FROM THE SITAR TO THE GUITAR
Bespreking door: William - Geplaatst op: 2006-12-19
CONCERTFILM
From The Sitar To The Guitar is een meer dan twee uur durend verslag van het concert dat op 24 en 25 november 1995 in het Brussels Koninklijk Circus is georganiseerd ter gelegenheid van de 90ste verjaardag van Yehudi Menuhin, de Amerikaanse, later Britse vioolvirtuoos van Oekraïense afkomst. Menuhin geldt als één van de belangrijkste violisten van de vorige eeuw. Zijn eenvoudige en toch indringende stijl, romantisch en uitbundig van karakter, is bewaard op meer dan 100 langspeelplaten en cds. Tot zijn bekendste leerlingen behoort het Engelse enfant terrible Nigel Kennedy. Menuhins contacten met Ravi Shankar gaan terug tot de jaren '50 van de vorige eeuw. Een lange tijd vóór Paul Simon de
Wereldmuziek onder de internationale aandacht bracht, was Yehudi Menuhin betrokken bij experimenten tussen volksmuziek uit Oost en West en klassieke muziek, waarbij hij zich op een fijnzinnige en intuïtieve manier toegang wist te verschaffen tot de leefwereld van authentieke en originele muzikanten.
Het programmaboekje van het dubbelconcert in Brussel hebben Yehudi Menuhin en Ravi Shankar in overleg samengesteld, waarbij Yehudi Menuhin zich tijdens het optreden beperkt tot de presentatie, terwijl Ravi Shankar de repetities voor zijn rekening heeft genomen (zie de boeiende extra
Rehearsal Footage). Het verjaardagsconcert leest als een lang muzikaal verhaal over geïsoleerde en verdrukte minderheden en nomadische stammen onderweg van India naar Europa en Noord-Afrika, waarbij niet alleen zijzelf maar ook hun muziek een lange tocht maakt over een periode van honderden en zelfs meer dan duizend jaar. Langs de route werd halt gehouden en deden de reizigers nieuwe indrukken op, absorbeerden stijlkenmerken van de culturen die ze passeerden en lieten bij hun vertrek zelf ook indrukken na die de plaatselijke cultuur beïnvloedden. De reis begint – hoe kan het ook anders – met een sitarconcert van grootmeester Ravi Shankar. Begeleid door zijn echtgenote Sakanya op
tambura (tokkelinstrument) en Kumar Bose op tabla (een kleine drum) brengt hij een improvisatie op de klassieke Indiase raga in combinatie met Indiase volksliederen. Zijn spel begint langzaam en dromerig, met geuren van curry, kurkuma en wierook. Heel langzaam drijft Shankar het tempo op en evolueert vanuit de sacrale Indiase
symphonieën naar prettig klinkende volksdeuntjes, begint een twistgesprek met de tabla, pittig en droog van klank, met af en toe een zijïge tambura vanaf de zijlijn. Shankars eenvoudige spel ontsteekt in een wervelstorm van geluiden en echo’s, waarbij zijn vingers als spelende mussen op een elektriciteitsdraad over de snaren huppelen. De tabla protesteert en neemt vervolgens gas terug, een ruimte die Shankar opvult met vinnige antwoorden en assertieve akkoordenreeksen, steeds sneller, steeds agressiever. De hitsige tempo's worden zonder waarschuwing en onverwacht naar rustiger vaarwater geleid en de sitar grauwt nog net als een speels katje. De tabla aarzelt en zet aan met een serie klanken als vallende waterdruppels op metaal. Nog één keer haalt de meester uit op zijn bizarre en exotische instrument, laat zijn concerto langzaam uitdribbelen en uitwaaieren in een stralende finale. Menuhin staat er een beetje sprakeloos bij, verbluft door het meesterschap van één van de meest eclectische kunstenaars van onze tijd.
