JACQUES TATI - DE COMPLETE COLLECTIE (BLU-RAY)
Bespreking door: Dieter - Geplaatst op: 2014-08-05
FILM
Jacques Tati is een van de meest geroemde figuren van de Franse cinema. Hij wist als acteur het publiek te bekoren met humoristische typetjes als Monsieur Hulot, excentrieke personages die door hun kleine kantjes toch heel herkenbaar waren. Maar ook bij de critici lag hij in de bovenste lade door zijn technische innovaties en de wijze waarop hij het auteurschap, waarover de filmliefhebbers van Les Cahiers du Cinéma mijmerden, in de praktijk bracht. Tati was een notoire perfectionist die soms jaren aan een film bleef schaven tot hij er tevreden over was. Dat is wellicht de voornaamste reden waarom zijn oeuvre slechts zes speelfilms bevat. In dit geval is dat een teken van kwaliteit boven kwantiteit want in elk van zijn films verblijdt, verbaast en verbluft Tati, soms in een handvol scènes, soms in nagenoeg volledige films. Tati's sextet langspelers is de voorbije jaren met veel liefde gerestaureerd en krijgt nu een plaatsje op deze indrukwekkende Blu-raybox.
JOUR DE FÊTE (1949)
film: 8/10 - beeld: 8,5/10 - geluid: 7/10
Ieder jaar weer kijkt het kleine dorpje Sainte-Sévère-sur-Indre uit naar de komst van de kermis die één dag lang de inwoners op allerlei attracties vergast. Postbode François ziet de kermis minder graag komen. Normaal is zijn dagelijkse rondje door het dorp namelijk de belangrijkste attractie en op die dag valt dat weg. Als klap op de vuurpijl nemen de inwoners en de kermisgasten hem dan nog voortdurend beet ook, waarbij ze hem dronken voeren en ervoor zorgen dat de postbedeling in de soep draait. Maar François ziet op de kermis ook een filmvertoning die aantoont welke hi-tech de Amerikaanse post gebruikt om brieven te bestellen. Hij besluit hierop om die technieken ook in Sainte-Sévère-sur-Indre toe te passen.
Jour de Fête mag dan de eerste langspeler zijn die Tati draaide, dat merk je er absoluut niet aan. Hij toont zich een uitmuntend regisseur, die steeds de juiste camerastandpunten uitkiest om de grappen visueel zo treffend mogelijk in beeld te brengen. Zo is een scène op de draaimolen een technische én humoristische voltreffer. Nog indrukwekkender is dat hij zich nagenoeg louter beroept op visuele gags, want de weinig dialoog in
Jour de Fête is nagenoeg overbodig. Niet alle momenten zijn even geslaagd - met name het optreden van een oud besje als 'koor' van de vertelling - en omdat de film feitelijk een aaneenschakeling van sketches is, mist de prent ook een duidelijke spanningsboog tot François in het laatste halfuur de Amerikaanse postmethodes gaat toepassen. Maar dat geeft niet, want het joie de vivre straalt af van de film en de vele nevenpersonages zijn onvergetelijk geschetst.
De digitale restauratie van de film is overigens ook indrukwekkend. Het zwart-witbeeld oogt ronduit fantastisch, met uitstekende contrasten en scherpte en een minimum aan grain. Ook digitale compressiefoutjes zijn nergens te bespeuren. Sommige sequenties zijn opvallend minder scherp en helder (een drankscène in het café is een duidelijk voorbeeld), maar voor een film van deze leeftijd is de beeldkwaliteit exemplarisch. Het geluid staat in origineel monoformaat op de schijf en heeft wat moeite met de excentrieke geluidsmix van Tati. Dialogen zijn vaak moeilijk verstaanbaar, maar dat ligt eerder aan de tekortkomingen van de orginele film en niet aan de geluidstransfer.
