Regie: Alfred Hitchcock
Met: Charles Laughton, Horace Hodges, Maureen O’Hara, Hay Petrie, Frederick Piper, Emlyn Williams
Het scenario, een zeer vrije bewerking van Daphne du Mauriers gelijknamige romantische roman uit 1936, begint nochtans veel belovend met de uitgelokte schipbreuk van een vrachtboot voor de kust van Cornwall, de afslachting van de bemanning en het bergen van de buit door een stel rabauwen onder leiding van hun leider Joss Merlyn, die de eigenaar van de Jamaica Inn blijkt te zijn. De komst van de jonge goeduitziende Mary, het nichtje van Joss’ echtgenote Patience, gooit roet in het eten, want zij redt het jongste ganglid Jem Trehearne, dat door de rovers is opgehangen omdat hij ervan wordt verdacht een deel van de buit voor eigen rekening te hebben verkocht. Op weg naar de Jamaica Inn is Mary evenwel door de postkoets in the middle of nowhere achtergelaten, want de koetsier durfde geen halt te houden bij de herberg wegens het ruwe volkje dat er rondhangt. Ze klopt aan het huis van Sir Humphrey Pengallan aan, de enige rechter in het dorp, en die helpt haar om de bagage naar de Jamaica Inn te brengen. Daarmee zijn alle hoofdpersonages van de film voorgesteld in twee zeer strak geregisseerde scènes die het beste laten vermoeden. In de vervolgscène, waarin we zien hoe Mary in de Jamaica Inn kennismaakt met haar oom en tante en naar een gastenkamertje gebracht wordt terwijl in een nabijgelegen bijgebouwtje de de executie van Jem Trehearne wordt voorbereid, gaat Hitchcock evenwel in de fout, want in de enscenering van de dialoogscènes houdt hij geen rekening met de afstand die door het gigantische decor van de Jamaica Inn wordt gesuggereerd tussen de schuilplaats van de rovers en de bovenverdieping van het pand, want Mary’s oom Joss geeft instructies aan één van z’n bendeleden terwijl hij in de deuropening van haar kamertje staat, terwijl eerder in dezelfde scène de rovers een totaalverbod kregen op het betreden van de Jamaica Inn. In een latere scène zien we Mary na de vlucht uit de herberg in het huis van Sir Humphrey Pengallan waar ze droge kleren kan aantrekken na een onvoorziene zwempartij en meteen daarop staat ze weer in de herberg alsof er van een vlucht helemaal geen sprake zou zijn. Het zijn regiefouten die een talent als Alfred Hitchcock zich eigenlijk niet kan permitteren.
Maar daar houdt het niet mee op, want terwijl de voortgang van het verhaal in Daphne de Mauriers roman logisch en geloofwaardig is, is dat in Hitcocks verfilming niet het geval en is er sprake van te veel ongelukkig gekozen toevalligheden. De goede prestaties van Charles Laughton en van minstens twee andere acteurs, nl. Maureen O’Hara als Mary en Robert Newton als Jem Trehearne, kunnen de meubelen uiteindelijk niet redden. Jamaica Inn is een rommelige film met een regisseur wiens script schijnbaar al tijdens de eerste draaidag zoek is geraakt. Van die zgn. typische Hitchcock-kenmerken is overigens ook niet zo veel te zien, maar maak u geen illusies, ze zouden nauwelijks het verschil kunnen maken.