FLUIT MET ZES SMURFEN, DE
Bespreking door: Werner - Geplaatst op: 2011-08-08
FILM
Voor De Fluit Met Zes Smurfen heb ik een speciaal nostalgisch plaatsje in mijn hart bewaard. Het was namelijk de eerste film via welke ik in mijn leven in contact kwam met het fenomeen 'bioscoop'. Het was 1976, en als prille jonge stripverzamelaar had ik uiteraard het merendeel van de smurfenalbums én het titulaire album van Johan en Pirrewiet al achter de kiezen. De animatiefilm van Belgische makelij bekleedt daarnaast een apart plaatste in het canon van onze Belgische filmgeschiedenis. Als de crapuleus slechte 2011 hippedy hoppedy-de-Smurfen-gaan-naar-New-York-adaptatie van cultuurbarbaar Raja Gosnell al één voordeel heeft opgeleverd, dan is het dat dit pareltje tenminste de hernieuwde aandacht heeft gekregen die deze verdient.
Het verhaal dan, is eigenlijk het negende album uit de reeks Johan en Pirrewiet van Peyo (Pierre Culliford). In Johan en Pirrewiet worden we terug in de Middeleeuwen gekatapulteerd, ergens in een onbenoemd generisch koninkrijk waarin één of andere lamme goedzakkige maar naamloze koning (ze noemen hem altijd "Sire") over een landje heerst waar alles peis en vree is. Is het er dan uitzonderlijk toch geen peis en vree, dan kan hij altijd rekenen op zijn trouwe schildknaap Johan die eventuele boeven het rijk uit ranselt. In het derde album van de reeks, De Dwerg In Het Rotsbos, maakt Johan kennis met het kleine neurotische opdondertje Pirrewiet, een grappenmakende veelvraat die hem van dan af bij al zijn avonturen volgt. Wat Pirrewiets functie aan het hof is, is niet helemaal duidelijk: hij gedraagt zich een beetje als de nar van de koning, maar profileert zichzelf graag als bard. Helaas voor de omstaanders is het muzikaal talent van Pirrewiet eerder te vergelijken met het acteertalent van de Pfaffs, maar heeft de volledige hofhouding veel te veel tact om Pirrewiet te wijzen op het feit dat zijn zangtalent onbestaande is. Als ze al niet gaan lopen zijn voor het kattengejank.
En oh rampen der ramp, op een morgen biedt zich een koopman op het koninklijk paleis aan, die speciaal voor heer Pirrewiet gekomen is. Wanneer blijkt dat zijn merchandise uitsluitend uit muziekinstrumenten bestaat, doen de koning en Johan alle moeite van de wereld om de koopman stante pede de poort uit te werken vooraleer Pirrewiet er lucht van krijgt. Helaas is de koopman een fluit verloren op de binnenplaats, een speciale nog wel, want ze heeft maar zes gaten in plaats van de gebruikelijke zeven. De koning doet een poging om de fluit in het vuur te smijten, maar het ding blijkt onvernietigbaar. Bovendien heeft de fluit een magische kracht: wie de fluitmuziek aanhoort, moét eenvoudigweg dansen, willen of niet. Wanneer Pirrewiet het ding uit de open haard pikt, kan zijn lol niet half op, want hij heeft een diabolisch hulpstuk voor zijn praktische grappen ter zijner beschikking. Helaas ziet de schurk Vollezack (in de strips heet hij Pepersack), die in een herberg dankzij de loslippige muziekinstrumentenverkoper over het kleinood hoort babbelen, het criminele potentieel van het instrument in, en hij steelt de fluit van Pirrewiet. Hij trekt het land door, van dé ene baljuw naar de andere juwelier, en speelt dan zijn muziek totdat de toehoorders van vermoeidheid neervallen, waarop hij ongestoord de kassa kan plunderen. Johan en Pirrewiet proberen hem tevergeefs te stoppen, maar ze blijken ook machteloos tegen het wapen...
Totdat ze hun nood gaan klagen bij tovenaar Homnibus - die overigens in de film een deus ex machina lijkt, maar voor de lezers van de stripreeks een semi-regulier personage is sinds het vierde album Het Raadsel Van De Maansteen. Homnibus stelt voor de hulp in te roepen van de Smurfen, denkelijk de makers van de magische fluit. Johan, Pirrewiet, noch het striplezende publiek hebben op dat moment ooit al gehoord van de drie appels hoge, blauwe kaboutertjes, maar we hebben al wel verschillende keren gezien hoe blauwe handjes trachten de fluit te grijpen. Onder hypnose stuurt Homnibus het onverschrokken tweetal naar het zgn. Onzalige Land, en ze komen terecht in het Smurfendorp, waar Pirrewiet aanvankelijk horendol wordt van het gebruikte Smurfentaaltje (waarbij elk zelfstandig naamwoord wordt vervangen door smurf, elk werkwoord door smurfen en elk bijvoegelijk naamwoord door smurfig). Gelukkig is er nog de Grote Smurf, die min of meer de taal van de mensen spreekt. De Smurfen hebben blijkbaar Johan en Pirrewiet al een tijdje in de mot, en alhoewel ze niets kunnen bieden wat de magische kracht van de fluit weg zou kunnen nemen, biedt Grote Smurf aan om een tweede fluit te maken, zodat ze tenminste toch Vollezack met gelijke wapens kunnen bestrijden. Vollezack heeft intussen niet stilgezeten, en hij wil zijn pas bij elkaar geschraapte fortuin gebruiken om huurlingen te monsteren om het land te veroveren...