LES VACANCES DE MONSIEUR HULOT (1953)
film: 8,5/10 - beeld: 9,5/10 - geluid: 7,5/10
Waar Jacques Tati in zijn eerste film nog een klein plattelandsdorp als arena uitzocht, kiest hij in zijn tweede film voor het strand. En opnieuw zoomt hij in op de kleine kantjes van de mensen daar. Maar
Les vacances de Monsieur Hulot is meer dan een doorslagje van
Jour de Fête op een andere locatie. Tati vertoont in zijn tweede film vooral als scenarist een enorme groeimarge. Zo schuift hij resoluut geforceerde conflicten opzij om tot de essentie te komen: het karakter van de personages. In de verschillende vignettes binnen de prent - het strand, maar ook het hotel, een tennisveld, zelfs een begrafenis - creëert hij situaties die door hun oog voor detail herkenning opwekken. Dat maakt
Les Vacances de Monsieur Hulot bijna tot een voyeuristische film, die opvallende parallellen vertoont met het werk van de Nederlandse documentairemaker Bert Haanstra. Maar zelden was voyeurisme zo entertainend als hier.
Dat ligt niet alleen aan de prachtige karakterschetsen die Tati uit zijn scenaristenpen schudt - hij kreeg er terecht een Oscarnominatie voor - maar ook aan de visuele humor die hij sinds zijn geslaagde debuut alleen maar verfijnde. Tati heeft maar enkele kleine rekwisieten nodig om de lachspieren aan het werk te zetten: een verfpot die met de getijden mee beweegt, een kano die een zeemonster wordt, het subtiele piepen van een restaurantdeur. Geen woordgrappen (de dialogen in de film zijn op de vingers van één hand te tellen), maar visuele vondsten die voortbouwen op de rijke traditie van stille komieken als Keaton, Chaplin en Lloyd en die qua timing voor niets of niemand moeten onderdoen.
Voor deze film creëerde Tati ook het personage Monsieur Hulot, dat de rode draad zou vormen doorheen zijn volledige carrière. De immer voorovergebogen, pijprokende Hulot heeft zijn ergerlijke kantjes, maar Tati speelt hem zo naïef dat je hem dit - in tegenstelling tot de postbode uit
Jour de Fête - probleemloos vergeeft. Ook de rest van de cast is trouwens uitstekend gekozen: het zijn stuk voor stuk acteurs die maar één gelaatsuitdrukking of geste nodig hebben om de essentie van het personage te vatten. Ze doen dat in een beeldtransfer die enkel met het woord verbluffend te omschrijven valt. De restauratie herstelde de prent in haar volle glorie: nooit eerder zag
Les Vacances de Monsieur Hulot er beter uit. De mono soundmix is niet altijd even goed afgesteld qua volume (met name als er plotse, luide muziek weerklinkt), maar hij klinkt niettemin prima.
MON ONCLE (1958)
film: 7/10 - beeld: 8,5/10 - geluid: 8/10
Van alle films die Tati draaide in zijn leven is
Mon Oncle wellicht de meest gelauwerde. De film won de prijs voor beste buitenlandse film in 1958 bij de Oscaruitreiking en wordt nog steeds beschouwd als een meesterwerk van de Franse cinema. Daar valt op het eerste gezicht ook iets voor te zeggen. Nadat hij in zijn vorige films de kleine gebreken van de Fransen in de verf zette, gaat Tati in
Mon Oncle de confrontatie met het modernisme en het kapitalisme aan, die in zijn ogen de charme van het landelijke Frankrijk bedreigen. Dat geeft met name het production design de kans om met heerlijke visuele vondsten op de proppen te komen, die een rijke mijn blijken om humor uit te ontginnen. Sommige scènes belanden daardoor in het pantheon van de filmische humor, zoals een sequentie waarin twee hoofden door evenveel ronde vensters turen en zo de illusie van twee grote, rondkijkende ogen creëren. Of een hilarische scène waarin Monsieur Hulot - ook hier weer het hoofdpersonage - een plastic fabrieksbuis de vreemdste vormen geeft. Ook de vormgeving van Hulots huis blijft je bij.
