MALPERTUIS
Bespreking door: William - Geplaatst op: 2005-09-13
FILM
Malpertuis (spreek uit: malper'twis) is wellicht Hary Kümels meest ambitieuze en meest geslaagde filmproductie. Daarmee is geen kwaad woord gezegd over
De Komst van Joachim Stiller (1976),
Het Verloren Paradijs (1978) of
Eline Vere (1991), toch is deze mysterieuze film naar een boek van Jean Ray, alias John Flanders, een unieke prestatie in de Vlaamse cinema. Het verhaal is alles behalve makkelijk om te begrijpen en een commercieel product kan
Malpertuis bezwaarlijk genoemd worden. Het bewijs: het matige enthousiasme dat de prent oogstte op het Film Festival van Cannes in 1972 waar een Franse en een Engelse versie werden voorgesteld, en de ondermaatse interesse van het Vlaamse publiek een jaar later, in 1973, toen de door Harry Kümel persoonlijk herwerkte en compleet Nederlandstalige versie in de zalen verscheen.
Malpertuis is gespeend van grote romantische, ontroerende of avontuurlijke scènes en de detective story die de film schraagt is moeilijk en ingewikkeld, met surrealistische en magisch-realistische trekjes. Het verhaal is consistent en de regisseur gebruikt het procédé van de raamvertelling: het verhaal in het verhaal, een heel ingenieuze constructie die op het einde van de film voor een aantal verrassingselementen garant staat, plus daarnaast een aantal bovennatuurlijke of onwereldse verhaallijnen die niet bij iedere toeschouwer goed vallen.
In grote trekken – en zonder u de clou te verraden – gaat het over een zekere Cassavius (Orson Welles) die op Malpertuis leeft met zijn bedienden en nog een aantal andere vreemde figuren. Hun relatie is niet helemaal duidelijk, maar ze hebben allemaal hun eigen plaats en taak in het gigantische huis (waarvan we nooit de contouren zien) met zijn eindeloze wirwar van gangen, étages en kamers inclusief een toren die blijkbaar tot aan de hemel en tot diep onder de grond reikt, een soort kasteel van Blauwbaard als het ware, in een groot park met heel oude bomen, maar voor de rest geen teken van dierlijk leven. Cassavius is stervende en wacht op zijn neefje aan wie hij het beheer van zijn bezittingen wil overdragen. Wanneer de
Laatste Wil wordt voorgelezen, blijken alle bewoners een pak geld te zullen erven, maar er is één voorwaarde: niemand mag Malpertuis verlaten. Wie dat wel doet verliest zijn aanspraak op het erfdeel. De erfgenamen zijn sprakeloos en ten einde raad. Bovendien valt het hele bezit uiteindelijk aan de twee laatste overlevenden en als die van verschillend geslacht zijn moeten ze trouwen en voor nakomelingen zorgen. Cassavius' neefje wordt de nieuwe patriarch van Malpertuis, maar die merkt al gauw dat het enorme complex én zijn bewoners een aantal geheimen voor hem verborgen houden. Jong en nieuwsgierig als hij is zet hij alles op alles om er achter te komen wat er op
Malpertuis aan de hand is.
Malpertuis van John Ray (een Gentenaar die zijn romans in het Frans schreef en zijn Vlaamse jeugdverhalen onder het pseudoniem John Flanders) steunt in zijn boek heel zwaar op de Griekse mythologie. Kümel neemt dat element in zijn film over, maar voegt er zijn eigen mythomane ideeën aan toe. De film wordt een aaneenrijging van groteske, exotische, grappige en macabere scènes, ondergedompeld in een sfeer van geheimzinnigheid, dubbelzinnigheid, symboliek, zwaarmoedigheid en dat alles tegen een achtergrond van spookachtige, griezelige en angstaanjagende decors van de abdijruïnes van Villers-La-Ville, de lege straten van het Gentse Patershol en de oude haven van Brugge.
Malpertuis is een grote vergaarbak waar honderd en één referenties uit literatuur, architectuur en de schone kunsten bij elkaar komen met nog een ruime marge voor clichés en taboes, liefde, genegenheid en seksuele aantrekkingskracht; een bizarre maalstroom door tijd en ruimte zoals die nooit eerder bij ons is verfilmd. Middelpunt van deze intellectualistische zoekpuzzel is Orson Welles, de boosaardige stervende duivelachtige kolos, en Susan Hampshire, de bevallige Fleur uit de originele
Forsythe Saga (eind jaren '60), die in drie verschillende vrouwenrollen haar opwachting maakt en vooral imponeert als de raadselachtige roodharige godin met de immer neergeslagen ogen.
