeneriek haalt zijn inspiratie bij klassieke Film Noir en de openingsscènes doen denken aan de rauwe gangsterdrama’s die de Britse cinema begin jaren tachtig aan de lopende band afleverde. Helaas blijkt het aangename stilisme al snel slechts een façade voor een té lange, té praatzieke en te weinig opwindende pseudothriller. Mike Hodges heeft veel aandacht voor atmosfeer: hij zuigt de groezeligheid van de straten en kwakt ze als een volleerd schilder op het filmische canvas. De regisseur laat echter serieuze steken vallen wanneer de structuur van de prent onder de loep wordt genomen. Zo duurt het veel te lang eer Clive Owen in actie schiet, heeft een subplot met een rivaliserende gangsterbaas nauwelijks impact op de plot en verdoet dus kostbare screentijd, en creëert de cineast vaak verwarring door de kijker met vage informatie te bestoken over nochtans cruciale nevenpersonages. Zo is de – familiale? – band tussen Owen en Rampling nooit duidelijk.
Evenmin hartverwarmend is hoe de lange, berekende aanloop een voorspelbare en bruuske climax kent. In een wraakfilm wil ik meeleven met de protagonist, wil ik de haat voelen die hij voelt voor de moordenaars van iemand die hem na aan het hart ligt, wil ik zelf de neiging hebben de trekker over te halen en hen omver te knallen. Die neiging heb ik nimmer in
I’ll Sleep When I’m Dead. De functionele fotografie, de professionele montage en de schijnbaar door
The Conversation geïnspireerde soundtrack kunnen hierin niet met de vinger gewezen worden. Wel cineast Hodges, die enkele betwistbare ritmische keuzes maakt, en scenarist Trevor Preston, die na een goede opening vervalt in de torenhoge clichés van het urbane Britse misdaaddrama.
Gelukkig zijn er nog de acteurs om enigszins de meubelen te redden. Clive Owen bedankt Mike Hodges voor zijn doorbraakfilm
Croupier met een gedegen centrale vertolking. De acteur durft wel eens te diep af te glijden in overdreven somberheid, maar de gekwetste kern van een man die zijn broertje verloor, blijft intact. Jonathan Rhys-Myers kan ik doorgaans niet pruimen, maar hier valt zijn prestatie best mee, hoewel – of misschien juist omdàt – zijn optreden tot het eerste kwartier beperkt blijft. Jamie Foreman overwint zijn cliché-accent moeiteloos en is altijd geloofwaardig als Owens beste vriend. Maar Charlotte Ramplings personage – is ze Owens moeder? Zijn minnares? De film blijft vaag hierover – is vlees noch vis en daarom zo goed als overbodig, en ook Malcolm McDowell kan niet overtuigen omdat hij voor de zoveelste keer zijn geijkte ‘arrogante zak’ uit de kast haalt.
I'll Sleep When I'm Dead is een titel als een klok voor een exploitistische wraakfilm met veel onnodig geweld, goedkope actie en gratuite seks. Spijtig genoeg vonden Mike Hodges en zijn team een cerebrale aanpak beter passen, met een zeer trage opbouw en een anticlimactisch einde. Ergens in de ruwe cut van de prent moet een uitstekende Britse neo-noir verborgen liggen, met messcherpe dialogen, een hoog tempo en de impact van een bloederige moker. Maar ik vrees dat we die nooit te zien zullen krijgen en dat we het moeten stellen met deze bijwijlen interessante, maar nooit meeslepende lightversie.
BEELD EN GELUID
Belangrijke segmenten van de film vinden 's nachts plaats en dus is het van groot belang dat de hoeveelheid grain laag wordt gehouden, het contrast hoog ligt en de zwartniveaus niet naar het grijze neigen. Gelukkig is dat het geval bij deze dvd-transfer, zodat je constant naar een prima beeld zit te kijken, dat in de dagscènes zelfs nóg beter oogt. De 16:9-ratio is nagenoeg identiek aan het originele 1.85:1-formaat. Het geluid laat niet meteen een verpletterende indruk, omdat een praatzieke film dat nu eenmaal niet toelaat. Toch worden alle dialogen uitstekend weergegeven, klinkt de soundtrack redelijk ruimtelijk en is nergens achtergrondruis te bekennen.
EXTRA'S
Hoewel de disc het label 'Special Collector’s Edition' meekrijgt, tref je er enkel vier
Cross-promotionele Trailers op aan voor andere DFW-releases.
CONCLUSIE
I'll Sleep When I'm Dead had een stijlvolle, entertainende en bloederige wraakfilm kunnen worden, maar wordt door cineast John Hodges gekneed tot een overlang, onderontwikkeld gettodrama. Een beetje meer 'fun' injecteren had geen kwaad gekund. De audiovisuele presentatie op dvd is zeer behoorlijk, maar de bonussectie is eerder dood dan slapende.