Regie: John Huston
Met: Humphrey Bogart, Katherine Hepburn, Robert Morley, Peter Bull, Theodore Bikel, Walter Gotell, Peter Swanwick, Richard Marner
De actie speelt zich af in Oost-Afrika in 1914 op het moment dat de Duitse troepen de Engelse kolonies onder de voet lopen. Het dorpje waar Rose Sayer en haar broer Samuel (Robert Morley, Topkapi, 1964) al een paar jaar een missionarispost runnen, wordt platgebrand en de inboorlingen worden weggevoerd om in het Duitse leger te dienen. Rev. Samuel ziet een levenswerk geniet gaan en krijgt een hartaanval. Gelukkig voor Rose passeert diezelfde dag Charlie Allnut met z’n boot, een Amerikaan die voor de bevoorrading en de postdienst instaat, en hij belooft Rose een veilige aftocht. Maar Rose is niet zinnens om zich de rest van de oorlog schuil te houden in de brousse en zij dwingt Allnut om de Ulongha-Borarivier af te varen in de richting van een groot meer waar ze meteen ook de Duitse oorlogsbodem Louisa tot zinken wil brengen met zelfgemaakte torpedo’s.
Klinkt wellicht niet realistisch, maar dat is ook niet de bedoeling van de makers, want van een oorlogsfilm is sowieso geen sprake en de hele setting is gewoon een handige truc om Rose en Allnut in diens weinig comfortabele schuitje te krijgen op een schijnbaar rustige, maar zoals zal blijken gevaarlijke rivier met watervallen en stroomversnellingen, voor een roadmovie (of in dit geval een rivermovie) die eindigt met de schipbreuk van niet één, maar twee boten, waaronder – u moet het zien om het te geloven – de Duitse oorlogsbodem Louisa! Wat overblijft is een vrouw van middelbare leeftijd, opgevoed volgens christelijke en victoriaanse principes, en een ongeschoren en ogenschijnlijk dagenlang niet gewassen vrijbuiter, die tot elkaar veroordeeld zijn tijdens een avontuur waarvan zij nauwelijks de risico’s kan overzien, terwijl hij voortdurend in de weer is om het worstcasecenario te vermijden, nl. een confrontatie met Duitse militairen of minstens zo erg: de aanvaring met een rotspunt in de oneffen rivierbedding tijdens de nauwelijks te controleren tocht naar het meer.
In The African Queen brengt regisseur John Huston (Key Largo, 1948) twee filmsterren samen die in de jaren vijftig immens populair waren en die het publiek niet eerder met elkaar in verband had gebracht, want Humphrey Bogart werd meestal gecast als slechterik of booswicht in Hollywood-knallers als Casa Blanca (1942), The Maltese Falcon (1941) en The Treasure Of The Sierra Madre (1948), terwijl Katherine Hepburn altijd het ideale, maar miskende jonge dametje speelde in romantische komedies naast goodlooking boys als Spencer Tracy, Cary Grant, Robert Mitchum, James Stewart en Burt Lancaster, waardoor zij goed in de markt lag bij vrouwen die haar als rolmodel accepteerden. De combinatie van deze twee zeer verschillende acteurtypes was een risico, maar John Huston haalde het beste uit James Agee’s scenario naar een roman van C.S. Forester, in zoverre zelfs dat hij Katherine Hepburn wellicht aan de beste rol uit haar carrière hielp en in elk geval aan de beste film uit haar lange carrière. De mooie en het Beest, zo zou je The African Queen in een paar woorden samen kunnen vatten en iedereen weet hoe het met dat stel afliep!
Nee, serieus, de tandem Bogart-Hepburn is de perfecte combinatie van twee grote sterren die het beste van zichzelf geven, Bogart in de atypische rol van een avonturier die de lady in z’n gezelschap met respect probeert te behandelen en daar ook grotendeels in slaagt, maar die het tegelijk op de heupen krijgt van de onrealistische wensen van een Engelse oude vrijster die hem opcommandeert alsof het de eerste de beste inboorling betrof. De niet altijd even behulpzame Afrikaanse natuur en de weinig aantrekkelijke levensvoorwaarden dwingen beide partijen om hun houding aan te passen, samen te werken en elkaar met andere ogen te bekijken. Hij blijkt veel minder ongemanierd te zijn dan zij vermoedde en zij veel minder koel en terughoudend dan tijdens hun toevallige ontmoetingen in de missiepost, waar ze niet meer was dan de onopvallende schaduw van haar stijve broertje zaliger. Een romance ligt voor de hand, maar John Huston zorgt er wel voor dat meligheid vermeden wordt, want bijna op hetzelfde moment komt de Duitse kruiser Louisa in zicht en neemt het verhaal een nieuwe avontuurlijke wending.
The African Queen doet ook z’n voordeel met een verrassend production design, want de film is grotendeels op locatie in Afrika geschoten, een voor die tijd zeldzaam procedé, met alleen hier en daar achtergrondprojectie als Allnuts boot tegen een wat hogere snelheid over de rivier raast. De natuuropnamen ogen naar onze smaak wellicht té eenvoudig en ze tonen weinig nieuws, maar anno 1951 stond de natuurfilm als apart genre nog in z’n kinderschoenen, getuige het overzicht van Sir Richard Attenborough in 60 Years In The Wild uit 2013. Voor de gevaarlijke scènes op de rivier is een beroep gedaan op stuntmannen, maar dat valt niet op, want John Huston maakt handig gebruik van panoramische opnamen en close-ups om die scènes in beeld te brengen. Het resultaat is een film die naast een flinke portie spanning en romance ook visueel heel wat te bieden heeft.