Regie: Vittorio Sindoni
Met: Sophia Loren, Margareth Madè, Xhilda Lapardhaja, Nicola Di Pinto, Carla Cassola, Enzo de Caro, Raffaele Esposito
Deel 1 van de tv-serie begint in Pozzuoli (bij Napels) op de dag dat Riccardo Scicolone een bezoek brengt aan z’n dochter Sophia in het huis van haar grootouders waar ze met haar moeder Romilda Villani en haar jongere zus Maria woont sinds het uiteenvallen van de relatie van haar ouders. Romilda heeft de affaire nooit verwerkt, want ze is altijd verliefd gebleven op de man die haar nooit ten huwelijk heeft gevraagd, die z’n tweede dochter Maria niet heeft willen erkennen en die ondertussen met een andere vrouw is getrouwd bij wie hij wél twee wettige kinderen heeft. De ontmoeting zorgt overigens voor extra stress omdat Maria geacht wordt op haar kamer te blijven tijdens het bezoek van haar vader. Maar Romilda is er niet de vrouw naar om bij de pakken te blijven zitten en als blijkt dat de oudste, Sophia, acteerambities heeft, besluit ze om haar dochter een kans te geven. Ze verkassen samen naar Rome waar Sophia voor een figurantenrol in Quo Vadis (1951) geselecteerd wordt en later voor een fotoroman. Moeder en dochter wonen aanvankelijk in een goedkoop pensionnetje en later in een iets ruimere flat als Maria te kennen geeft haar moeder en zusje te missen. Sophia wint de tweede prijs in de Miss Italië-verkiezing en maakt kennis met filmproducer Carlo Ponti met wie ze na verloop van tijd een relatie begint en later in het huwelijk treedt. Het is het begin van een carrière die haar tot in Hollywood voert, waar ze in 1960 de Oscar krijgt voor haar hoofdrol in La Ciociara van regisseur Vittoria De Sica.
Deel 2 zoemt bijna uitsluitend in op dochter Maria en moeder Romilda tegen de achtergrond van het internationale succes van hun oudere zus en dochter Sophia Loren. De goedkope flat is al lang ingeruild voor een riant appartement met butler in het centrum van Rome en de dikke cheque die elke maand in de brievenbus valt garandeert moeder en dochter een luxeleventje. Romilda blijft ijveren om Maria door haar vader te laten erkennen en als die op een keer in geldnood zit, ziet ze de kans schoon om hem in ruil voor heel veel geld die toezegging af te dwingen. Maria op haar beurt wil op eigen benen staan en besluit om haar afgebroken schoolstudies alsnog af te maken. Voor haar moeder Romilda zijn het jaren van eenzaamheid, want Sophia is meestal in het buitenland en als ze in het land is, woont ze in de villa die Carlo Ponti voor z’n nieuwe gezin gekocht heeft. Riccardo Scicolone is ondertussen gescheiden van zijn tweede vrouw en dus ligt de weg open voor een hernieuwde kennismaking met Romilda, maar een vos verliest wel z’n haren, maar niet z’n streken en dus wacht haar een nieuwe ontgoocheling.
Sophia Loren (Ieri, Oggi, Domani, 1963; Una Giornata Particolare, 1977) staat uiteraard in het middelpunt in deze biografische film waarvoor ze zelf Vittorio Sindoni, een autoriteit op het vlak van tv-series, als regisseur koos. Er zijn weinig scènes waarin de Italiaanse filmdiva niet te zien is en het heeft heel wat make-up gekost om haar op haar 76ste als een vrouw van 40 te portretteren, maar het resultaat is acceptabel, mede omdat de fans wellicht graag een oogje dichtknijpen als er af en toe nog een rimpeltje te veel te zien is. Maar ook op haar hoge leeftijd is Sophia Loren een buitengewone schoonheid waarop de tijd schijnbaar weinig vat heeft gehad. Haar acteerprestaties zijn overigens nog altijd uitmuntend waardoor de kijker zich heel gemakkelijk met het lot van haar personage kan vereenzelvigen. In de bijrollen trekt vooral Xhilda Lapardhaja de aandacht als dochter Maria, die helemaal opbloeit als ze op een keer kennismaakt met jazzpianist Romano Mussolini (jawel, de zoon van) die haar evenwel vanaf het prille begin bedriegt met een andere vrouw. Margareth Madé (Baarìa, 2009) mag de rol van Sophia Loren voor haar rekening nemen, maar zij komt verrassend genoeg veel minder aan bod, want ter illustratie van de carrière van de actrice is vooral een beroep gedaan op oude bioscoop- en journaalfilmpjes. Enzo De Caro ten slotte, goeduitziend en blauwogig, kruipt in de huid van Riccardo Scicolone, een man die zowel als vader, minnaar als zakenman faalt.