BEELD EN GELUID
Het kleurenpalet van Harry Kümel is veelzijdig en keurig geassorteerd. Gezien de locatie overheersen de donkere tinten van zwart tot bruin, goud, geel en beige in de decoratie, blauw in de kostuums van de hoofdfiguren en alle tinten van grijs in de buitenopnamen in het park. De originele filmpellicule is met de nieuwste digitale technieken bewerkt om zowel de beschadigingen als de vuiltjes weg te halen en de vervaagde tinten bij te kleuren. Het resultaat is een klein wonder, dat het Filmarchief met de financiële steun van de Vlaamse Overheid eerder voor een rits andere belangwekkende Vlaamse klassiekers tot stand bracht. Het geluid is jammer genoeg niet van dezelfde kwaliteit, maar wat er toentertijd niet was, kan men vandaag niet te voorschijn toveren. De ontstaansgeschiedenis van
Malpertuis, een Vlaams-Franse samenwerking, is er één geweest van compromissen, waarbij er aanvankelijk een Franse en een Engelse versie zijn klaargestoomd voor het Festival van Cannes 1972 en pas naderhand een Vlaamse. Zo spreken Orson Welles en Susan Hampshire in de Vlaamse versie allebei Nederlands, een principe dat bij ons alleen in kinderfilms wordt toegepast en dat dus de wenkbrauwen de hoogte doet ingaan wanneer we Orson Welles in de taal van Vondel zijn verwijten en bedreigingen horen uiten. De lipsynchronisatie is in veel gevallen nog aanvaardbaar, maar op andere momenten is ze pijnlijk onnauwkeurig om niet te zeggen helemaal fout. Harry Kümel heeft overigens zelf een zestal belangrijke stemmen nagesynchroniseerd en het moet gezegd dat sommige van die stemmen tegen het karikaturale aanleunen. Soms passen de geluiden ook helemaal niet in de akoestische ruimte waarin ze gesitueerd worden: de stemmen zijn dan te dof, te schel of te luid, waarbij de omgevingsgeluiden wegebben of helemaal ontbreken.
EXTRA'S
De dvd bevat een massa extra's (229 minuten) waarvoor een bonus-dvd is bijgevoegd.
Disc 1
De Malpertuis Archieven is een documentaire van Erik Martens waarin hij
zoals bij de vorige Filmarchief-uitgaven het kader schetst waarbinnen de film past en waarin de regisseur en de producent aan bod komen over het totstandkomen van de film, de financiële problemen, de keuze van de acteurs, het strikken van Orson Welles, de medewerking van de Britse Susan Hampshire, etc. In
Orson Welles Uncut doen regisseur en producent een boekje open over de samenwerking met de Amerikaanse acteur, die voor een exorbitant honorarium drie dagen naar België kwam en zich op de set hautain gedroeg tegenover de collega’s, waarbij hun aanvankelijke bewondering in afkeer omsloeg. Wie graag de regisseur commentaar hoort geven bij de film kan kiezen voor de
Audiocommentaar van Harry Kümel.
Disc 2
De bonus-disc bevat de
Malpertuis Cannes Version – English (100 min.) waarop Orson Welles en Susan Hampshire met hun eigen stem te beluisteren zijn, de
Malpertuis Cannes Version – Français (100 min.) heeft Welles en Hampshire gedubd in het Frans en Sylvie Vartan en de andere Franse artiesten met hun eigen stem. Beide kortere versies zijn niét in het Nederlands ondertiteld. Voorts bevat de bonus-dvd de
Originele Bioscooptrailer en een gesprek met
Susan Hampshire: One Actress, Three Parts (11 min.) waarin ze vertelt over de urenlange schminksessies voor haar verschillende personages.
