Regie: Ettore Scola
Met: Sophia Loren, Marcello Mastroianni, John Vernon, Françoise Berd, Nicole Magny
Terwijl ze water en zaadjes in een bakje doet, verdwijnt de beo uit z’n kooi het raam uit. Een ramp. Hij landt op de vensterbank van een flat op dezelfde verdieping aan de overkant van het woonerf waar een man van middelbare leeftijd achter een bureautje zit die haar niet hoort als ze op hem roept. Dus gaat ze naar beneden en weer naar boven en klopt aan. Voor haar staat Gabriele (Marcello Mastroianni), een rustige goeduitziende man, omroeper bij de radio die op non-actief is gezet zonder salaris waardoor hij nu voor een grote firma adressen op enveloppen schrijft. Hij helpt haar bij het vangen van de beo en offreert een kopje koffie, maar Antonietta heeft haast. Er is nog zo veel te doen. Ze aarzelt. Ze vraagt wat hij doet en waarom hij niet aan de slag is. Ze probeert de tijd uit te rekken en dan vertrekt ze, maar terwijl ze de bedden verschoont en in de keuken bezig is, kijkt ze naar de overkant, naar Gabriele, die ze niet uit haar hoofd kan zetten. Als hij even later zelf aanbelt en een boek brengt dat hij haar had willen schenken, raakt Antonietta helemaal van de wijs. Bezoek van een vreemde man, het is not done in haar milieu. Maar de conciërge verstoort haar dagdromen met insinuaties aan het adres van haar bezoeker: een gluiperd en een slechterik, zegt ze, en vooral geen fascist. Antionietta confronteert Gabriele met de beschuldigingen en als goede fasciste laat ze de goede naam van Il Duce uiteraard niet besmeuren. De woordenwisseling, waarbij Gabriele zich de hele tijd rustig gedraagt, loopt op een ruzie uit, waarvoor Antonietta zich een paar uur later zal excuseren. Maar ondertussen is ze op het dak van het flatgebouw Gabrielle om de hals gevallen en dus is het de hoogste tijd dat die openkaart speelt.
Una Giornata Particolare was één van Sophia Lorens laatste grote successen op het witte doek. In 1994 kreeg ze nog de hoofdrol in Robert Altmanns weinig geapprecieerde Prêt-à-Porter, maar voor de rest was de Italiaanse vooral te zien in tv-films en producties van minder bekende regisseurs. In 1988 schitterde ze nog één keer in Stuart Coopers tv-miniserie The Fortunate Pilgrim. In Una Giornata Particolare (1977) zien we Sophia Loren op vertrouwd terrein. Met Marcello Mastroianni werkte ze eerder al zo’n zeven keer samen sinds Peccato Che Sia Una Canaglia, hun allereerste gezamenlijke project uit 1954. In de kwarteeuw die volgde werd ze een ster. Ze maakte haar internationale debuut in 1957 in Legend of the Lost (1957) aan de zijde van John Wayne, en in The Pride and the Passion (1957) naast Frank Sinatra en Cary Grant, en ze behoorde ondertussen tot de wereldtop. Ze had o.a. naast Clark Gable, Anthony Quin, Jean-Paul Belmondo, Richard Burton, Marlon Brando, Gregory Peck en Paul Newman op het witte doek geschitterd en regisseurs zoals o.a. Federico Fellini, Sidney Lumet, Stanley Donan, George Cukor en Charles Chaplin deden een beroep op haar acteertalent voor interessante en boeiende rollen. In Europa zou ze vooral bekend blijven als sparringpartner van Marcello Mastroianni. Hij maakte z’n internationale debuut twee jaar later dan Sophia Loren, in Jules Dassins La Legge (1959), waarin Gina Lollobrigida de hoofdrol voor haar rekening nam, naast Melina Mercouri en Yves Montand, maar het waren Federico Fellini (La Dolce Vita, 1960; Otto E Mezzo, 1963) en Michelangelo Antonioni (La Notte, 1961) die Mastroianni op de kaart zetten. Sekssymbool Mastroianni was te zien aan de zijde van o.a. Brigitte Bardot, Ursula Andress, Gina Lollobrigida, Claudia Cardinale, Jeanne Moreau, Raquel Welch, Faye Dunaway, Romy Schneider, z’n latere minnares Catherine Deneuve en ontelbare andere Italiaanse en Franse schoonheden, maar chemie was er vooral in samenwerking met Sophia Loren, met wie hij de Europese tegenhanger vormde van Richard Burton en Elizabeth Taylor. Mastroianni werd genomineerd voor een Oscar én een Golden Golbe voor Una Giornata Particulare, maar kon de nominaties niet verzilveren.
