WHITE FIRE (VIVRE POUR SURVIVRE) (BLU-RAY)
Bespreking door: Didier - Geplaatst op: 2021-06-29
FILM
Mochten titels als
Le Journal Erotique D'Une Thaïlandaise of
Pénétrations Méditerranéennes u bekend in de oren klinken dan hebt u beslist al eens een film gezien van Jean-Marie Pallardy. Een Franse filmregisseur, als je dat woord al mag gebruiken, die in de jaren '60 als fotomodel begon maar na een tijdje doorhad dat hij beter zelf een camera kon nemen om plaatjes te schieten van schaars geklede dames. Van het één kwam het ander en nadien ging hij films maken in het softcore-genre, wat resulteerde in samenwerkingen met de legendarische Brigitte Lahaie. Sommige lezers zullen de dame in kwestie wel kennen en voor bepaalde redenen ook wel weten te appreciëren. De man was er rotsvast van overtuigd dat er in hem een groot filmmaker schuilde. Het was in ieder geval wel iemand die het goed kon uitleggen, want met de poen van Amerikaanse, Italiaanse en Turkse geldschieters mocht hij in Turkije de actiefilm
White Fire aka
Vivre Pour Survivre gaan draaien. Dat lijkt misschien vreemd, maar de Turken waren net als de Italianen zeer goed in het imiteren van Amerikaanse producties. Wie dat niet gelooft moet anders maar eens kijken naar
Dünyayı Kurtaran Adam. Een van de hoogtepunten uit het turksploitation-genre die in het buitenland ongegeneerd de wereld werd ingestuurd als
Turkish Star Wars en waarin men zonder toestemming zo maar beelden uit de Lucas-klassieker gebruikte. Maar goed, laten we maar terug gaan naar Jean-Marie Pallardy en zijn
White Fire.
Het verhaal was geschreven en de Fransman moest op zoek gaan naar bekende koppen die in de film wilden meespelen. Hij had wel een verlanglijstje met acteurs en actrices, maar hij werd steeds teruggefloten door de producers die een veel goedkopere optie hadden. De enige waar Pallardy helemaal achter stond was zijn goede vriend Gordon Mitchell, een verschrikkelijk slecht spelende Amerikaanse acteur die in de jaren '60 en '70 in Italië een echte ster was door zijn talrijke gladiatorachtige rollen in de vele
Ben Hur- en
Hercules-rip offs. De hoofdrol ging naar Robert Ginty. Het enige wat je van de man kan zeggen is dat hij qua looks wat op Christopher Walken lijkt en dat zijn grootste rol in
The Exterminator was en daarna zich tevreden moest houden met gastrollen in bijvoorbeeld
The Love Boat,
Falcon Crest of
Chips. Voor het vrouwelijke schoon had men Belinda Mayne gevonden. Een vrouw die niemand kent en op haar IMDb-profiel godbetert zelfs geen foto heeft staan, maar ze had toch wel kleine (onbeduidende) rolletjes in bijvoorbeeld
Krull of het Whoopi Goldberg-vehikel
Fatal Beauty. Niet iedereen kan zoiets zeggen. En dan was er de grootste ster van allemaal: Frederick Williamson. Deze gewezen football-speler was een klinkende naam uit het blaxploitation-genre en was te zien in klassiekers als
Boss Nigger,
Hammer en
Three The Hard Way. Frederick Williamson had een eer hoog te houden, en omdat hij het zaakje niet al te goed vertrouwde, liet hij in het contract opnemen dat hij alle scènes waarin hij speelde zelf zou gaan regisseren. Dat kon Pallardy geen bal schelen, want de man stond er bekend om dat als hij andere dingen moest doen (vaak achter nieuw geld smeken) dat hij de camera met plezier aan iemand anders doorgaf.
Pallardy had een zeer raar kantje. Hij wilde steeds dat iedereen die aan de film meewerkte er ook effectief in zou meespelen. Het kon de man geen bal schelen dat die mensen niet konden acteren, voor hem was het dan ook een soort van souvenir. Dat gold ook voor zichzelf. De eerste drie minuten bestaan dan ook uit een scène waarin hijzelf, zijn vrouw en twee kinderen worden achterna gezeten door een groep paramilitairen. Waar dat zich afspeelt, wat de achtergrond is of wat zelfs het nut ervan is komen we nooit te weten. Blijkbaar heeft hij niet aan de kinderen verteld dat deze scène angst inhoudt want terwijl er op ma- en palief geschoten wordt, zijn de kinderen vrolijk in het bos aan het rondhuppelen. De beste scène is trouwens meteen de eerste met Palladry zelve waarin we zien hoe hij er alles doet om zichzelf van de vlammen te ontdoen. De angst die op de man zijn gelaat te lezen staat is dan ook echter dan echt, want door een fout van een technicus werd een vlammenwerper te vroeg in gang gezet en stond Pallardy in het echt in de fik!
