IN WHICH WE SERVE
Bespreking door: Dieter - Geplaatst op: 2013-01-03
In Which We Serve maakt deel uit van de David Lean Centenary Collection, waarin ook alle andere films uit de Britse periode van de cineast zijn opgenomen: This Happy Breed, Blithe Spirit, Brief Encounter, Great Expectations, Oliver Twist, The Passionate Friends, Madeleine, The Sound Barrier en Hobson's Choice.
FILM
Net zoals dat in Hollywood het geval was, werd ook de Britse filmindustrie tijdens de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog volop ingeschakeld om het volk van het nut van de oorlogsinspanning te overtuigen. Een van de meest succesvolle prenten uit die tijd was
In Which We Serve, 'het verhaal van een schip' zoals de eerste monoloogzin van de film verklaart. De prent opent met een confrontatie tussen de Britse kruiser HMS Torrin en een Duitse tegenhanger, een pleit dat de Britten zullen verliezen. De Torrin wordt gekelderd en zinkt naar de bodem van de Atlantische Oceaan, maar een handvol matrozen en officieren overleeft de aanval en dobbert, zich vastklampend aan een rubberboot, op de golven. In afwachting van een geallieerd schip dat ze kan redden, mijmeren de zeelieden over hun leven voor deze missie en blikken ze terug op de goede tijden die ze met hun geliefden én op de HMS Torrin doorbrachten.
Dat
In Which We Serve in 1942 een gevoelige snaar trof bij het grote publiek was niet verwonderlijk. De film confronteerde immers de familieleden van de marineofficieren en matrozen met hun dagelijkse emotionele worsteling. Wel verwonderlijk is dat de film gemaakt werd door Noel Coward, een man die in het begin van de jaren veertig nog gepercipieerd werd als een highsocietyplayboy, een gevolg van de toneelstukken die hij schreef in de voorgaande decennia en die als geen ander een beeld schetsten van de Britse 'roaring twenties'. Maar Coward was een goede vriend van Lord Mountbatten, een marineofficier die zelf het zinken van een oorlogsschip meemaakte en het verhaal met Coward deelde. Dat zou de basis vormen voor de plot van
In Which We Serve.
De meest geslaagde ingreep in het scenario is zonder meer de flashbackstructuur. Die laat toe om het onzekere lot van de drenkelingen te contrasteren met de relatieve gemoedsrust van hun civiele leven. Niet elk van de flashbacks is even zeemzoet (een Duitse bommenraid op Londen die alleen vrouwen doodt, zorgt bijv. voor een van de meest wrange emoties in de prent), maar de sequenties geven wel uitstekend weer hoe belangrijk de steun van de echtgenotes was voor de moraal van de mariniers. Bovendien schetst Coward in zijn scenario de karakters met erg veel gevoel en variatie: hij heeft oog voor zowel degenen die hoog op de marineladder staan als voor de simpele matroos, voor de oorlogsheld en de lafaard. De dialogen zijn iets te gemanieerd om honderd procent geloofwaardig te zijn, maar dat past in de traditie van de Britse film uit de jaren veertig.
In diezelfde traditie zitten de acteerprestaties. Verwacht geen doorwrochten vertolkingen van de cast, maar eerder emoties die subtiel aan de oppervlakte borrelen. Noel Coward nam zelf de rol van kapitein Kinross voor z'n rekening, de bevelhebber van de HMS Torrin. Hij bewaart te allen tijde de kalmte en is zo een gedroomde gezagvoerder die zelfs in de meest ernstige situaties een baken van moed is voor de manschappen en die hen met eloquente speeches kan begeesteren. Ook John Mills geeft een uitstekende vertolking als een van de matrozen, die dankzij de gedachte aan zijn echtgenote en hun nog ongeboren kind de oorlogshectiek kan doorstaan. In een kleine, maar beklijvende rol herkennen we ook Richard Attenborough in zijn filmdebuut, als een mortierlader die uit angst zijn positie verlaat. Hoe goed de vertolkingen van de mannelijke acteurs ook zijn, het zijn vooral de vrouwen die de grootste indruk achterlaten. Zo is Kay Walsh herkenbaar en ontroerend als de zwangere echtgenote die in onzekerheid achterblijft terwijl haar man zijn leven riskeert voor het vaderland. En, in de beste scène van de film, houdt Celia Johnson een indringende kerstspeech over zowel haar liefde voor haar echtgenoot als de rivaliteit van alle vrouwen t.o.v. de maitresse van iedere matroos: hun schip.
Maar hoewel er in de verouderde maar degelijke film heel wat te genieten valt betreffende script en acteurs, verdient
In Which We Serve vooral een plek in de filmgeschiedenis omdat dit de debuutfilm is van David Lean als regisseur. Noel Coward had geen ervaring met een film op deze schaal en had daarom iemand nodig die zich met de 'technische kant' van de regie bezig kon houden. Op aanraden van cameraman Ronald Neame viel zijn oog uiteindelijk op Lean, die een stevige reputatie als monteur genoot. De bijdrage van Lean is niet te onderschatten: de kadrages zijn vaak om van te snoepen en hij gebruikt het contrast tussen licht en donker optimaal voor dramatisch effecten. Ook in het vinden van een ritme voor de flashbacks was zijn bijdrage enorm, gezien zijn verleden als monteur. Het aantal films waarin een cineast opduikt als een volledig gevormde regisseur, die perfect weet welke mogelijkheden het medium biedt, is op de vingers van één hand te tellen, maar
In Which We Serve is zo'n film. Ook al heeft de prent de tand des tijds niet ongeschonden doorstaan, oogt de prent dankzij David Leans visuele meesterschap nog heel wat beter dan het merendeel van de propagandafilms uit de jaren veertig. En
In Which We Serve zou slechts het begin zijn van een van de meest indrukwekkende filmografieën uit de geschiedenis van de zevende kunst.
BEELD EN GELUID
De film kreeg enkele jaren geleden een grondige restauratie van het Britse Film Instituut en het resultaat daarvan is een beeldtransfer die er bijzonder goed uitziet voor een film van zeventig jaar oud. Grain is amper aanwezig en krassen of printbeschadigingen zijn nagenoeg volledig weggewerkt. Bovendien is de scherpte verrassend goed. Het enige grote minpunt is dat het contrast te weinig subtiliteit bevat: in meer dan één scène overweldigen de schaduwpartijen acteurs en decor. De monosoundtrack klinkt iets te schril tijdens de actiescènes, maar geeft de dialogen helder en verstaanbaar weer.
EXTRA'S
De voornaamste extra op deze schijf is
A Profile of 'In Which We Serve' (25 min.). Deze korte documentaire dateert uit de jaren negentig en brengt de toen nog levende acteurs en crewleden voor de camera om inzicht te geven in de productie van de film. Er worden heel wat leuke anekdotes gedeeld, waardoor de 25 minuten voorbijvliegen. Daarnaast bevat de disk een
Trailer en een
Fotogalerij.
CONCLUSIE
In Which We Serve is een oerdegelijke oorlogsproductie, die naast de propagandistische noot nimmer vergeet een goed verhaal te vertellen. De acteerprestaties zijn bovendien prima, net als de opvallende regie van debutant David Lean. Ook al is de film verouderd, het talent voor en achter de camera maakt de prent nog steeds goed bekijkbaar in 2012. Beeld en geluid zijn met veel liefde gerestaureerd en in de bonussectie is een inzichtelijke featurette het absolute hoogtepunt.