Regie: Rainer Werner Fassbinder
Met: Dirk Bogarde, Andréa Ferréol, Klaus Löwitsch, Volker Spengler, Armin Meier, Peter Kern, Adrian Hoven, Alexander Allerson, Hark Bohm, Roger Fritz, Gottfried John, Y Sa Lo, Lilo Pempeit, Ingrid Caven, Voli Geiler
Despair, Eine Reise Ins Licht is gebaseerd op de novelle Otchayanie van de Russische auteur Vladimir Nabokov (Lolita, 1962), die in 1934 als feuilleton in een literair magazine verscheen en vervolgens in boekvorm (1936) op de markt kwam. Het is het verhaal over de Russische zakenman en eigenaar van een chocoladefabriek Hermann Karlovich, die ten einde raad is als hij merkt dat z’n vrouw Lydia hem bedriegt, z’n bedrijf op de rand van het faillissement staat en er als gevolg van de politieke situatie (in Duitsland zijn de nazi’s aan de macht) geen uitzicht is op enige redding. Als hij in Praag de arme sloeber Felix tegen het lijf loopt die als twee druppels water op hem gelijkt - althans dat is de mening van Hermann – groeit het vermetele plan om te verdwijnen, het geld van de levensverzekering op te strijken en met Lydia een nieuw leven te beginnen in Zwitserland. Maar daartoe zal hij uiteraard de als Hermann vermomde Felix uit de weg moeten ruimen en dat veronderstelt een perfecte moord.
Dirk Bogarde beweerde achteraf dat Despair niet alleen een belangrijke stap in z’n carrière was, maar dat hij in die film ook z’n beste acteerprestatie ooit leverde. Dat is groot compliment van een Amerikaanse steracteur aan het adres van een jonge, 31-jarige Duitse filmregisseur met een cultstatus in het eigen milieu, maar nauwelijks internationale bekendheid. En het moet gezegd, Bogarde levert een dijk van een prestatie, zij het dat z’n personage altijd op een zekere afstand van de toeschouwer blijft waardoor er van vereenzelviging of medeleven nauwelijks sprake is. Dat is een vreemde aanpak vanwege de regisseur, want Fassbinder staat bekend om z’n bezorgdheid omtrent de inlevingsmogelijkheden van z’n publiek. Maar wellicht was Despair niet echt zijn film en was hij er niet helemaal met z’n hart bij, want het scenario was van de hand van de hem onbekende Tom Stoppard – op dat moment een succesvol scenarioschrijver van tv-films in Engeland – en Dirk Bogarde stelde uiteraard ook z’n eisen, zo weigerde die bijv. een pikante leerscène met Andréa Ferréol te spelen omdat hij meende dat ze te veel overeenkomsten vertoonde met een gelijksoortige scène uit The Night Porter (1974). Het is trouwens een teken aan de wand dat Fassbinder niet verscheen op de première van Despair in Cannes en dat hij ook de daaropvolgende persconferentie vermeed als de pest. Het speelt uiteraard mee dat hij ondertussen Die Ehe der Maria Braun had ingeblikt, waarvan hij wellicht met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid besefte dat Hanna Schygulla de wereld met verbazing zou slaan in de rol van een cynische en berekende intrigante mét Hollywood-kapsones.
Andréa Ferréol was al een grote naam in Frankrijk toen ze aangezocht werd voor een rol in Fassbinders film. In 1973 trok ze even de internationale aandacht met haar rol in La Grande Bouffe van regisseur Marco Ferreri en drie jaar later werd ze genomineerd voor een César voor haar rol in Les Galettes de Pont-Aven (1976) van regisseur Joël Séria, maar echt grote namen verschenen pas op haar palmares (Die Blechtrommel, Volker Schlöndorff, 1979; Le Chef D’Orchestre, Andrzej Wajda, 1980; Le Dernier Metro, François Truffaut; A Zed And Two Noughts, Peter Greenaway, 1985) na haar rol in Despair als het wulpse kindvrouwtje Lydia, dat haar man bedriegt met een neefje, nl. de wat verwijfde roodharige pulpschilder Ardalion. In de rol van de dubbelganger Felix ziet u Klaus Löwitsch aan het werk, een acteur met een sterke fysieke uitstraling, die van onderkoelde nonchalance z’n handelsmerk heeft gemaakt. Samen met Hanna Schygulla brak hij internationaal door in Die Ehe der Maria Braun, maar eerder trok hij ook al de aandacht in de sterke Fassbinder-sciencefictioncrimi Welt Am Draht (1973).
Als Despair, Eine Reise ins Licht niet echt werkt, dan komt dat omdat de toon veel te intellectualistisch is en Tom Stoppard zich dus niet voldoende los heeft gemaakt van de tekst van de auteur. Maar ook Fassbinder gaat niet vrijuit, want hij doet geen enkele poging om Hermann of Lydia tot menselijke proporties terug te brengen. De dialogen zijn gezwollen en vaak nietszeggend en het is maar de vraag of de kijker de zgn. dubbelgangers die in de film verstopt zijn (niet alleen Felix, maar bijv. ook de toespelingen op het slechte huwelijk van Hermann en Lydia) herkent, want dat is essentieel om de groeiende waanzin van Hermann te begrijpen. Uiteraard speelt het production design een zeer belangrijke rol, want dat is altijd al één van herkenningspunten geweest in een Fassbinder-film en gezien er voor deze productie geld genoeg voorhanden was, mocht Rolf Zehetbauer (Cabaret, 1972; The Odessa File, 1974) zich erover ontfermen en die had goed naar eerder Fassbinder-werk gekeken, want hij leverde niet alleen een onwaarschijnlijk indrukwekkend decor af, hij maakte een dusdanig sterke indruk op de regisseur dat hij in al diens latere films die opdracht voor z’n rekening mocht nemen: felle kleurcontrasten, spiegels, doorkijkwandjes, bizarre locaties en asymmetrisch patronen die een verrassende belichting toelaten, ze volgen elkaar in sneltempo op. Maar dat betekent dus niet dat Despair, Eine Reise ins Licht uiteindelijk ook een perfecte film is geworden, want daarvoor ontbreekt het de productie aan bezieling en begeestering.