Regie: John Schlesinger
Met: Dustin Hoffman, Jon Voight, Sylvia Miles, John McGiver, Brenda Vaccaro, Barnard Hughes
Dus neemt Joe een goedkope kamer en gaat op zoek naar klanten en naar Ratso, want met hem heeft hij een rekening te vereffenen. Hij loopt hem een paar dagen later tegen het lijf, maar de praatjesmaker in z’n misleidende witte kostuum heeft nu een stoppelbaard van een paar dagen, een akelig hoestje en hij is uiteraard platzak. Dat laatste is ondertussen ook Joe Bucks lot, want omdat z’n gigolo-act weinig succes heeft, is z’n voorraad dollars flink geslonken. Er blijft hem niets anders over dan het bij te leggen met Ratso en bij hem in te trekken: een onverwarmd hok in een bouwvallig fabriekspand zonder verwarming of elektriciteit. Ratso zal een poging doen om voor z’n medebewoner klanten te ronselen, maar veel levert het niet op: een oude en een jonge homo en een hysterische bejaarde vrouw die meent dat ze nog een tiener is, allemaal al even grote losers als Joe en Ratso. Uiteindelijk zullen ze besluiten om naar Florida te verkassen, want daar is het tenminste warm, maar eigenlijk ligt de droom op een betere toekomst al helemaal aan scherven.
In Midnight Cowboy vertelt regisseur John Schlesinger het verhaal over twee geboren losers die proberen om het noodlot af te wenden, maar daar niet in zullen slagen. Ratso heeft de hoop eigenlijk al opgegeven op het moment dat hij Joe Buck ontmoet. Hij leeft van wat hij bijeenscharrelt en als gevolg van z’n slechte levensvoorwaarden is hij ziek. Een paar dagen later stelt hij vast dat de man die hij via bedrog geld afhandig heeft gemaakt, er evenmin goed voorstaat. Medemenselijkheid wint het van egoïsme en dus biedt hij de nieuwkomer een slaapplaats aan. Joe Buck heeft ondertussen een koude douche gehad, want hij beseft dat ze in New York niet op een dekhengst (zo noemt hij zichzelf graag) zitten te wachten, zeker niet op eentje met een cowboyhoed en de overmoed van een vijftienjarige. Als buitenstaander is hij bovendien een gemakkelijke prooi voor eenieder die misbruik probeert te maken van zijn naïviteit en dus zit hij binnen de kortste keren financieel aan de grond. Gelukkig ontmoet hij Ratso met wie hij – ondanks die onfortuinlijke eerste ontmoeting - bevriend wordt.
John Schlesinger maakt een warm en aandoenlijk portret van die vriendschap. Achteraf heb je evenwel toch een beetje het gevoel dat er meer in dit verhaal zat en dat de regisseur een mooie kans heeft laten liggen, want Joe Buck zit duidelijk ingewikkelder in elkaar dan hij zelf vermoedt. Hij mag zich dan een dekhengst noemen, in een scène met een jonge homo in de bioscoop zie je de twijfel in z’n ogen. Daarvoor is hij niet naar New York gekomen. Maar hij weert de jongen niet af. Is het hem alleen maar om het geld te doen? In de daaropvolgende scène met een vrouw is hij niet in staat om te presteren. Het geeft niet, zegt ze, maar opnieuw is er die twijfel. Een oudere homo krijgt de rekening: Joe slaat hem in z’n gezicht zodat het gebit van de arme man tot in de hoek van de kamer vliegt. Zó had Schlesinger hem nog niet eerder geportretteerd, want de altijd glimlachende Joe scheen niet in staat tot geweld…
In plaats van de relatie tussen Ratso en Joe uit te diepen, kiest John Schlesinger voor flashbacks over Joe’s jeugd (waaruit we leren dat die niet echt gelukkig was) en wervelende inserts over het New Yorkse nachtleven om Joe’s fantasieën over vrouwen en wilde seksfeestjes te illustreren. Jammer genoeg zijn die laatste helemaal in de typische jarenzestigstijl: veelkleurig, hypernerveus met bonkende muziek en veel suggestieve scènes. Het is misschien materiaal dat anno 1969 cool en gedurfd was, bijna een halve eeuw later zijn het gedateerde opnamen die eerder storend werken en die de intimiteit en de kracht van de hoofdverhaallijn ondermijnen.
Jon Voight (Ray Donovan, 2014; Effie Gray, 2014) kruipt in de huid van Joe Buck en doet dat op een uitstekende manier, want hij slaagt erin om de naïviteit, de overmoed en de ontgoocheling van het personage op een zeer acceptabele manier gestalte te geven. Voight kon de Oscarnominatie voor zijn rol in Midnight Cowboy niet verzilveren, maar 9 jaar later nam hij het gegeerde beeldje wel mee naar huis (voor Coming Home van regisseur Hal Ashby, 1979). Voor Dustin Hoffman was Midnight Cowboy de tweede belangrijke film uit z’n carrière. In 1967 schitterde hij als een gedesillusioneerde collegestudent in The Graduate waarvoor hij een Oscarnominatie kreeg, twee jaar later verbaasde hij vriend en vijand als de schurftige Ratso, waarvoor hij opnieuw een Oscarnominatie in de wacht sleepte en het is jammer dat ook hij het moest afleggen tegen John Wayne in True Grit, want de manier waarop hij het personage neerzet is zondermeer sterk en indrukwekkend.