Regie: Mike Leigh
Met: Timothy Spall, Paul Jesson, Marion Bailey, Karl Johnson, Ruth Sheen, Sandy Foster, Amy Dawson, Lesley Manville
J.M.W. Turner (Timothy Spall) treedt Mike Leighs film binnen als een man op oudere leeftijd. Over z’n jeugd, z’n opleiding en z’n eerste successen vernemen we niets. Wél over z’n huwelijk, want dat is al een hele tijd geleden op de klippen gelopen en z’n vrouw en twee dochters kloppen elke maand bij vader en zoon Turner aan voor de alimentatie. Daarbij vallen er harde woorden, want de schilder heeft geen interesse voor z’n dochters – aldus z’n ex – en al evenmin voor z’n eerste kleinkind. Turner staat z’n vrouw op gereserveerde toon te woord, hij bromt meer dan hij praat en hij sluit zich al na een paar minuten op in z’n atelier. Hij laat het aan z’n vader over om het vrouwvolk de deur uit te werken. Daarmee is de toon gezet, want ook in het vervolg van de film blijkt dat J.M. William Turner heel weinig op heeft met vrouwen. Hannah Danby, de inwonende werkster, behandelt hij fatsoenlijk, maar op haar vragen antwoordt hij nauwelijks en als hij last heeft van z’n hormonen, gebruikt hij haar op een ruwe en liefdeloze manier. Alleen z’n vader en intelligente vrouwen zijn z’n gezelschap waard, hoewel hij in Margate, een kustplaatsje waar hij vaak verblijft om de zee en de lucht te schilderen, voor de charmante weduwe Mr. Booth valt.
Engelands grootste schilder is een man die weinig interesse heeft voor z’n omgeving en nog minder voor de sociale aspecten van z’n eigen maatschappij. Hij leeft uitsluitend voor z’n schilderijen, want die hebben hem aanzien gebracht en een zorgeloos leventje. De tijd dat z’n doekjes voor een paar shilling in de kapperszaak annex pruikenwinkel van z’n vader aan de man werden gebracht, ligt ver achter hem. Ondertussen is hij een bekend en gerespecteerd gezicht in de Londense bon monde, een man wiens menig telt, een autoriteit waaraan men niet voorbij kan. In dat milieu voelt J.M.W. Turner zich als een vis in het water, gedraagt hij zich min of meer als een gentleman ten opzichte van z’n ev. klanten en is hij mild voor z’n directe concurrenten, alhoewel hij op gespannen voet lijkt te leven met z’n tijdgenoot en schilder John Constable, want op een gezamenlijke tentoonstelling gunt hij de man nauwelijks een blik.
Als het tij keert krijgt J.M.W. Turner het moeilijk. Een theatersketch waarin z’n schilderkunst en z’n persoontje belachelijk worden gemaakt, kan er nog net mee door, maar als de jonge koningin Victoria een spottende opmerking maakt over z’n schilderijen tijdens een bezoek aan de tentoonstelling, dan is hij diep gekwetst, want is het niet zijn overtuiging dat z’n oeuvre een belangrijke erfenis is voor het Engelse volk, dé reden waarom hij niet ingaat op het aanbod van een Amerikaanse miljonair, die 100.000 £ biedt voor al de doeken en waterverftekeningen in z’n atelier? Nee, J.M.W. Turner had ook principes, alhoewel ze uitsluitend lijken te zijn ingegeven door de zucht naar eeuwige roem.
Regisseur Mike Leigh is m.a.w. streng voor J.M. William Turner, want als mens was hij niet meer dan zeer middelmatig, asociaal en buitengewoon eerzuchtig. Het is wellicht niet Leighs bedoeling, maar nogal wat eigenschappen deelt de Engelse schilder schijnbaar met de kruideniersdochter Margaret Thatcher. Het is wellicht niet Mike Leighs bedoeling om het verband te leggen, maar dat z’n film actualiteitswaarde heeft, dat mag duidelijk zijn.
