Regie: William Dieterle
Met: Charles Laughton, Cedric Hardwicke, Thomas Mitchell, Maureen O’Hara, Edmond O’Brien, Alan Marshal, Walter Hampden, Harry Davenport, Arthur Hohl
Centraal in het boek van Victor Hugo staat de discriminatie van de zigeuners in het middeleeuwse Frankrijk. De jonge Esmeralda komt naar Parijs om er bij de koning enige mate van begrip en mededogen te bepleiten voor het lot van een volk dat in precaire omstandigheden probeert te overleven, maar ze stoot op de onverbiddelijke stadsmagistraat Frollo (Decric Hardwicke) die zigeuners uitschot en onderdanen van Satan noemt, maar die tijdens z’n eerste confrontatie met Esmeralda van z’n stuk wordt gebracht door haar verblindende schoonheid. Hij geeft z’n beschermeling Quasimodo, de opdracht om Esmeralda te schaken, maar de gebochelde slaagt er niet in het meisje te ontvoeren en wordt met 50 zweepslagen gestraft door de stadsrechters. Esmeralda heeft zich ondertussen in veiligheid gebracht in de buik van Parijs waar de koning van de bedelaars haar koppelt aan Gringoire (Edmond O’Brien), een jonge aantrekkelijke dichter, die wegens opruiende taal is ondergedoken. Maar Esmeralda is verliefd op Phoebus (Alan Marshal), de chef van de stadspolitie die haar persoonlijk uit de handen van Quasimodo heeft gered. Een ontgoochelde Frollo vermoordt eigenhandig z’n rivaal en aast op wraak: Esmeralda heeft hem behekst en dus moet ze sterven.
Het zal u al meteen duidelijk zijn dat de gebochelde Quasimodo uit de titel niet de echte hoofdfiguur is van Victor Hugo’s roman, hoewel hij uiteindelijk wel de rol van held voor z’n rekening mag nemen, alhoewel het meisje van z’n dromen nooit meer voor hem zal voelen dan medelijden. Daarvoor is Quasimodo te eenvoudig en vooral veel te lelijk met z’n grote bult waardoor hij vooroverloopt en met een misvormd gezicht (het rechteroog staat ter hoogte van z’n wang) en een scheve mond. Ik ben geen beest, beweert Quasimodo, maar voor z’n tijdgenoten is hij ook geen mens, doch eerder een werktuig van de duivel, geschapen om hun voortdurend op z’n bestaan te wijzen. Hij wordt dus bespot en uitgejouwd en om erger te voorkomen heeft z’n beschermheer Frollo (hij vond Quasimodo destijds als baby op de trappen van de kathedraal) hem verboden om de klokkentoren te verlaten. Maar Quasimodo houdt zich dus niet strikt aan die regel en dat is gevaarlijk, want als hij het grondgebied van het godshuis verlaat, komt hij in het gezagsgebied van de stadsrechters terecht die veel grote pilaarbijters blijken te zijn dan de bisschop van de Notre Dame zelf.
Quasimodo, Frollo en diens broer, de aartsbisschop van Parijs, blijven ook in het vervolg van de film de aantrekkelijkste personages, en Quasimodo is uiteraard degene waarvan de kijker vermoedt dat hij een rol zal spelen in het leven van Esmeralda. Doch het is vooral de geniepige en gefrustreerde Frollo die de actie stuurt en z’n broer de aartsbisschop die tevergeefs naar verzoening en consensus streeft. Het hele liefdesverhaal van Esmeralda, Gringoire en Phoebus is meer iets voor een niet zo interessant stationsromannetje en het houdt de voortgang van de film voor een flink stuk op. Het bedelaarsgilde met z’n duizenden verpauperde aanhangers en een leider met een grote mond, ze krijgen nogal wat aandacht in het scenario, maar ze worden lange tijd buiten de actie gehouden en komen pas in actie nadat Quasimodo al tot de tegenaanval is overgegaan waardoor de werkzame factor van het ondergrondse verzet quasi nihil is in de film. De bedelaars en hun milieu zijn louter sfeerelementen en ze zijn de zwakste schakel in de tevoorschijn getoverde middeleeuwse Parijse maatschappij die gedomineerd wordt door een conservatieve adel en een domme volksmassa die met alle winden meewaait.
Maar The Hunchback Of Notre Dame is om andere redenen een klassieker geworden, niet het minst wegens de onwaarschijnlijk interessante prestatie van Charles Laughton als Quasimodo. Hij maakt van het gebochelde misbaksel een mens, een wezen waarmee de kijker zich snel kan identificeren en dat zelfs emotioneert waardoor ook Esmeralda hem niet langer als een monster beschouwt, maar als een gevoelig en vereenzaamd individu met een groot hart dat net zoals haar rasgenoten gediscrimineerd en bespot wordt. Charles Laughton herinnert u zich beslist nog als de cynische Romeinse senator Gracchus uit de perfecte Stanley Kubrick-film Spartacus (1960), maar 25 jaar eerder stond hij ook al in de belangstelling in de Oscar-winnaar Mutiny On The Bounty (1935) waarin hij als de stuurse kapitein Bligh van de HMS Bounty afrekende met een matrozenopstand o.l.v. Fletcher Christian, gestalte gegeven door het ultieme mannelijke sekssymbool van de jaren dertig en veertig, Clark Gable (Gone With The Wind, 1939).
Doch z’n status van klassieker dankt The Hunchback Of Notre Dame uiteindelijk aan het production design, zeg maar het decor, want dat is voor die tijd zonder meer indrukwekkend. Het middeleeuwse Parijs wordt op een wonderlijke manier tot leven gebracht met huizen en straten zoals die ons ook vandaag nog in films en series getoond worden. De panoramische opnamen vanuit de toren van de Notre Dame in de richting van het voorplein zijn spectaculair en zowel de gevel van de kerk, de ontelbare details van de façade als het interieur van de klokkentoren met z’n vier gigantische bellen, zijn op een prachtige en unieke manier gereconstrueerd en in beeld gebracht en wat dat betreft hebben regisseur William Dieterle, z’n cameraman Joseph H. August (All That Money Can Buy, 1941) en monteur Robert Wise (The Sound Of Music, 1965; West Side Story, 1960) niets aan het toeval overgelaten.