Daarom is het des te spijtiger dat de visuele pracht van de film geen verlengstuk krijgt op emotioneel vlak. Hoewel de titel verwijst naar de relatie tussen Monsieur Hulot en zijn jonge neefje (die met zijn ouders in een hypermodernistisch huis woont), blijft de connectie tussen de twee teveel op de vlakte. We horen de ouders van de knul meermaals zeggen dat de jonge Gérard erg gehecht is aan zijn oom, maar waarom dat zo is wordt te weinig uitgewerkt. Er zijn slechts een handvol scènes waarin Hulot en Gérard samen te zien zijn en die gaan niet verder dan aan te tonen dat de jongen bij Hulot de vrijheid krijgt om een kwajongen te zijn, iets wat in zijn hermetische thuis niet mogelijk is. Nogal vrijblijvend dus. Tati spendeert veel meer tijd aan de woelige relatie die Hulot heeft met de moderne tijd: worstelend met elektrische toestellen of de gejaagdheid van een fabrieksvloer. Hoewel veel van die scènes leuke cinema opleveren (vooral visueel), zetten ze vooral de afstandelijke kilheid van de nevenpersonages in de kijker, wat een emotionele band met de kijker bemoeilijkt.
De georchestreerde chaos van
Jour de Fête en de voyeuristische charme van
Les Vacances de Monsieur Hulot maken kortom plaats voor komische maatschappijkritiek en als iets een film kan dateren, is het dat laatste wel. Het is niet moeilijk om je voor te stellen waarom
Mon Oncle anno 1958 een hit was bij zowel het grote publiek als de critici, maar de tijd is niet mild geweest voor de film. De prent zal voor een modern publiek als een iets te gemakkelijke en voorspelbare satire overkomen die buiten de kleine tijdsbubbel waarin ze bestaat nog maar weinig relevantie heeft voor de hedendaagse maatschappij. Dat neemt niet weg dat de visuele vondsten van Tati nog steeds de kracht hebben om te verbluffen en dat het gebruik van goed gekozen tinten en contrasten (dit was Tati's eerste kleurenfilm)
Mon Oncle naar een hoger niveau tillen. De prachtig gerestaureerde beeldtransfer zet die kwaliteiten overigens nog beter in de verf. De soundtrack schakelt bovendien een versnelling hoger in vergelijking met de vorige films in deze collectie. De geluidsmix is een stuk minder warrig en bevat dialogen die veel helderder zijn.
PLAYTIME (1967)
film: 6/10 - beeld: 8/10 - geluid: 8/10
Playtime wordt in veel cinefiele milieus beschouwd als het ultieme meesterwerk van Jacques Tati. En daar valt op het eerste gezicht wel wat voor te zeggen. De cineast draaide de prent namelijk in het epische 70mm-formaat, pootte indrukwekkende decors neer en ging erg ver in zijn satire op de moderne Franse consumptiemaatschappij. Maar de waarheid is dat de film de tand des tijds amper heeft doorstaan. Tati probeerde anno 1967 immers een contrast te scheppen met het idyllische Frankrijk uit zijn vorige films, maar laat nu net die jaren zestig dankzij reeksen als
Mad Men het romantische ideaal zijn geworden voor de huidige generatie. De satire die Tati tracht te brengen gaat daardoor nagenoeg volledig verloren. Wat rest zijn slechts een handvol goed gevonden visuele grappen en een leuke laatste kwartier. Al de rest is te traag, te lang uitgesponnen, te gedateerd.
Maar laten we met de goede aspecten beginnen. Het production design bijvoorbeeld, dat de klinische esthetiek van de jaren zestig prachtig vat, ook al gebruikt Tati - zeker in de eerste helft van de prent - teveel grijze betontinten om volledig te bekoren. Gelukkig is het design van de restaurantsequentie, die het laatste uur van
Playtime domineert, wél een onvolprezen voltreffer. Dat is ook de running gag die de prachtigste monumenten van Parijs in de ruiten van de grijze hotels van de toeristen weerspiegelt: wellicht de enige maatschappijkritische mop in de film die ook anno 2014 nog volop overeind blijft. Een scène met weerspannige stoelkussens en een parade van op rotondes rondrijdende veelkleurige wagens zijn ook visueel erg geslaagd. Nog een pluspunt is de wijze waarop de cineast continu bizarre geluiden op de soundtrack dropt om de lachspieren aan het werk te zetten.
