Regie: Bernard Stora
Met: Bernard Farcy, Danièle Lebrun, David Ryall, Grégoire Oestermann, Scali Delpeyrat, Pierre-François Dumeniaud, Pascal Elso, Hubert Saint-Macary, Denis Podalydès
Tien jaar duurt De Gaulle’s zgn. tocht door de woestijn. De situatie wordt weer spannend als in 1957 op één dag in Algerije dertig aanslagen worden gepleegd waarbij acht doden vallen. Het is het officiële begin van de Algerijnse oorlog, maar niet meer dan het zoveelste incident in een lange rij tussen Algerijnse vrijheidsstrijders en de naar schatting meer dan een miljoen Franse inwoners van het Noord-Afrikaanse land. Parijs, dat Algerije als Frans grondgebied beschouwt, stuurt 400.000 militairen naar het front om de situatie onder controle te krijgen, maar dat blijkt een moeilijke affaire, want ook de Fransen in Algerije laten zich niet onbetuigd en plegen aanslagen tot in Parijs om te voorkomen dat Algerije net zoals de buurlanden Marokko en Tunesië onafhankelijk zou worden. Ook het Franse leger ter plekke keert zich tegen de Franse regering die niet in staat lijkt om vrede te brengen. In Parijs leidt de hele affaire overigens tot een politieke crisis: de regering treedt af en pogingen om een stabiel kabinet op de been te brengen mislukken keer op keer. Een jaar later doet de Franse president een beroep op De Gaulle om de troepen én de Fransen in Algerije te kalmeren, maar die eist daarvoor een prijs: het presidentschap. De Gaulle staat evenwel voor een onmogelijk opdracht. Met de steun van de Fransen in Algerije wint hij de verkiezingen van 1958, maar de ondertussen 68-jarige politicus beseft zoals geen ander dat de wereld veranderd is en dat er aan dekolonisatie niet meer valt te ontsnappen. Kolonies hebben ooit bijgedragen aan onze rijkdom, zegt hij daarover tegen een medewerker, maar dat is niet langer het geval. Wat we in de toekomst nodig hebben zijn universiteiten, wetenschappers, industrieën, telefoonlijnen en autowegen, heel veel autowegen..
In deze tweedelige serie van regisseur Bernard Stora wordt u een omstandig portret geserveerd van de Franse militair en politicus Charles de Gaulle, een van de meest omstreden figuren uit het Franse politieke leven van de voorbije 75 jaar, die desalniettemin belangrijk was voor de wederopstanding van de Franse Republiek na de verwoestende Tweede Wereldoorlog. Het biografisch portret begint tijdens de gevechten tegen de Duitse troepen in 1940, behandelt vervolgens de moeilijke naoorlogse periode en De Gaulle’s vroegtijdige aftreden, z’n lange tocht door de woestijn, zoals hij de periode tussen 1947 en 1957 in z’n memoires heeft genoemd en ten slotte z’n 11-jarige carrière als president van de Franse Vijfde Republiek tot en met zijn dood in 1970. Regisseur Stora probeert een realistisch en waargetrouw beeld op te hangen van De Gaulle’s bijna dertigjarige carrière en dus doet hij heel vaak een beroep op authentiek beeldmateriaal uit die periode, waarbij hij z’n hoofdacteur Bernard Farcy (Taxi, 1998; Taxi 2, 2000; Taxi 3, 2003) opvoert om scènes uit het publiek en privéleven van de generaal in de verf te zetten. De acteur doet dat op een zo goed als perfecte manier, zonder dat hij Charles de Gaulle per se probeert te imiteren, waardoor de geloofwaardigheid dus ook nooit in het gedrang komt.
Le Grand Charles wordt m.a.w. geen saai politiek portret. Uiteraard komen er situaties ter sprake waarover wij in het buitenland destijds -maar ook nadien - heel weinig vernomen hebben, maar regisseur Stora zorgt voor voldoende anekdotes om het materiaal ook voor een niet-Frans publiek bekijkbaar te houden, zoals de scènes met z’n vrouw Yvonne die altijd achter hem is blijven staan, maar die besefte dat haar huwelijk ondergeschikt was aan de politieke ambities van haar echtgenoot, of de scènes met z’n gehandicapte dochter die op 20-jarige leeftijd overlijdt en die de regisseur toelaten om een ruimer en genuanceerd beeld te schetsen van De Gaulle’s karakter. Wat niet wegneemt dat hij Charles de Gaulle als een koppig, volhardend en een beetje een hautain personage afschildert, een man die zichzelf als de redder van Frankrijk zag. Je suis la France!, brult hij op zeker moment in de film tegen z’n medewerkers en het bewijs hebben z’n tegenstanders jaren later geleverd toen ze hem nodig hadden om de Algerijnse knoop te ontwarren.
Een belangrijke plaats kent Bernard Stora ook toe aan de contacten van De Gaulle met de Britse premier Winston Churchill en de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt tijdens de onderhandelingen in Casablanca (Marokko) tijdens W.O.II. De Gaulle was maar in tweede instantie uitgenodigd op de bijeenkomst en hij voelde zich beledigd en gepasseerd, niet het minst omdat de geallieerden de Franse kolonies in Noord-Afrika binnengevallen waren zonder hem op de hoogte brengen. Churchill en Roosevelt vormden evenwel een sterk front waartegen De Gaulle, die op dat moment in Londen in ballingschap woonde - weinig verweer had. Hij werd onder druk gezet om een publieke oproep te doen tot de Franse burgers en militairen in Marokko en Algerije om zich aan de zijde van de geallieerden te scharen, wat hij uiteindelijk ook deed, nadat hij eerder die dag tegen een medewerker nog gezegd had dat hij hoopte dat Pétain en z’n mannen de buitenlandse troepen in zee zouden vegen. Het voorval versterkte zijn vastberadenheid om na de oorlog een eigen koers te varen, los van Amerika en Engeland.
Eén pittige anekdote willen we u niet onthouden. Volgens De Gaulle – in zijn memoires - zou Winston Churchill het idee geopperd hebben om de grenzen in Europa na de Tweede Wereldoorlog te hertekenen en o.a. de nieuwe staat Wallonië op te richten die zou bestaan uit het huidige Waalse landsgedeelte, Luxemburg, de Elzas en een groot stuk van Noord-Frankrijk. Het moet Charles de Gaulle slapeloze nachten bezorgd hebben…