In Una Giornata Particulare ontmoet de kijker twee outcasts, twee mensen die wegens heel verschillende omstandigheden niet hun eigen leven kunnen leiden en bijgevolg niet vrij en dus ook niet gelukkig zijn. Antonietta is het slachtoffer van een maatschappelijke norm: een gezin stichten, kinderen krijgen, lid worden van de fascistische partij en vooral meedoen en niet opvallen. Lang heeft ze zich daarbij geen vragen gesteld. Had ze ook geen tijd voor met zes kinderen en wellicht nog een zevende over afzienbare tijd wegens de extra premie. Haar huwelijk is in een sukkelstraatje terechtgekomen. Mijn man gaat met z’n vrienden van de partij op stap, zegt ze tegen Gabriele, naar plekken waar ze voor genegenheid betalen. Als hobby houdt ze een fotoboek met krantenfoto’s van Il Duce bij. Ik zag hem een keer op straat toen hij passeerde in z’n auto, zegt ze, ik stond meteen in vuur en vlam, waarbij haar ogen een zeldzame keer oplichten. Mussolini is voor haar een redder en een sekssymbool. Gabriele op zijn beurt luistert met verbazing. Hij is vrijgezel, intelligent en een beetje sardonisch, en hij voelt met haar mee. Ik werd op een keer bij m’n baas geroepen, vertelt hij haar. Hij stuurde me de laan uit omdat ik volgens hem ongepaste neigingen heb. Dat hij nog diezelfde dag door twee heren in donkere gabardines en bijpassende steekhoed zal worden opgehaald voor verbanning naar Sardinië, zegt hij er niet bij. Hij is alles kwijt en straks ook z’n toekomst en in de loop van hun gesprek en geanimeerde discussie voelt Antonietta haar eigen zekerheden wegsmelten als sneeuw voor de zon. Ze zoekt een houvast en genegenheid waar ze meent die te kunnen vinden: bij Gabriele, die zich verplicht voelt om haar te waarschuwen tegen een impulsieve onbezonnenheid: ik ben homo, zegt hij naar waarheid, een flikker, een bruinwerker!
Antonietta en Gabriele vormen een ongewoon stel, maar Sophia Loren en Marcelo Mastroianni brengen hun personage in dit drama over een onmogelijke liefde met een intensiteit die naar de keel grijpt. Hun korte ontmoeting op die ene speciale dag heeft een dynamiek en een felheid die alleen grote acteurs in anderhalf uur op het witte doek kunnen toveren. Sophia Loren heeft een licht voordeel op haar tegenspeler, want haar personage wordt in het begin van de film uitgebreid in de context van haar gezin gesitueerd als het manusje-van-alles dat om z’n praktische handigheid gewaardeerd wordt, vooral door de kinderen, want haar macho-echtgenoot Emanuele (John Vernon) houdt het bij bevelen en commando’s over z’n pak dat nodig moet worden gesteven en gestreken. Als kijker heb je met Antonietta te doen, want ze is een mooie en op haar manier intelligente vrouw die in de mannetje-huisje-boompje-kindje-val is getrapt omdat een alternatief niet voorhanden is, omdat een ander soort leven ondenkbaar is en niet in het maatschappelijk project past.
Marcello Mastroianni heeft het een stuk moeilijker omdat z’n personage in een geïsoleerde omgeving wordt opgevoerd waaruit z’n status niet valt op te maken. De regisseur vertelt bovendien heel weinig over Gabriele en helemaal niets over z’n geaardheid en uit z’n manier van doen kan worden afgeleid dat hij op de rand van een zenuwinzinking staat: hij gooit de papierberg op z’n bureau met één handbeweging op de grond en ijsbeert door de kamer. Bovendien is het niet zo eenvoudig voor de kijker om de aantrekkelijke en zeer mannelijke Marcello Mastroianni als suïcidale homoseksueel te aanvaarden. Maar van af het moment dat de situatie duidelijk is en de personages in stelling zijn gebracht is er sprake van een zeldzame chemie tussen twee zielen die voor even bescherming bij elkaar zoeken. Het wordt een korte, heftige en intimistische ontmoeting zonder vervolg, maar Loren en Mastroianni maken er een belangrijk moment van over eenzaamheid, eerlijkheid en genegenheid. Antoniette wordt geen anti-fasciste, maar de twijfel is gezaaid en de horizont verbreed; Gabriele wordt niet van het ene op het andere moment hetero, maar de ontmoeting heeft zijn laatste dag in Rome weer voor even kleur gegeven. Ze worden er beiden beter van, elk op zijn manier. Meer hoeft het voor regisseur Ettore Scola en scenarist Ruggero Maccari niet te zijn.
BEELD EN GELUID
De beeldkwaliteit van deze release is goed. Niet alle ongerechtigheden zijn weggewerkt, maar ze vallen nauwelijks op en al helemaal niet in het donkere appartement van Antoniette. De kleuren zijn zacht, want Scola heeft ze via een voor die tijd nieuw procedé ontkleurd, het rood van de vlag wordt bruin en het vuiloranje van de gevels grauwbeige. In de loop van de film worden de scènes haast zwart-wit. Voor de muziek werd een beroep gedaan op Armando Trovajoli die vaker voor Ettore Scola (en voor Dino Rosi) werkte. Hij componeerde een muziektrack met typische Italiaanse ingrediënten die perfect bij de sfeer past die de regisseur wil oproepen.