Als Mike Leigh opkijkt naar William Turner, dan doet hij dat uit het besef dat hij te maken heeft met één van de belangrijkste namen uit de moderne schilderkunst. De jonge koningin Victoria mag zich dan laatdunkend over hem hebben uitgelaten, dat Turner een uniek talent bezat en vooral in z’n atmosferisch werk een zeldzaam niveau heeft bereikt, het staat buiten kijf. Wie de Turner-collectie in de Londense National Gallery bekijkt, ervaart z’n Sturn und Drang als een waterval van emotie, geweld en spanning, en Mike Leigh slaagt erin om dat gevoel ook in z’n film op te roepen. Soms lijkt het trouwens alsof acteur Timothy Spall in de schilderijen van William Turner wandelt, want de regisseur en z’n cameraman Dick Pope (The Illusionist, 2006; Another Year, 2010) maken van de vele uitstapjes van hun hoofdpersonage evenveel unieke Turner-landschappen met gezwollen wolkenformaties en oranje & okerachtige vergezichten. Dat Mr. Turner bij momenten meer op een collectie willekeurige vignetten lijkt en veel minder op een echte biografie, dat nemen we Leigh niet kwalijk, want het resultaat is vormelijk een bloedmooie film.
Timothy Spall, die u zich beslist herinnert als Winston Churchill uit The King’s Speech (2010) of misschien als Terry Donaldson uit Desert Flower (2009), kruipt in de huid van William Turner en de manier waarop hij de schilder met fysieke en karakteriële middelen tot leven wekt is zonder meer subliem, want net zoals Meryl Streep eerder samensmolt met haar personage Margaret Thatcher en Colin Firth met de Engelse koning George VI, zo versmelt Timothy Spall met William Turner. Timothy Spall ís William Turner, en dat we dat zonder meer en vanaf de eerste scène accepteren, het duidt op een groot talent. Dorothy Atkinson neemt de niet evidente rol van huishoudster Hannah Danby voor haar rekening, een stil en schaapachtig wezen dat medelijden opwekt, maar tegelijk ook voor de grappige momenten in de film zorgt. Als hondstrouwe huisslaaf is ze uiteraard verliefd op William Turner die haar regelmatige gebruikt om z’n seksuele lusten bot te vieren, en kan je het haar kwalijk nemen dat ze in haar naïviteit en onschuld gelooft dat ze misschien meer voor hem betekent? Atkinson speelde eerder mee in Leighs Topsy-Turvey.
Marion Bailey (Persuasion, 2007) is perfect gecast als de warmhartige Sophie Booth, de eigenares van een klein pensionnetje in Margate, waar William Turner regelmatig de voorkamer op de eerste verdieping betrekt tijdens z’n teken- en schildersessies aan zee. Na de dood van haar echtgenoot (een rol voor Karl Johnson, die u herkent als het schooierige oude mannetje Twister Turrill uit Lark Rise to Candleford, 2008-2011) wordt ze intiem met Turner en later zal ze haar pensionnetje verkopen en een huisje betrekken in een buitenplaats van Londen, waar ze met Turner samenwoont (die zich inmiddels uitgeeft voor Mr. Booth). Bailey zet een gezellige huisvrouw neer die zorgzaam is en die geen vragen stelt, waarmee ze schijnbaar een gevoelige snaar bij Turner raakt. Paul Jesson (Rome, 2006; Vera Drake, 2004) ten slotte ziet u in een kleinere rol als J.M. William Turners vader, een warme en aantrekkelijke persoonlijkheid die zowat het complete tegenbeeld is van z’n zoon en die er bijv. alles aan doet om de relatie met z’n schoondochter en haar dochters niet te laten verzanden in een scheldpartij. Als kapper en pruikenmaker heeft hij uiteraard altijd een goede relatie gehad met z’n klanten, maar wat hem vooral siert is het feit dat het succes van z’n zoon hem niet naar het hoofd is gestegen.
Voor de soundtrack is een beroep gedaan op Gary Yerson en die ondersteunt het materiaal met een zeer goed klinkende geluidsband. Hij leverde eerder ook al de muziek voor Leighs Another Year en Happy-Go-Lucky.