LEGEND OF 1900, THE
Bespreking door: Werner - Geplaatst op: 2001-04-02
FILM
The Legend Of 1900 is, ondanks de Amerikaanse hoofdrolspelers, een erg Europees getinte film, die het vooral moet hebben van de memorabele muziek van Ennio Morricone, en minder van het concise verhaal. De trompettist Max Tooney (Pruitt Taylor Vince) verpandt zijn trompet, en tot zijn grote verbazing treft hij in het pandjeshuis een oude fonoplaat aan. De plaat blijkt een uniek stuk, en via een klassieke flash back-structuur vertelt Tooney aan de eigenaar van het pandjeshuis het verhaal van de pianist die op de plaat te horen is.
De legende begint, zoals je al kon raden, in 1900 wanneer stoker Danny (Bill Nunn) aan boord van de Virginian, een oceaanstomer die heen en weer vaart tussen Europa en Amerika, een vondelingetje vindt. Hij geeft het jongetje de onmogelijke naam Danny Boodman (naar zichzelf) T.D. Lemon (naar de citroenkist waarin het jongetje is gevonden) 1900 (naar het jaartal). Hij verzuimt echter om het jongetje aan te geven aan de burgerlijke stand, en besluit hem zelf op te voeden, waardoor het kereltje voor de buitenwereld niet bestaat. Wanneer 1900 acht jaar is, komt zijn peetvader ongelukkigerwijs om het leven, en moet hij zichzelf zien te redden. De jongen heeft een gouden talent om piano te spelen, en wanneer hij uitgroeit tot een ietwat schuchtere, wereldvreemde jongeman (Tim Roth), heeft hij zich tegelijkertijd ontpopt tot een geniaal pianist; maar je kan hem enkel aan het werk horen als je als passagier de oversteek maakt, want hij heeft het schip nooit verlaten.
Enkele jaren later probeert Tooney een baantje te vinden met zijn trompet, en belandt zo op de Virginian. Hij is niet behept met een stevig paar zeebenen, in tegenstelling tot 1900, die het deinen van het schip als de normaalste zaak ter wereld beschouwt. Max beseft dat 1900 een uniek begenadigd musicus is, die echter geen maat kan houden en elk concert aan boord van de oceaanstomer onveranderlijk in een one man-show transformeert door zijn virtuose pianospel, waarin hij voornamelijk uitblinkt door zijn jazzy improvisatiestijl. Zo gaan jaren voorbij, en 1900 vaart tientallen keer heen en weer naar de Verenigde Staten en terug, zonder ooit maar één keer van boord te gaan. Naast briljant is hij namelijk ook wereldschuw, en kan nooit meer dan de aanwezigheid van tweeduizend mensen tegelijk (de capaciteit van het schip) verdragen. Wanneer de bekende jazz-pianist Jelly Roll Morton (Clarence Williams III) hem uitdaagt tot een muzikaal duel, moet de grootmeester de duimen leggen tegen het jonge, onblusbare talent van 1900. Door zijn aldus opgebouwde faam worden platenfirma's in hem geïnteresseerd, en al spoedig wordt hem aangeboden om een plaat te maken; de opname-apparatuur moet wel aan boord worden gebracht, want 1900 blijft categoriek weigeren het schip te verlaten.
Tijdens de opnames wordt 1900 voor het eerst in zijn leven verliefd op een mysterieus meisje (Mélanie Thierry), die zich ook als passagier aan boord bevindt. Enkele jaren voordien heeft 1900 haar vader op het schip ontmoet, een boer die zijn geluk in de Nieuwe Wereld wilde gaan beproeven nadat vijf van zijn zes kinderen waren overleden door ziekte, en zijn vrouw er met de plaatselijke pastoor vanonderuit gemuisd was. De opname wordt een fiasco, omdat 1900 zijn muziek met niemand wil delen, behalve met haar. Zijn wereldvreemdheid weerhoudt hem echter om naar haar toe te stappen, totdat ze bijna van boord moet. In extremis nodigt ze hem uit om haar te bezoeken, maar dat betekent voor 1900 de onoverbrugbare drempel nemen en het schip verlaten. De wereld is groter dan 1900 kan bevatten, en hij kan de confrontatie met de hectische drukte van de stad niet aan.
