Regie: John Brewer
Met: Joni Mitchell, Mama Cass, David Crosby, Graham Nash, Stephen Stills, Van Dyke Parks, Gerry Beckley, Crosby Stills & Nash, Neil Young
Hun opvolgers waren The Mama’s & The Papa’s van songwriter John Phillips met de enigmatische Mama Cass, een formatie die tussen 1965 en 1968 ruim 40 miljoen albums wereldwijd verkocht. Ondertussen was de uit Canada gearriveerde Joni Mitchell al multimiljonair als gevolg van de opbrengst uit auteursrechten op zelfgepende composities die door folkzangers en –zangeressen, o.a. Buffy Sainte Marie en Judi Collins, naar hoge positie in de Billboard Top-100 waren gezongen. Maar het jonge volkje in haar omgeving liet zich niet onbetuigd. Stephen Stills (Buffallo Springfield) en David Crosby (The Byrds) koesterden plannen om samen een nieuw project uit de grond te stampen en toen de uit Engeland overgewaaide Graham Nash (The Hollies) een samenwerking zag zitten, werd Crosby, Stills & Nash boven de doopvont gehouden. Hun eerste album (1969) met Dallas Taylor (drums) en Mama Cass (backing vocals) klokte in de Bill Board Top-200 af op de zesde plaats en de singles Marrakesh Express en Suite: Judy Blue Eyes haalden allebei de Amerikaanse top-30. Een jaar nadien maakten ze hun meesterwerk Déjà Vu (1970) waarvoor Stepen Stills zijn oude makker Neil Young optrommelde, maar uit de interviews in deze documentaire blijkt dat Young zich beperkte tot het opsturen van de demo’s van Helpless, Country Girl en Everybody I Love You die hij in z’n eigen opnamestudio op tape vastlegde. Stephen Stills en Dallas Taylor voegden in Los Angeles de rest van de instrumenten én de stemmen toe. Ook later zou een samenwerking met Neil Young een moeilijke aangelegenheid blijken en was er sprake van niet meer dan een aan-af-samenwerking die tijdens liveconcerten meermaals tot hoogoplopende confrontaties leidde. Sometimes werd Neil Young een beetje spottend genoemd en een buitenbeentje is hij altijd voor de Laurel Canyon-bewoners gebleven, ook al verbleef hij er regelmatig in het huis van Stephen Stills en van landgenote Joni Mitchell.
In Legends Of The Canyon roept regisseur John Brewer nog één keer de sfeer op van het leven in de Laurel Canyon in de tweede helft van de jaren zestig en het begin van de jaren 70, de tijd van de jongens en meisjes met bloemen in het haar, van protesten tegen de oorlog in Vietnam, experimenten met softdrugs en van een uniek creatief proces dat zich via The Troubadour en Whisky over de rest van Amerika en later Europa verbreidde. Mensen die erbij waren vertellen over de ongedwongen sfeer die door de Canyon waaide, over de artiesten die er unieke samenwerkingsverbanden smeedden en succesvolle projecten realiseerden; de muzikanten (o.a. Stephen Stills, Graham Nash, David Crosby, Dallas Taylor) halen herinneringen op aan wat ze de beste tijd uit hun leven noemen, maar ze gaan ook de donkere periode van de Canyon niet uit de weg, want toen de Manson-clan in augustus 1969 de zwangere echtgenote van regisseur Roman Polanski en een aantal gasten op beestachtige wijze afmaakte, spatte de droom van sociale permissiviteit, psychedelische drugs en geweldloos verzet als een luchtbel uiteen.
Regisseur John Brewer heeft een pak grote namen kunnen overtuigen om voor de camera te getuigen, maar hij doet ook een beroep op naaste medewerkers van toen, managers, technici en platenbazen (o.a. David Geffen), met op de achtergrond muziek uit die tijd en ter illustratie uittreksels uit concerten van The Mama’s and The Papa’s, The Byrds, Buffalo Springfield, Crosby, Stills, Nash & Young e.a., vaak uniek en niet eerder gezien beeld- en fotomateriaal uit het archief van rock ’n roll-fotograaf en filmmaker Henzy Ditz die o.a. ook de foto leverde voor de cover van het eerste album van CSN. Met een snelle afwisseling van korte interviews slaagt de regisseur erin om de kijker een perfect beeld te schetsen van hoe het er destijds in en om Laurel Canyon aan toe ging en hem te laten proeven van de ongedwongen en vreedzame sfeer waarin jonge artiesten hun muziek vorm en inhoud gaven. Intrigerend zijn overigens ook de kleine verhaaltjes en anekdotes over de mensen in Laurel Canyon die in deze documentaire wellicht voor het eerst naar buiten gebracht worden, o.a. over de hoger vermelde moeilijke samenwerking met Neil Young, maar ook over de overstap van softdrugs naar cocaïne wat o.a. Janis Joplin in 1970 fataal zou worden, of zoals een geïnterviewde het formuleert: ze waren rijk geworden, de jongens en meisjes van Laurel Canyon, en ze konden zich de dure drugs permitteren. Het werd voor sommigen het begin van hun ondergang…