Na deze catastrofe worden we twintig jaar later in de tijd gekatapulteerd en zien we dat Boris (Robert Ginty) en zijn zus Ingrid (Belinda Mayne) aan het werken zijn in een Turkse diamijntenmijn. Alles draait rond de White Fire, een gigantische diamant met duistere krachten. We gaan het krakkemikkige verhaal niet uit de doeken doen (het heeft toch geen zin), maar de essentie is wel dat heel Turkije deze kanjerachtige steen wil en dat is natuurlijk een ideaal uitgangspunt voor wat martial arts-gevechten. Of beter probeersels daarvan, want men valt al neer voordat men ook maar één klap heeft geïncasseerd.
Pallardy verloochent natuurlijk zijn verleden niet, en wie zin in heeft in blote lijven kan Mayne uitgebreid van kop tot teen bewonderen. Er is trouwens een zeer vreemde twist in de film waarbij de broer steeds maar naar de foef van zijn zus zit te lonken. Heel wat critici hekelden het feit dat Pallardy een incestverhaal wilde mengen in een
Indiana Jones-achtig verhaal, maar volgens de regisseur hadden die daar gewoonweg niets van begrepen.
U hoort het al, dit is het soort slechte film dat u moet zien om te geloven dat hij bestaat en dat vindt ook Fred Williamson die er tijdens zijn interview zich net niet voor schaamt. Of u voor daar 15 euro wil voor neertellen, laten we aan u over...
BEELD EN GELUID
Er is wellicht niemand die het ons kwalijk neemt dat we onszelf herhalen. We kunnen moeilijk naast de waarheid kijken en die is toch dat Arrow zonder meer het toplabel is voor pulpcinema. Of een gedrocht als
White Fire een transfer als deze verdient is dan weer een andere zaak, maar op wat schoonheidsfoutjes na (we kunnen er ons iets van voorstellen hoe dit er ooit op vhs uitzag) is dit een zeer mooie transfer. Knappe kleuren ook al ogen ze geen beetje realistisch, maar u moet maar aan Jean-Marie Pallardy vragen waarom hij bijv. de Turkse mijnwerkers een sciencefiction-achtig pak liet aantrekken. De film heeft zowel een Engelse LPCM 2.0 Mono als een Franse LPCM Mono-geluidsband. Het maakt geen zier uit welke versie u ziet, want beide zijn slecht gelipt.
EXTRA'S
Deze Arrow-release bevat leuke extra’s. Wie voor de gelimiteerde uitgave gaat (en dus ook wat meer betaalt) krijgt er naast een slipcase ook een bijbehorend
boekje bij. Er is een
trailer en een
commentaarband van filmcriticus Kat Ellinger. Daarnaast zijn er
drie interviews. Eentje is
Enter The Hammer met Fred Williamson waarin de Amerikaanse legende naaldfijn uitlegt hoe hij in deze rotzooi terecht is gekomen. Jean-Marie Pallardy komt 20 minuten aan het woord in
Surviving The Fire en het is hilarisch, maar ook meelijwekkend, om te zien hoe sterk hij in zichzelf als cineast gelooft. Ten slotte is er nog
Diamond Cutter, een interview met editor Bruno Zicone, een man die werkte met iconen als Jean-Luc Godard en Claude Chabrol of advies gaf aan Jacques Tati, maar ook één van de beste vrienden was van Jean-Marie Pallardy en die dan ook (weliswaar onder een alias) de editing verzorgde van diens films.
CONCLUSIE
We zullen
Vivre Pour Survivre maar belonen met een 5 op 10 omdat je gedurende 100 minuten kan genieten van het zalige besef dat sommige mensen echt geen benul van hebben van hoe ze een film moeten maken. Als dit je ergert, kun je er vanuit gaan dat
White Fire zowat het slechtste is waarmee je geconfronteerd kan worden.