Helaas gebeurt dat veel te weinig in
Playtime. Dat komt vooral omdat dé grote kracht van Tati, de kleine kanten van de mensen uitvergroten, ontbreekt in deze film. De cineast heeft meer interesse voor de maatschappij als geheel dan voor de personen die deel uit maken van die maatschappij. Waar zijn vorige prenten nog grossierden in de memorabele nevenpersonages, springt hier enkel een Amerikaanse toeriste in het oog, die voortdurend het pad van Monsieur Hulot kruist. Tati's kenmerkende personage krijgt overigens opvallend weinig schermtijd toegediend. En als dat toch gebeurt is het vaak in veel te lange 'one joke'-scènes, die het geduld van de kijker danig op de proef stellen, zoals een sequentie die appartementen met metersgrote ruiten toont, waarin voorbijgangers zomaar kunnen binnenkijken.
Als puntje bij paaltje komt, stelt
Playtime daarom stevig teleur. Een geoefende monteur zou probleemloos 40 minuten uit de film kunnen knippen zonder de essentie te verliezen. En zelfs de grappen die wel werken, ogen vaak als opgewarmde kost, ontleend aan grote voorbeelden uit de jaren van de stille Hollywoodfilm. Gelukkig kunnen we over de beeldtransfer heel wat minder kritisch zijn. Het beeld werd zorgvuldig gerestaureerd en - hoewel de transfer vooral qua helderheid en wegens een gebrek aan beeldruis niet de toppen scheert van andere 70mm-films uit de jaren zestig - wellicht zag
Playtime er op home-video nooit beter uit dan hier. De soundtrack wordt weergegeven als een 5.1-spoor en dat brengt een merkbare verbetering teweeg in vergelijking met de audiosporen bij de vorige films in deze collectie. De dialogen klinken een stuk helderder en de mix is redelijk goed uitgebalanceerd.
TRAFIC (1971)
film: 6,5/10 - beeld: 7,5/10 - geluid: 7,5/10
Playtime, ten tijde van zijn release de duurste Franse film aller tijden, was geen succes aan de bioscoopkassa's. De prent bracht Jacques Tati zelfs op de rand van het bankroet. Dat verklaart waarom zijn volgende film,
Trafic, niet alleen veel minder kostte, maar ook waarom de cineast een coproductie aanging. Dat leidt ertoe dat Monsieur Hulot voor het eerst in zijn carrière op het witte doek 'la douce France' verlaat. In deze film werkt het personage als ontwerper voor de autofabrikant Altra en moet hij een zelf ontworpen prototype voor een kampeerwagen naar de Amsterdamse RAI rijden voor een internationaal autosalon. Die reis verloopt echter niet zonder slag of stoot. De vrachtwagen waarin de auto vervoerd wordt krijgt te kampen met onder meer platte banden en een gebrek aan benzine, terwijl ook de douane moeilijk doet. Of Monsieur Hulot en zijn prototype het autosalon tijdig halen, is dus maar zeer de vraag.
Tati voert in
Trafic autorijden in al zijn facetten op, van het plezier van achter het stuur te zitten, via verkeersopstoppingen en -ongelukken tot en met de bureaucratische papiermolen om een auto geregistreerd te krijgen. Maar in tegenstelling tot zijn vorige films staat hier de clash tussen nostalgie en moderniteit niet centraal. Tati velt geen waarde-oordeel over de wagen (of de automobilisten), hij observeert louter de alledaagse maar toch bizarre kanten van het autobezit. Dat verklaart wellicht ook waarom Bert Haanstra, de Nederlandse meester van de observatie, een deel van de scènes regisseerde, meer bepaald onverhoedse reactieshots van mensen achter het stuur en bezoekers van het autosalon. Tot veel humoristische hoogtepunten leidt dit helaas niet. Het tempo van de film is daarvoor veel te traag en de visuele innovatie van eerdere Tati-films ontbreekt ook.
