Regie: Francis Hanly
Met: Sir George Martin, Sir Paul McCartney, Ringo Starr, Michael Palin, Jeff Beck, Cilla Black, Rolf Harris, Millicent Martin, Bernard Cribbins
Toen George Martin in 1950 aan de slag ging als assistent van labelmanager Oscar Preuss, was Parlophone Records vooral actief in genres zoals jazzmuziek, hoorspelen en comedy (in de jaren vóór de introductie van de tv namen radio en plaatopnamen die rol op zich). Toen Preuss in 1955 met pensioen ging en Martin hem opvolgde, koesterde hij de ambitie om Parlophone zo groot te maken als de zusterbedrijven HMV en Columbia (twee grotere EMI-labels die o.a. werk van Elvis Presley en Cliff Richard verdeelden op de Europese markt). Het tij keerde voor Parlophone toen George Martin in de lente van 1962 een afspraak maakte met Brian Epstein om naar een demo te luisteren van een Liverpools groepje dat hij onder z’n vleugels had genomen. Martin was niet onder de indruk, maar hij beloofde dat hij een paar uur opnametijd zou reserveren mochten The Beatles ooit in Londen zijn (op dat moment waren ze nog actief in Hamburg). Dat was een wijs besluit, want daarmee maakte hij niet de fout die HMV, Columbia en concurrent Decca wél maakten toen ze Epstein eerder zonder meer de deur wezen. Ik kon me bij hun muziek niet zoveel voorstellen, zegt George Martin over de demo-opnamen, maar ik wilde Brian Epstein niet ontgoochelen. Op 6 juni 1962 deden The Beatles auditie in de studio’s van Parlophone Records. Martin luisterde met weinig enthousiasme naar de songs die hij al eerder op de demo had gehoord, maar het was een nieuw zelfgeschreven nummer dat z’n aandacht trok: Love Me Do. Een maand later bood hij Epstein een platencontract aan voor The Beatles, maar Pete Best zag hij niet zitten. Z’n drumpartij beviel hem niet en hij sprak met Brian Epstein af dat de groep een betere drummer nodig had. Voor de opnamen op 11 september opteerde George Martin voor een studiomuzikant, maar ondertussen hadden John , Paul en George Pete Best vervangen door Ringo Starkey en die verscheen dus op de afgesproken dag als vierde man in de Abbey Road-studios’s. Love Me Do werd op 5 oktober 1962 uitgebracht als eerste single op het Parlophone Records-label, doch het was niet Ringo Starr die aan de drums zat, maar sessiedrummer Andy White (18de en laatste take). De versie met Pete Best verscheen in 1995 op Anthology 1. Een maand na z’n release stond Love Me Do op de 17de plaats in de Engelse hitparade, de hoogste positie die het nummer zou bereiken, Op 30 mei 1964 stond de song op nummer 1 in de Amerikaanse hitparade en bleef er 14 weken onafgebroken in de versie mét Ringo Starr aan de drums… Vóór 1962 was George Martin er met Parlophone Records in geslaagd om 1 nummer 1-hit te scoren in Engeland. Tussen 1962 en 1969 scoorde hij met de Beatles alleen 19 nummer 1-hits in Engeland en groeide de band wereldwijd uit tot de best verkopende muziekgroep aller tijden.
De carrière van George Martin was evenwel veel langer dan de periode waarin hij met The Beatles samenwerkte en daaraan wordt in deze 80 minuten durende documentaire ruim aandacht besteed. Regisseur Francis Hanly begint bij het begin, nl. bij George Martins geboorte in het Londense district Highbury in 1926, vervolgens passeren z’n schooltijd, z’n werk als klerk en z’n carrière als piloot bij de afdeling Fleet Air Arm van de Royal Navy. In 1947 zwaait hij af en besluit een opleiding van drie jaar te volgen aan de Guildhall School of Music and Drama. Hij studeert er compositie, piano en hobo en leert er het werk kennen van Rachmaninov en Ravel. Ik wilde graag Rachmaninov II worden, zegt Martin, want hij was goed in compositie en piano, maar via z’n baantje bij de klassiekemuziekafdeling van de BBC kwam hij in contact met Oscar Preuss van EMI die hem in 1950 aannam als z’n assistent bij Parlophone Records. In 1952 scoorde hij met de Peter Ustinov single Mock Mozart, maar hij hield er zich vooral bezig met opnamen van barokmuziek, plaatversies van succesvolle theaterstukken en regionale Britse volksmuziek en na z’n aanstelling als baas van het platenlabel werkte hij met de komieken Peter Sellars en Rolf Harris en met de muziekband The Vipers Skiffle Group waarmee hij succes oogstte.
