Regie: Robin Swicord
Met: Bryan Cranston, Beverly D’Angelo, Jennifer Garner, Ian Anthony Dale, Jason O’Mara, Pippa Bennett-Warner, Ellery Sprayberry, Victoria Bruno
Wakefield is een bioscoopfilm naar een kortverhaal van de Amerikaanse schrijver E.L. Doctorow. De premisse is misschien dun, regisseur Robin Swicord weet ze handig te omkleden met scènes die aandacht gaande houden en waarvoor hij kan rekenen op een perfect gecaste Bryan Cranston (Trumbo, 2015; Breaking Bad (2011-2014), want die brengt het personage Howard Wakefield op een zeer geloofwaardige en waardige manier tot leven, zonder dat geprobeerd wordt om medelijden op te wekken voor de onfortuinlijke neergang van het hoofdpersonage, want het gaat om de eigen keuze van een man die vanuit zijn ervaring als advocaat een goede kijk heeft op het gedrag van mensen en in de grappigste scènes zien we hoe zijn schoonmoeder – de weduwe Babs, zoals hij haar noemt – haar dochter komt troosten, en hij vanop zijn uitkijkpost op het zoldertje de stomme beelden van sarcastische dialogen voorziet. Howard weet zich overigens uitstekend te redden zonder de luxe die hij eerder niet kon missen: soms moet een concurrent aan de vuilnisbakken auditief of met een stok worden afgeschrikt; één keer wordt hij zelf belaagd door een Russische man en zijn vrouw die het afval scannen op verkoopbare spullen. Howard Wakefield moet het bij die gelegenheid op een lopen zetten en verschuilt zich in de kelder van de buurman, waar hij kennismaakt met Emily en Herbert, twee kinderen met het syndroom van down die bij de buren opgevangen worden. De scènes met Howard en de beide kinderen behoren tot de mooiste van de film, want voor Emily en Herbert maakt het niet uit wie of wat hij is, hij is vriendelijk, hij vertelt leuke dingen, maar hij zegt ook dat ze over zijn bestaan moeten zwijgen tegen andere mensen.
Maar Howard Wakefield is uiteraard ook voor de rest geen onmens; hij heeft te doen met het verdriet van Diana, wat hem overigens een beetje verbaast, want uit flashbacks leert de kijker dat seks al een tijd geen spontaan proces meer was, terwijl hun hele relatie eigenlijk toch een beetje op een leugen steunt, want 15 jaar geleden heeft Howard de relatie tussen Diana en zijn collega Dirk Morrison op een handige manier om zeep geholpen… en uitgerekend Dirk Morrison verschijnt na een tijdje in huize Wakefield. Maar Howard is er gerust in, want omdat niets bekend is over zijn whereabouts (is hij ervandoor met een jongere vrouw? Is hij vermoord of is er sprake van zelfmoord?), is Diana ook niet echt beschikbaar voor andere mannen. Maar de cruciale vraag is uiteraard hoelang Howard dit leventje kan en wil volhouden, want komt er op den duur niet aan elke midlifecrisis een einde?
Met een combinatie van donkere humor, een flinke hoeveelheid sarcasme en een vleugje cynisme slaagt regisseur Robin Swicord erin om het kortverhaal van E.L. Doctorow tot een geestige en intrigerende film op te schalen, met Bryan Cranston die uitstekend werk levert als een man die in een midlifecrisis belandt en zich voor een lange periode van z’n bekende wereld isoleert. Jennifer Garner (Dallas Buyers Club, 2013) zien we alleen vanuit het standpunt van Howard Wakefield – vanuit de verte dus – en hoorbare dialogen heeft ze nauwelijks of zelfs helemaal niet, toch slaagt ze erin om met pure lichaamstaal de gemoedstoestand van haar personage Diana Wakefield voor de kijker zichtbaar te maken. Dat ze erin slaagt om op elk moment geloofwaardig te blijven in een dergelijke rol, het is op zich een hele prestatie.
Qua production design is Wakefield een kleine film: vaak zien we het armelijke en slecht verlichte zoldertje van Howard met het oude speelgoed van zijn dochters en de spullen die ze er na de vakantie achter hebben gelaten. Van daaruit kijken we binnen in de keuken van Diana, soms in haar slaapkamer terwijl te zich omkleedt of uit de douche stapt. Aan de tuin – die zien we meestal in het donker als de wasbeer er rondscharrelt of bij daglicht als Diana naar het gemeentelijke museum vertrekt en de dochters naar school gaan – wordt weinig aandacht besteed, ook al bevindt hij zich tussen de garage (en het zoldertje) en het woonhuis (met de keuken). Vooral de inrit wordt vaak getoond, want dat betekent dat schoonmoeder Babs of één of ander mannelijk individu zich heeft aangemeld, wat in Howards hoofd aanleiding is tot nieuwe complottheorieën of tot fantasieën over tot mislukken gedoemde verleidingsrituelen. Zijn uitstapjes op zoek naar eten gebeuren meestal in het donker, de flashbacks worden in een iets ruimer kader gesitueerd.