Wanneer jaren later Max via de plaat terug op het spoor van het schip komt waar hij ooit op heeft gewerkt, blijkt de Virginian rijp voor de sloop te zijn. Hij kan de havenautoriteiten met moeite overtuigen om te wachten met de definitieve vernietiging van het schip; immers, als 1900 toenertijd het schip nooit heeft durven verlaten, moet hij nog steeds aan boord zijn.
The Legend Of 1900 blinkt vooral uit door de beheerste, sobere stijl die de toon zet. In tegenstelling tot vele andere klassiek muzikale films, zoals Amadeus of Farinelli, is de film eerder intimistisch van toon, en nergens uitbundig of frivool - volgens mijn bescheiden mening zelfs net iets te weinig, wat het verhaal soms erg tedieus en doorwrocht maakt. Ook niet zo evident is de door elkaar lopende beelden, telkens wanneer 1900 aan de piano zitting neemt, die de film weliswaar een aparte fotografie meegeven, maar de eerste keer toch raar overkomt.
De voornaamste bestaansreden van de film is dan ook de muziek, enerzijds de sprankelende jazz uit de Belle Epoque, en anderzijds de begeesterde score van levende legende Ennio Morricone. Er is bijzonder veel aandacht besteed aan de decors en de stijl; het schip waarop de hoofdmoot van de film zich afspeelt is een monument, waar de liefhebbers van Art Déco zich likkebaardend aan zullen kunnen tegoed doen. Het is bovendien eens wat anders om Tim Roth voor één keer eens niet de rol van de onverbeterlijke schurk te zien spelen, en het moet gezegd worden dat hij de mensenschuwe en wereldvreemde 1900 op een geloofwaardige manier neerzet. Vooral de eindscène is ontroerend in elkaar gezet, en heeft mijn achting voor Roth alleen maar doen toenemen.
BEELD EN GELUID
Maar het is een regelrecht schandaal dat een film zoals deze, die voor negentig procent slechts bestaat bij de gratie van zijn muziek, op zo'n schandalige manier op DVD wordt gezet. De Dolby Digital 5.1-track klinkt zo vals als een kat die een langzame en pijnlijke marteldood sterft in een betonmixer. Ik kon het na enkele minuten niet meer aanhoren, en heb iets moeten doen wat ik nog nooit gedaan heb, namelijk de film herstarten met de Dolby Surround 2.0-track, die normaal gezien technisch inferieur zou moeten zijn ten opzichte van de 5.1-track, maar voor deze film de enige manier is om deze te kunnen beluisteren. Gelukkig zitten er aan mijn DVD-speler genoeg technische truukjes om toch nog een virtueel surround-effect te genereren, maar het is een schande voor RCV dat niemand vòòr de release van de disc schijnt gemerkt te hebben dat de geluidsmixer van dienst die de 5.1-track heeft vermassacreerd straalbezopen moet zijn geweest.
Nu, het beeld dan. De beelden zijn soms donker en grauw, maar dat kan ook de stijl van de film geweest zijn (ik heb 'm nooit op het witte doek gezien). Scherp zijn ze alleszins wel, maar hier en daar heb ik toch kleine compressiefoutjes opgemerkt., en dat zou toch echt niet mogen zijn. Maar het beeld is superieur aan de klank (ik geraak er maar niet over uitgeraasd).
EXTRA'S
Op RCV-discs staan meestal niet veel extra's aangekondigd, maar in de praktijk valt dat meestal nogal mee - zie bijvoorbeeld The Talented Mr. Ripley of Lost In Space. Deze keer is het echter een slag in het water geweest, want afgezien van een zeer beperkte sectie met informatie over de voornaamste acteurs en één theatrical trailer is deze disc zo kaal als een gepluimde kip. Eén en ander heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat de film ondanks de lengte (121 minuten) tóch een single layer disc is, en men niet de moeite heeft willen doen om een tweede laag te voorzien; alles moest en zou op de ene laag gaan. Ongetwijfeld is dit tevens de basis geweest van de geluidsproblemen. Was een DVD-9 nu écht te veel gevraagd, RCV?
CONCLUSIE
Een zeer mooie film, maar qua geluid is dit in absolute termen het slechtste wat ik ooit al gehoord heb. Zelfs de mono-geluidsbanden van de Asterix-films klinken stukken beter! Wie me niet gelooft, mag altijd bij mij thuis op afspraak de proef op de som komen nemen, maar wordt wel vriendelijk verzocht om zijn of haar eigen aspirientjes mee te brengen.