Dat betekent echter niet dat
Trafic een minderwaardige Tati is. Ja, het gebrek aan een groot budget is moeilijk te verdoezelen, zeker in vergelijking met het somptueuze
Playtime, maar door een duidelijke verhaallijn te hanteren - een natuurlijk gevolg van het roadmovie-principe - houd je als kijker er verrassend gemakkelijk de aandacht bij. Hoogtepunten van de film zijn de sequentie waarin de ingenieuze kampeerwagen al zijn geheimen prijsgeeft aan de Nederlandse douane en een korte scène op het einde waarin Monsieur Hulot (hier voor het laatst te zien op het witte doek) een tentoonstellingsexemplaar van een auto uitprobeert. Het taalgebruik is naar goede Tati-gewoonte een mix tussen verschillende, even onverstaanbare, talen, maar door de coproductie en het (relatief) extensieve gebruik van Engels en Nederlands valt dit nog meer op.
De minderwaardige productiewaarden lopen ook door in de beeldtransfer, die meer oneffenheden bevat dan de andere films in deze collectie en ook minder scoort op het vlak van scherpte, contrast en (vooral) kleurenweergave. De soundtrack is op zijn best in een scène waarin een tiental auto's betrokken geraakt in een botsing, maar blijft voor het overige verrassend onopvallend, in positieve dan wel negatieve zin.
PARADE (1974)
film: 6/10 - beeld: 7/10 - geluid: 6,5/10
Parade is de laatste film van Jacques Tati, al kan je het bezwaarlijk een volwaardige prent noemen. Tati draaide namelijk een registratie van zijn gelijknamige theatershow, die een ode is aan alles wat het circus zo bekoorlijk maakt. Omdat de Zweedse staatsomroep met centen op de proppen kwam om
Parade op film vast te leggen, gebeurden de opnames in het circustheater in Stockholm. Het resultaat schiet enkele keren raak, maar mist een heel stuk vaker. De mix van typische circusacts met mime-opvoeringen, muzikale interludes en interacties met het publiek mag dan wel geschikt zijn voor een tv-special, als volwaardige film is die combinatie te wisselvallig om de aandacht continu vast te houden. Bovendien kan je je niet van de indruk ontdoen dat de geneugten van de live-opvoering deels verloren gaan in de vertaling naar het kleine scherm.
Niet dat Tati zelf niet alles uit de kast haalt om het entertainmentgehalte hoog te houden. Een terugkerend element zijn bijvoorbeeld zijn woordenloze imitaties van keepers, tennissers en boksers. Hier toont de cineast nogmaals wat voor een begenadigd fysiek acteur hij was. Waar Rowan Atkinson de mosterd haalde voor Mr. Bean wordt eveneens duidelijk. Ook het feit dat het publiek deels bestaat uit nietsvermoedende toeschouwers en deels uit acteurs is een leuke vondst, vooral in een segment waarin dit publiek uitgenodigd wordt om te proberen een 'wilde' ezel te bestijgen. Maar het merendeel van de andere acts komt niet boven het niveau van de gemiddelde circusvertoning uit, temeer daar de visuele flair van Tati onderontwikkeld blijft in
Parade. Op dat vlak is vooral het laatste halfuur een grote teleurstelling. Hier verandert de film in een veredelde variétéshow, met de nadruk op weinig geslaagde muzikale intermezzo's.
De laatste parel aan de kroon van Tati is
Parade dus niet geworden, ook al bezit de film een curieuze charme. De cineast nam begin jaren zeventig nu eenmaal eender wat aan om de financiële put die hij had gegraven met
Playtime te dempen. Die sfeer van 'moeten' in plaats van 'willen' waart voortdurend door de prent en wordt niet geholpen door de keuze om de performance op drie verschillende beeldformaten te filmen: 35mm, 16mm en video. Vooral de stukken die met video gedraaid zijn (en dat is een erg groot deel van de film) komen er bekaaid vanaf in de beeldtransfer, met een gebrek aan scherpte, kleuren die buiten de lijnen bloeden en een teleurstellend contrast. De 16mm-beelden bevatten redelijk wat grain en kunnen evenmin op een prima contrast bogen, maar ze werden wel mooi digitaal gerestaureerd. Niet verwonderlijk zijn het de 35mm-beelden die het beste scoren, ook al is de kleurenweergave hier niet optimaal. De soundtrack klinkt degelijk maar wordt ontsiert door een dialoogdub die keer op keer niet gesynchroniseerd is met de beelden. Vermoedelijk een reliek van de originele opnamen, maar toch een doorn in het oog.