Jean Ray, John Flanders (7 min.) is en RTBF-reportage uit 1960 en vervolgens is er nog de korte film
Aether (Harry Kümel, 1960) over een vrouw die met de auto haar vriend afhaalt aan een flatgebouw, maar de vriend struikelt over een rode bal en breekt op de trappen zijn nek. Alle kenmerken van Kümel (lange tunnels, trappen, takken) zitten hier al duidelijk in. Het televisiedrama
De Grafbewaker (H. Kümel, 1965) is een BRT-opdracht over de grafbewaker van het koninklijk paleis die 's nachts het bezoek krijgt van de overleden excellenties wier graf hij bewaakt.
Nog iets over het verschil tussen de Frans/Engelse versie van
Malpertuis die in 1972 in Cannes wordt vertoond en de Vlaamse versie die Harry Kümel nadien zelf monteert voor de release in 1973: Kümel kon voor deze film een beroep doen op de Britse cineast Gerry Fischer, bekend van zijn werk met Joseph Losey. Hij noemt hem terecht zijn Director of Photography, want de uitzonderlijke kwaliteit van de opnamen qua kadrering en sfeer is beslist voor een groot stuk te danken aan zijn inbreng. Maar nog tijdens de opnamen beklaagt Kümel er zich bij z'n producer over dat de Britse monteur Richard Marden, die na elke draaidag meteen aan de slag gaat (Kümel blijkt zo te werken), het materiaal een totaal andere richting uitstuurt dan hijzelf in zijn hoofd heeft. Het débâcle in Cannes stijft Harry Kümel in die overtuiging en hij krijgt van zijn producer Sofidoc gedaan dat hij gedurende zes maanden z'n eigen versie kan monteren, die dan uiteindelijk als de enige
authorised version (De Nederlandstalige dus) de filmgeschiedenis zal ingaan. De Kümelversie, zeg maar de
Director's Cut zoals dat tegenwoordig heet, is 19 minuten langer dan de Cannes-versies, maar op de totaal verschillende begingeneriek na is er niet zoveel verschil te merken en is het de vraag wat Harry Kümel gedurende die zes maanden eigenlijk heeft uitgevoerd. Het eerste wat opvalt is dat in de beide versies de chronologie precies dezelfde is. In de Cannes-versie zitten hoegenaamd géén scènes die niet in de Kümelversie zijn terug te vinden, de eenvoudigste uitleg daarvoor is dat Marden sowieso de sterkste scènes heeft gebruikt in zijn montage, fragmenten die ook voor Kümel onontbeerlijk waren. Kümel heeft natuurlijk wél materiaal toegevoegd, scènes langer gemaakt, of van sommige scènes net iets andere beelden gebruikt, zoals bijv. de godin die in het park een hagedis tegen de grond gooit in de ene versie, terwijl je in de andere versie ziet dat wat op de stenen neervalt nog alleen maar de beenderen van het diertje zijn. In een binnenhuisscène waar koffie wordt rondgedeeld, gebruikt de ene monteur de breedhoekversie en de andere de close-up-versie van het dienblad en de kopjes. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat deze opeenhoping van kleinere aanpassingen de film in Cannes hadden kunnen redden. De ingrepen zijn daarvoor te beperkt, te weinig verstrekkend en bovendien is de algemene toon van beide versies uiteindelijk precies dezelfde, wat men ook mag beweren. Dat geldt overigens ook voor de afloop van de film, dus wat dat betreft is er zeker geen sprake van een nieuwe, aparte of grote verrassing met meer of een compleet andere impact. Wat uw dienaar zich eerder kan voorstellen is dat het op een bepaald moment in 1972 vrij gênant werd voor een aantal betrokkenen dat de Vlaamse Overheid, die een klein miljoen Euro in het project had geïnvesteerd, mocht vaststellen dat er na het Festival van Cannes op de Belgische markt geen Nederlandstalige versie beschikbaar was om aan het Vlaamse publiek te tonen. Dus zocht en vond men een doekje voor het bloeden. Maar dat terzijde.
CONCLUSIE
Mede door de belangrijke internationale cast (Orson Welles en Susan Hampshire) is
Malpertuis een buitenbeentje in het Vlaamse filmlandschap. Het is een luchtige en tegelijk cinefiele productie met een niet alledaags onderwerp, een niet eenvoudige enscenering en een zeer eigenzinnige montage. Toch is het één van de beste en merkwaardigste films die in Vlaanderen ooit is gemaakt en in elk geval de belangrijkste Vlaamse release van 2005. Zeker weten.