STREET WITH NO NAME, THE
Bespreking door: Dieter - Geplaatst op: 2007-12-27
FILM
The Street with no Name werd gedraaid zo’n drie jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, maar toch is er meer dan een vleugje propaganda aan de film. Niet voor de strijdmachten ditmaal, maar voor het Federale Onderzoeksbureau, het FBI. De film opent met het logo van de organisatie, ondersteund door bombastische muziek en verklaart vervolgens zijn titel in een telexbericht dat onderschreven werd door niemand minder dan J. Edgar Hoover. De straat zonder naam blijkt een metafoor voor een Amerika waar in de uithoeken van sommige steden gangsterbendes hun stempel drukken op het dagelijkse leven en de film een uitgelezen kans om de kijker diets te maken hoe het FBI met hard werk en de modernste onderzoekstechnieken Amerika’s straten een beetje veiliger maakt.
In het fictieve Center City zwaait de bende van Alec Stiles de plak. De gangster is vooral betrokken bij goksyndicaten, maar draait zijn hand ook niet om voor een bankoverval. Bij een van die roven komen onschuldige omstanders om het leven, waardoor het FBI de nood voelt te infiltreren in Stiles’ bende. Gene Cordell wordt rechtstreeks van de federale academie in Quantico geplukt en in de gure buurten van Center City gedropt. Beetje bij beetje wint hij het vertrouwen van Stiles, totdat die hem opneemt in zijn gang. Cordell – die opereert onder de alias George Manly – verzameld gewiekst de nodige bewijzen om Stiles achter de tralies te krijgen. Ook gangsters hebben echter infiltranten en een iemand bij de politie tip Stiles dat er een rat tussen zijn vertrouwelingen zit. Cordell is zich helaas van geen kwaad bewust en dreigt ontmaskerd te worden.
Fox klasseert
The Street with no Name enigszins onterecht onder het label ‘film noir’. Met zijn contrastrijke beelden en afdaling in de onderbuik van de maatschappij vertoont de prent wel stilistische en thematische overeenkomsten met het genre, maar dit is meer een politiefilm dan een noir. De documentaire aanpak van regisseur William Keighley is daar bovendien niet vreemd aan. Het eerste kwartier laat zich zelfs bekijken als een superieure infofilm over het FBI, waarin onderzoeksmethodes en schaduwtechnieken door middel van een voice-over aan het publiek meegedeeld worden. En hoewel de documentaire stijl in de loop van de film verwatert, blijft Keighley’s regie het realisme hoog in het vaandel dragen, o.a. door veel op locatie te draaien en nauwelijks de emotieve trucs van de doorsnee fictiefilm te gebruiken. Geen muziek dus, geen dollyshots, geen gestileerde montage.
The Street with no Name springt er bijgevolg uit, op een positieve manier. Bijwijlen heb je eerder de indruk te kijken naar een spannende movie serial dan naar een reguliere narratieve film, wat de spankracht alleen maar ten goede komt.
Mark Stevens en Richard Widmark – twee bekende namen voor de film noirliefhebber – vormen de tegenpolen waaraan de plot is opgehangen. Stevens’ vertolking is feitelijk niet zo geslaagd. Moeten we immers écht geloven dat iemand die zomaar uit Quantico geplukt werd – de beste uit zijn klas maar toch – zich zonder moeite van zijn taak kwijt en niet de minste kleine fout begaat? De stress van een undercoveroperatie – wél aanwezig in het thematisch verwante
The Departed – blijft dan ook een onbesproken blad in de productie. Stevens’ kunde om een harde jongen neer te zetten houdt zijn vertolking en de film echter overeind. In gangsterrollen kan Richard Widmark zelden een stap miszetten. Dit was slechts zijn tweede film – na
Kiss of Death – maar dat is er niet aan te zien. Widmark geeft namelijk een gelaagde interpretatie van een man die zo graag de controle behoudt dat hij zich door minieme details de das om laat doen. Buiten dit duo zijn weinig rollen dieper uitgewerkt, ook niet die van Barbara Lawrence, hoewel zij een memorabele en bijzonder ruwe scène met Widmark deelt. Om de authenticiteit te benadrukken draven in cameo’s talloze échte FBI-mensen op.
Het verhaal van
The Street with no Name hebben we al honderd maal eerder gezien, maar door de documentaire aanpak van cineast Keighley lijkt het alsof je alles voor het eerst beleefd. De tijd heeft bovendien weinig vat gehad op de productie, die min of meer aantoont hoe een aflevering van
CSI er anno 1948 zou hebben uitgezien. Niet enkel cinefielen zullen dus smullen van deze prent, ook de generatie die is opgegroeid met de moderne Amerikaanse politiereeksen zal zich niet vervelen. Want net als daar is ook in
The Street with no Name de verpakking minstens even entertainend als de inhoud.
BEELD EN GELUID
Af en toe duiken er scènes op in de film die er best aardig uitzien en ook de scherpte houdt een degelijk niveau aan gedurende de volle 88 minuten, maar een gave print kan je dit zeker niet noemen. Beeldbeschadigingen en kraslijnen zijn schering en inslag, net als soms erg zware filmgrain. Ook het contrast lijdt zwaar onder de ouderdom van de prent. De audiotrack bestaat uit het originele monospoor dat de dialogen helder genoeg weergeeft, maar waarin achtergrondruis constant aanwezig is.
EXTRA’S
De enige extra is een
Trailer.
CONCLUSIE
The Street with no Name is op het eerste gezicht niet meer dan goedgemaakte FBI-propaganda, maar een uitstekende regie en prima acteerprestaties tillen de prent op het niveau van een oerdegelijk, bijzonder entertainende misdaadfilm. Beeld en geluid vertonen helaas tekenen van ouderdom en ook de bonussectie is niets om over naar huis te schrijven.