DE KORTFILMS VAN JACQUES TATI
Deze release bevat niet alleen alle langspeelfilms van Jacques Tati, ook de zes korte films die hij in zijn carrière realiseerde (of waarin hij acteerde), zijn liefdevol gerestaureerd en gedigitaliseerd. Ook een erg Tati-eske kortfilm van dochter Sophie Tatischeff is opgenomen op de disk. Hieronder vind je een korte bespreking van elk van deze korte films, die tussen de 13 en de 29 minuten duren. Met uitzondering van de oudste film van de zeven, ogen alle kortfilms uitstekend dankzij de restauratie door Les Films de Mon Oncle.
On Demande une Brute (1934)
Als een promotor van gevechten de tegenstander van zijn kampioen één dag voor het gevecht ziet uitvallen, plaatst hij een aankondiging in de krant. Een verlegen jongeman met acteerambities interpreteert de advertentie verkeerd en belandt zo in de ring. Dit is allerminst een typische Tati-film. Hier vertolkt hij een personage dat veel meer weg heeft van de karakters die James Stewart in zijn carrière speelde dan van Monsieur Hulot. Ook de plot is nogal oubollig, voorspelbaar en niet doorspekt met beklijvende humor. Maar als eerste optreden van Tati op film is het leuk dat de prent in deze collectie is opgenomen.
Gai Dimanche (1935)
Twee vagabonden kopen een aftandse wagen waarmee ze toeristentours willen organiseren. Zo denken ze gemakkelijk geld binnen te kunnen rijven, maar dat blijkt toch niet zo simpel te zijn. Tati krijgt in deze film het gezelschap van een sparring partner, waardoor er een dynamiek ontstaat die doet denken aan de films van Laurel en Hardy. Ook de plot leent zich trouwens voor die vergelijking. Eens te meer geeft deze film nog geen indicatie van de artistieke voorkeuren van Tati, maar de prent is zonder meer aangenaam, pretentieloos vertier.
Soigne ton gauche (1936)
De laatste Tati-film van voor de Tweede Wereldoorlog bouwt voort op hetzelfde thema als de eerste kortfilm. Ditmaal speelt Tati een boerenzoon die door de plaatselijke bokskampioen de ring in wordt geroepen als sparringpartner. Een intrigerende link naar de toekomst van de cineast is dat er een belangrijke rol is weggelegd voor een bemoeizuchtige postbode, net zoals in
Jour de Fête. Voor het overige sluit de humor eerder aan bij de slapsticktraditie dan bij het obervationele.
L'école des Facteurs (1946)
Deze kortfilm kan je niet anders omschrijven dan als een voorstudie voor
Jour de Fête. Bijna elke visuele grap die de revue passeert, komt namelijk ongewijzigd terug in Tati's eerste langspeelfilm. En ook hier speelt een postbode de hoofdrol, die zijn ronde met een halfuur moet versnellen om ervoor te zorgen dat het laatste pakketje met de luchtpost meekan. Opvallend is dat de timing al bijzonder goed zit in deze kortfilm. Enkele scènes die niet de overgang hebben gemaakt naar
Jour de Fête zouden overigens niet misstaan hebben in die klassieker.
Cours du Soir (1967)
Monsieur Hulot geeft avondles aan een stel zakenlieden. Het onderwerp is menselijke observatie, wat Tati de kans geeft om te tonen hoe mensen over de trap struikelen, hoe de ene paardrijder zich van de andere onderscheidt of op hoeveel verschillende manieren een sigaret iets kan vertellen over de aard van de roker. Deze kortfilm ligt zonder meer in het verlengde van wat Tati eerder al deed (de look is geënt op
Mon Oncle en
Playtime), maar roept ook herinneringen op aan de fysieke humor die Tati enkele jaren later ten tonele zou voeren in
Parade. Een probleem om volledig mee te gaan in het verhaal is wel dat Monsieur Hulot, een doorgaans woordenloze man, hier een spraakwaterval wordt. Maar de leuke laatste gag van de prent - zelf een meditatie op het thema van perceptie en observatie - maakt dat bijna volledig goed.