En de rest is geschiedenis. De eenmalige cameo van de Smurfen in de strip uit 1958 - ze zagen er ook bijhoorlijk anders uit, meer Disney-achtig - werd fel door de lezers gesmaakt. Peyo zag er brood in en liet de Smurfen nog opdraven in gastrollen in albums 10 (De Oorlog Der 7 Bronnen) en 13 (De Hekserij Van Bozerik), en schreef verder nog één album waarin de Smurfen vrij centraal staan, album 12, Het Onzalige Land, meteen één van de luguberste werken uit zijn oeuvre. Anderzijds gebruikte hij de Smurfen af en toe om een microverhaal op te vullen (dat waren kleine, zelf te vouwen boekjes die als middenbladzijde in het weekblad Robbedoes te vinden waren), en omdat dat formaat toch wel enkele beperkingen inhield switchte Peyo al snel naar het reguliere albumformaat. In de Hanna-Barbera-tekenfilms werden de meeste albums van Johan en Pirrewiet ook geïncorporeerd; in de Amerikaanse versie gewoon als aflevering van De Smurfen, alleen in de Benelux en Frankrijk werden die afleveringen aanzien als een reeks apart. In 1994 werd de stripreeks overigens met De Horde Van De Raaf opnieuw opgestart, niet met heel veel commercieel succes, maar de erfgenamen van Peyo houden toch nogal veel creatief een vinger in de pap, en de albums sluiten inhoudelijk zéér goed aan bij Peyo's originele werk.
Maar album 9 zal toch bekend staan als hét album waarmee het commerciële succes begon. De film maakte in 1976 deel uit van een zeer weloverwogen campagnestrategie, waartoe onder meer ook de single van Het Smurfenlied van Vader Abraham en de marketing van de plastic poppetjes van de Duitse firma Schleich behoorde. De tekenfilmreeks van Hanna-Barbera zou enkele jaren later volgen en de kroon op het werk zijn; Peyo zelf overleed op kerstavond 1992.
Op de vormgeving van de Smurfen na, die meer aansluiting vindt bij de latere incarnaties van de Smurfen, volgt de film vrij strikt het album. Het was voor Peyo ook het eerste album van 60 bladzijden in plaats van de gebruikelijke 44, wat hem toeliet om een minder rechtlijnig scenario op te stellen. Er is onder andere ruimte om de verhaallijn in twee te splitsen: we volgen enerzijds Johan en Pirrewiet op hun tocht door het land van de Smurfen, en anderzijds de strapatsen van Vollezack, die zijn medeburgers aan het leegpersen is. De Smurfen komen dan ook pas rond de helft van de film op het voorplan, wat puristen van vandaag niet zal zinnen, maar het werk van Peyo mag je nu eenmaal niet te veel geweld aandoen. Ook Gargamel en de Smurfin zijn nergens te bespeuren, omdat die pas later in het Smurfenoeuvre geïntroduceerd worden (respectievelijk in De Smurfendief en De Smurfin) - de enige toegeving die inhoudelijk wordt gedaan is de introductie van Brilsmurf, die in het album eigenlijk nog geen rol van betekenis heeft, en daarmee de eerste Smurf buiten de Grote Smurf is die fysiek van de andere te onderscheiden is. Het middeleeuwse kader maakt ruimte voor een universele context, een fantasiewereld waarin wat plaats is voor sword and sorcery-elementen, maar dan zeer op kindermaat gesneden. Het ijzersterke scenario leert ons vooral dat Peyo een meesterverteller was, die ons veel te vroeg is ontvallen, en de film leert ons dat het met de Belgische tekenfilm in de jaren '70 nog niet zo slecht gesteld was als men ons soms wil doen geloven. Inhoudelijk is het verschil tussen deze prent en de 3D-film van Gosnell gelijk aan die tussen een eersteklasse voetbalclub en een zesde provinciale-ploeg die amper weet welke sport ze bedrijven.
BEELD EN GELUID
Helaas moet ik u melden dat beeld-en geluidskwaliteit niet boven de verwachtingen uitsteken van wat je van een film uit 1976 zou verwachten. De film staat weliswaar ongeveer in het juiste beeldformaat van 1.85:1 op de schijf, maar het beeld is niet anamorf, waardoor de resolutie echt niet goed is. Er zit enorm veel blokvorming bij de compressie van kleurvlakken, zo lijkt het in de scène waarin Grote Smurf zijn verschillende Smurfen voorstelt alsof de mutsen allemaal ingekleurd zijn met een vierkante stempel, en hier en daar zitten er storingen in het beeld waardoor het bezaaid lijkt met witte pixels. De 2.0-track bevat geen ruimtelijke effecten van betekenis, en vooral de zangpartijen zijn in een zodanig schabouwelijk Noordnederlands afgehaspeld dat ze nauwelijks te verstaan zijn. De dubbing is de oorspronkelijke Nederlandse dubbing uit de jaren '70, wat vanuit historisch standpunt de enige juiste keuze was.
EXTRA'S
Deze disk bevat geen enkele bonus, wat jammer is, want een film met deze reputatie is doorheen de geschiedenis uitvoerig gedocumenteerd.
CONCLUSIE
De Fluit Met Zes Smurfen blijkt vooral een trip door nostalgia lane, maar de tekenfilm is door zijn inherente kwaliteiten na al die jaren nog steeds zeer goed bekijkbaar. De makers van de film hebben in tegenstelling tot regisseur Raja Gosnell van de 2011-versie de eigenwaarde van het Smurfenuniversum erkend en gerespecteerd, en het stripalbum is nagenoeg ongeschonden door de verfilmingsmolen gedraaid. De technische kwaliteit van deze disk is bitter ondermaats.