Z’n besluit om met The Beatles in zee te gaan wordt gezien als één van de beste deals uit de populairemuziekgeschiedenis. Beatles’ manager Brian Epstein zat evenwel niet stil en bracht voortdurend nieuw talent aan dat George Martin graag een kans bood, o.a. Cilla Black en Gerry & The Pacemakers. Later kwamen daar The King’s Singers bij, America, Jeff Beck, Ultavox, countryzanger Kenny Rodgers, Cheap Trick, The Mahavishnu Orchestra en Gary Glitter. In 1965 ging George Martin als één van de eerste producers aan de slag als freelancer met z’n eigen Associated Independent Recordings dat tot vandaag geldt als één van de belangrijkste opnamestudio’s ter wereld. In z’n studio’s op het Caribische eiland Monserrat maakten o.a. The Rolling Stones, Elton John, Tom Jones, Dire Straits, The Police, Pink Floyd, Black SabbathSheena Easton, Supertramp en Paul McCartney plaatopnamen. In 1989 werd het Monserrat-complex vernield tijdens de doortocht van orkaan Hugo en in 1991 richtte Martin een nieuwe bedrijf op in Noord-Londen (AIR Lyndhurst) waar heel veel klassieke muziek en rockmuziek opgenomen wordt, maar ook filmmuziek en muziek voor games.
Francis Hanly maakt in de documentaire gebruik van oude foto’s, home-video’s en filmpjes van de Royal Navy. Uiteraard komt George Martin ruim aan het woord en worden fragmenten uit eerdere interviews ingelast om het verhaal te vervolledigen. U ziet Sir Paul McCartney en Ringo Starr die met George Martin herinneringen ophalen in z’n opnamestudio en Martins zoon Giles (uit z’n tweede huwelijk) die z’n vader ondervraagd over z’n tijd met The Beatles. Giles werkte in 2005 samen met z’n vader aan de Beatles-opnamen voor de Cirque du Soleil-show en is met andere woorden in de voetstappen van z’n vader getreden. O.a. tv-makerMichael Palin, gitarist Jeff Beck, Cilla Black, komiek Rolf Harris, actrice en zangeres Millicent Martin, acteur Bernard Cribbins en tal van andere artiesten die succes oogstten tijdens George Martins Parlophone Records-periode komen aan het woord over zijn manier van werken, zijn karakter en zijn doorzettingsvermogen. Samen zijn ze het over een paar dingen eens: George Martin was een harde werker, een prima muzikant, en uitstekende producer, een man met een open karakter die zelden om de pot draaide, maar die slechte boodschappen op een gentlemanachtige manier wist te verwoorden. Veel ruimte is er ook voor Judy Lockhart-Smith, Martins tweede echtgenote. Hij leerde haar kennen bij Parlophone, maar langs haar kant was het zeker geen liefde op het eerste gezicht. In 1966 traden ze uiteindelijk in het huwelijk. Voorts is er aandacht voor de activiteiten in de latere jaren, het grote succes als top-producer (na de Beatles-tijd) en de toenemende doofheid (die al tijdens het Beatles-tijdperk begon), waardoor hij o.a. de opdracht moest weigeren om de latere singles Free as A Bird (1995) en Real Love (1996) klaar te maken voor de wereldwijde release.
Uiteraard wordt vooral uitgekeken naar het hoofdstuk over de samenwerking met The Beatles, maar uiteindelijk beslaat dat onderdeel niet meer dan een derde van de documentaire. Dat is jammer, maar in werkelijkheid werkte George Martin maar 8 jaar of zo’n 20 procent van z’n tijd effectief met The Beatles samen en bij de werkzaamheden aan de Anthology-cyclus, de remastering van de officiële albums en de latere releases was er zelfs van samenwerking geen sprake meer. Maar het moet gezegd: regisseur Francis Hanly maakt van het hoofdstuk The Beatles een interessant onderdeel waarin hij naast fotomateriaal korte video-opnamen verwerkt die nauwelijks bekend zijn en waarin hij met George Martin praat over zijn inbreng in het productieproces van de Beatles-albums of fragmenten toont uit eerdere interviews die dat onderwerp aansnijden. Het is typisch dat journalisten veel meer technische inbreng op zijn conto schrijven dan George Martin zelf bereid is om als zodanig te bevestigen. Uiteraard waren de prachtige vioolpartijen op McCartneys Yesterday en Eleanor Rigby van zijn hand, maar volgens Martin was het telkens Paul die uiteindelijk besloot om strijkers toe te voegen. Dat de partituren van hoge kwaliteit zijn, is wél zijn verdienste, en daar heeft Martin geen moeite mee, uiteindelijk was compositie zijn eerste liefde, maar hij ontkent dat hij degene is die het allemaal heeft bedacht. John, Paul en George waren zeer creatieve geesten die openstonden voor experimenten en dat is wat ze deden, zegt hij daarover, experimenteren.