Dégustation Maison (1976)
Een stel mannen in een klein dorp verzamelt iedere dag in de plaatselijke patisserie om er van het gebak te proeven. Niet verwonderlijk, want de specialiteit van het huis zijn gebakjes die stevig in de likeur gedrenkt zijn. Het leuke aan deze kortfilm, geschreven en geregisseerd door de dochter van Jacques Tati (Sophie Tatischeff), is dat de prent het stereotiepe gedrag van stamgasten in een café omzet naar de 'zachtere' setting van een patisserie. Grote dijenkletsers zal je hier niet aantreffen, maar de observaties zijn vaak raak, ook al komen ze zelden los van het cliché. Je kan je niet van de indruk ontdoen dat de vader trots zou zijn op het werk van zijn dochter.
Forza Bastia (1978)
De laatste kortfilm in het rijtje is een buitenbeentje omdat het een documentaire betreft. Naar aanleiding van de kwalificatie van de plaatselijk voetbalploeg Bastia voor de finale van de Europacup (tegen PSV Eindhoven) gaf de Corsicaanse overheid Tati en zijn dochter de opdracht om het gedrag van de supporters voor, tijdens en na de match in beeld te brengen. Dat levert een mooie film op, die de verschillende facetten van het supporter-zijn soms komisch, soms tragisch, maar altijd herkenbaar in beeld brengt. De prent is dan ook een mooi addendum op de filmografie van Tati, die als geen ander menselijk gedrag kon observeren en duiden.
== PAGE ==
BEELD EN GELUID
Voor een bespreking van beeld en geluid verwijs ik graag naar de afzonderlijke besprekingen van de film. In het algemeen kan je wel stellen dat de films van Tati er dankzij een doorgedreven restauratie nooit beter uitzagen. Vooral zijn oudere zwart-witfilms ogen verrassend goed, met uitmuntende contrasten en een lovenswaardige scherpte. De kleurenfilms ogen wat doffer dan soortgelijke restauraties van klassiekers uit de jaren vijftig en zestig, maar dat neemt niet weg dat ze nog steeds een openbaring zijn. Enkel de laatste twee films uit de collectie stellen wat teleur op beeldvlak, maar dat heeft meer te maken met het bronmateriaal dan met de transfer. Op geluidsvlak kunnen we stellen dat Tati het de restaurateurs niet gemakkelijk heeft gemaakt door zijn curieuze visie op onverstaanbare polyglotdialogen en een bewust warrige audiomix. De audiotracks geven die chaotische visie weer zoals Tati het wellicht bedoelde, maar voor de kijker (luisteraar) is dat niet altijd een aangename ervaring.
EXTRA'S
Alsof de prachtig gerestaureerde films en kortfilms nog niet genoeg waren, biedt Lumière ook nog een uitgebreide bonussectie aan, verspreid over de vier Blu-rayschijfjes.
Disk 1
Naast een
Trailer voor
Jour de Fête bevat de eerste schijf ook een exhaustieve documentaire over het tot stand komen van de film, met de titel
A l'Américaine (81 min.). De makers vergelijken de prent niet alleen met eerdere protoversies van de prent, zoals de kortfilm
L'école des facteurs, maar bediscussiëren ook het belang van de film in het hele oeuvre van de cineast. Voor de liefhebbers zullen vooral de beelden achter de schermen van de opnames interessant zijn, terwijl ook diep wordt ingegaan - mét visuele ondersteuning - op de oorspronkelijke plannen van de cineast om de film helemaal in kleur te draaien en vertonen.
Beau temps, vent léger (40 min.) mag dan maar half zo lang zijn als
A l'américaine, deze filmische analyse van
Les Vacances de Monsieur Hulot is minstens zo interessant. Decorstudies, storyboards, archiefbeelden en proefopnames passeren allemaal de revue terwijl Tati-kenner Stéphane Goudet je vergast op allerlei weetjes over de opnames van de prent.
