ILLUSIONIST, THE (L'ILLUSIONNISTE)
Bespreking door: Dieter - Geplaatst op: 2011-02-20
FILM
The Illusionist een ouderwetse animatiefilm noemen is een understatement. Niet alleen speelt de prent zich af op het einde van de jaren vijftig, ze kon toen ook gemaakt zijn. De film ademt namelijk van begin tot einde de ambachtelijkheid uit van animatoren die niet achter een computer zitten, maar die met potlood, inkt en verf zwoegen boven een tekentafel. Voor iemand die een grote fan is van traditionele tekenfilms - en daar maar je mij zeker toe rekenen - vertegenwoordigt
The Illusionist dus een zeldzaam moment van nostalgie nu bioscoopzalen door CGI gedomineerd worden. Dat is de kracht van de film, maar ook de zwakte. Want regisseur Sylvain Chomet (
Les Triplettes De Belleville) speelt zodanig in op die nostalgie dat er nauwelijks ruimte overblijft voor een verhaal of voor karakterontwikkeling. En zelfs voor een productie die amper vijf kwartier duurt, wraakt zich dat op de duur.
De mosterd haalde de regisseur bij een nooit verfilmd scenario van Jacques Tati, de Franse meester van de observatie. De protagonist, Tatischeff, een illusionist in de herfst van zijn bestaan, deelt dan ook de trekken van Tati - en loopt op een bepaald moment zelfs een vertoning van
Mon Oncle binnen. Aan het begin van de prent wordt meteen duidelijk dat Tatischeff niet meer in staat is zalen te vullen. Hij laat daarom Frankrijk achter zich en beproeft zijn geluk eerst in Londen en vervolgens in Schotland. Daar loopt hij een arm kamermeisje tegen het lijf dat waarachtig gelooft in zijn toverkunsten. Niet in staat haar de waarheid te zeggen, neemt hij haar mee naar Edinburgh waar zij de liefde zal vinden en hij tot het besef komt dat er in de moderne wereld geen plaats meer is voor anachronismen zoals illusionisten.
Zoals we gewoon zijn van films van Jacques Tati bevat
The Illusionist dus een sluimerende tristesse, heimwee naar een eerdere, simpelere tijd die nooit meer terugkomt. De prent zit vol momenten van eenzaamheid - een buikspreker die als enige vriend zijn pop heeft - en zwarte humor - een clown die zich wil verhangen. Tegengewicht moeten humoristische personages als een bijtgraag konijn, een volslanke Teutonische operazangeres en een dronken Schot bieden. Helaas slaagt Chomet er niet in een bevredigend evenwicht te vinden tussen de twee. De balans helt zodanig over naar het trieste, dat ik hem mensen die een depressie nabij zijn niet zou aanraden. Bovendien is Tatischeff een weliswaar charmant ankerpunt, maar ook iemand die op de laatste vijf minuten na amper enige evolutie doormaakt. Het andere hoofdpersonage, het kamermeisje, is dan weer zo opportunistisch in al haar naïviteit dat je haar steeds met enige argwaan bekijkt.
Bijkomend probleem is dat de cineast volledig de kaart van de traditionele Europese visie op de animatiefilm trekt. Dat betekent veel ruime shots en geen close-ups, waardoor de emotie die uit de eenzaamheid van de personages spreekt of de verlangens van de protagonisten zelden op de kijker worden overgedragen. Waarom
The Illusionist je dan toch af en toe een warm gevoel vanbinnen bezorgt? Dat is met name te danken aan de weergave van de decors. Edinburgh - op zich al een adembenemend mooie stad - zag er nooit beter uit op het witte doek, zelfs al hangen er voortdurend donkere regenwolken boven de stad. Van de meanderende
kasseisteegjes tot de groene hellingen van Holyrood Park is het kleurenpalet dat de animatoren hanteren een meesterklas in subtiele emotionele beïnvloeding.
En zo groeit een film die op dramatisch vlak geen potten breekt alsnog uit tot een prent waarvan je vaak je ogen niet af kan houden. Als we de tekortkomingen even met de mantel der liefde bedekken - naast de eerdere opsommingen, mag je daar ook de wisselvallige verdienste van het bijna totale gebrek aan dialogen bijrekenen - kan je zelfs zeggen dat
The Illusionist in staat is om je opnieuw verliefd te laten worden op een vorm van animatie die wellicht nooit meer in groten getale (thuis)bioscopen zal sieren. Alleen al daarom moet je erkennen dat de Oscar-nominatie die de prent recent in de wacht sleepte niet gestolen is.
BEELD EN GELUID
Van een recente animatiefilm - ook eentje die op ambachtelijke wijze werd gemaakt - mag je verwachten dat die er quasi perfect uitziet op dvd. Dat is dan ook het geval. De beelden ogen extreem sfeervol dankzij een bewuste keuze voor tekeningen die niet honderd procent haarscherp zijn en het al eerder aangehaalde, emotioneel sterke kleurenpalet. De soundtrack bestaat uit een DTS-spoor en een Dolby 5.1-track die nauwelijks voor elkaar moeten onderdoen. Omdat er nauwelijks dialogen zijn (en die zijn bewust moeilijk verstaanbaar) ligt er wel veel druk op de achterste boxen om een imposant geluidsspectrum te creëren, maar vanwege een nadruk op subtiliteit, komt die er niet volledig uit.
EXTRA'S
De enige extra is een
Trailer.
CONCLUSIE
The Illusionist neemt een oud scenario van Jacques Tati en maakt er treffend een hommage aan een verloren kunst van. De geanimeerde beelden zijn een lust voor het oog, maar helaas is het verhaal niet sterk genoeg om de kijker waarachtig te ontroeren. De visuele en auditieve kwaliteit van de dvd is dik in orde, de bonussectie bevat alleen een trailer.