Disk 2
Tout Comminiqué (54 min.) analyseert het satirische modernisme in
Mon Oncle, maar gaat ook dieper in op de menselijke relaties die Tati in de film schetst. Het is een redelijk intellectualistische analyse, die niet zou misstaan in lessen filmgeschiedenis, sociologie en architectuur, maar het geheel wordt gelukkig doorspekt met heel wat interessante weetjes over de opnames. Alles wordt geïllustreerd met zowel beelden uit de film als archiefopnames en beelden van achter de schermen.
Tout est beau (25 min.) focust louter op het setdesign van de film. Niet alleen de esthetiek ervan komt aan bod, maar ook de verborgen betekenis achter de keuzes die Tati maakte. Bovendien laat de documentaire befaamde architecten aan het woord, die zich lovend uitlaten over
Mon Oncle en de invloed die de film heeft gehad op de architectuurgemeenschap in Frankrijk en daarbuiten. Ook op deze disk vinden we
Trafic International (14 min.) terug. Daarin wijdt filmcriticus Jonathan Romney uit over het moeilijke draaiproces van
Trafic en meer specifiek over de rol van Monsieur Hulot in de film. Een leuke anekdote hierbij is dat Tati blijkbaar ooit van plan was het personage te laten sterven in een nooit tot voltooiing gebrachte film in samenwerking met het popduo Sparks.
Disk 3
Scènes becommentarieerd (13 min.) biedt een selectie van scènes uit
Playtime met audiocommentaar, maar de informatie is minder boeiend dan je hoopt. Het is jammer dat er geen audiocommentaar is voorzien voor de volledige film.
Tativille (26 min.) is een stuk interessanter omdat het een documentaire betreft die gedraaid is tijdens de opnames van Playtime en daardoor een prachtig beeld schetst van niet alleen de monumentale sets, maar ook van de visie, het professionalisme en het perfectionisme van Tati als regisseur. De becommentariërende voice-over van de documentairemaker biedt bovendien het perfecte historische kader. Dit is misschien wel de beste extra van allemaal in deze collectie.
Like Home (20 min.) volgt dan weer het pad dat de docu's op de andere disks volgen door
Playtime en de achterliggende motieven van de film grondig te analyseren.
En Piste (28 min.) doet iets soortgelijks, maar dan met de film
Parade. Beide documentaires zoeken het soms te ver in hun analyse, maar voor iedereen die het auteurschap van Tati wil doorgronden is dit verplichte kost.
Disk 4
Deze disk bevat slechts één extra:
Les leçons du professeur Goudet (31 min.). Daarin wordt in een aantal verschillende segmenten het oeuvre van Jacques Tati ontleed. De video's zijn gemaakt naar aanleiding van een tentoonstelling over Tati in 2009, waar ze de rode draad vormden tussen de installaties door.
Alles samen is dat een zeer mooi aanbod qua extra's. Het enige minpunt is dat deze prachtige bonussectie, hoe uitgebreid ook, in het niets verzinkt in vergelijking met de Tati-box die Criterion in het najaar aankondigt.
CONCLUSIE
Jacques Tati - De Complete Collectie had geen betere titel kunnen kiezen. Deze box bevat alle zes speelfilms van de cineast, plus al zijn korte films. Daarbij wordt meteen duidelijk waarom hij nog steeds aangezien wordt als een van de grootse Franse filmmakers en komieken aller tijden. Vooral
Jour de Fête en
Les Vacances de Monsieur Hulot hebben nog niets van hun charme verloren.
Mon Oncle en
Playtime kunnen dan weer uitpakken met enkel van de meest toonaangevende decors uit de filmgeschiedenis, terwijl Tati's laatste twee films door hun beperkte budget de verwachtingen nooit helemaal kunnen inlossen. Minstens even indrukwekkend als de verzamelde werken op de vier schijfjes is de beeldkwaliteit. Door een grondige restauratie ogen de films beter dan ooit. De soundtracks blijven eigenzinnig klinken, maar ook diej waren wellicht nooit helderder. De bonussectie analyseert nagenoeg elk onderdeel van elke film in deze collectie en mag je dus gerust exhaustief noemen, ook al zal de inhoud iets te academisch zijn voor de gemiddelde filmliefhebber. Slotconclusie: als je dit jaar één Blu-raybox in huis haalt, laat het dan deze zijn.