Van India gaat de tocht noordwaarts, naar Rajasthan. De gezelschappen Langas en Manghaniyards, afstammelingen van Rom-zigeuners, hebben voor de gelegenheid hun krachten gebundeld en brengen volkse en hoofse liederen over liefde, heldendom, devotie en de oneindige cycli van het bestaan op oeroude strijkinstrumenten, fluiten en een ratelend instrument dat veel weg heeft van Spaanse castagnetten. Hun gezangen zijn simpel en eenstemmig, volks of godsdienstig, onopgesmukt maar doordringend, mysterieus en bedwelmend. Hun optreden besluit met een korte dansvoorstelling door Suva en Sayari, twee jonge vrouwen in exotische traditionele klederdracht, wijde rokken in wit een grijsachtig blauw met ruitmotieven. Hun gezichten zijn opgemaakt en overdadig versierd aan neus en oren. Hun bewegingen zijn sierlijk en uitbundig en de keelklanken die ze voortbrengen roepen herinneringen op aan blanke stemmen uit de Balkan. Opmerkelijk is het gebruik van een heel oude dubbelfluit, in dit geval blijkbaar niet uit riet maar hout, een instrument dat in de westerse muziekpraktijk compleet in de vergetelheid is geraakt, terwijl het zeer populair was bij de Grieken onder de naam
aulos. Volgens Aristoteles bewees de
aulos zijn grote nuttigheid bij het bestrijden van krankzinnigheid en in de mythologie is de
aulos het onderwerp van een afrekening tussen Apollo en Marsyas, naar aanleiding van een eerder domme weddenschap.
Wat de Roemeense zigeuners een
cymbalom noemen, zou je bij benadering kunnen omschrijven en vertalen als
psalterion, dulcimer, citer, Santoor (Midden-Oosten) of gewoon
hakkebord. Het gaat om een trapeziumvormig of (in dit geval) rechthoekig instrument, bespannen met honderd snaren die worden geslagen met een vilten hamertje of
klepel. De Slovaak Ludovit Kovác is een meester op de cymbalom, een instrument dat door zijn beperkte omgang en gewicht makkelijk transporteerbaar was voor rondtrekkende Rom-zigeuners. Het instrument klinkt bij momenten als een primitieve piano, maar overwegend als een luxeversie van de
hommel of
vlier. Kovác bespeelt zijn cymbalom met een duivelse precisie. In de razendsnelle Hongaarse traditional die hij tijdens het Menhuhin-concert ten beste geeft, komen zijn grote meesterschap én de veelzijdigheid van de cymbalom uitvoerig aan bod.
Voor het
Trio Loyko wordt in het Koninklijk Circus de rode loper uitgerold en dat hoeft niet te verbazen, want wat de drie zigeuners van dit Russische gezelschap in petto hebben is van hoge kwaliteit en zeer divers van samenstelling. Opvallend zijn hun nasale vocalen en het rustige gemurmel dat de meeste van hun traditionele liederen inleidt. Dan treedt de klassieke gitaar op de voorgrond en vervolgens, aanvankelijk voorzichtig maar heel gauw voluit, vol passie, pijn of romantiek, twee duellerende violen, snerpend, zijig, slepend, snijdend, jachtig als een hondenspan op de poesta, aarzelend en voorzichtig als een minnaar die vreest voor afwijzing. Het Trio Loyko (naar de populaire 19de eeuwse Russische violist Loyko Zabar, arrangeur van heel wat traditionals voor zigeunerviool) bespeelt zijn instrumenten met uiterste precisie en Yehudi Menuhin – zelf ook een kei op de viool – volgt hun virtuoze escapades van op z'n zitje op het podium met grote bewondering, want hun zeer zigeunerachtige
performance is een mix van traditionele, klassieke en folkloristische elementen vol passie en vuur, die tot de verbeelding en het gevoel spreken.
Naast de noordelijke tocht via Aziatisch Rusland en de Balkan is er ook een zuidelijke route via het Arabische schiereiland en Noord-Afrika. Het gezelschap van Abdelli vindt zijn oorsprong in het Berbervolk van zuidelijk Algerije. Oorspronkelijk woonachtig in de Magreb-valleien, begon het machtige Berbervolk onder de druk van oprukkende Arabische stammen aan een migratie naar hoger gelegen en ontoegankelijker gebied waar het zijn eigenheid en tradities beter kon beschermen tegen de invloeden van de nieuwkomers. Abdelli, zelf auteur en componist, brengt zijn oeuvre in een poëtische taal en zingt over hoop, vrijheid en verdraagzaamheid, de voornaamste onderwerpen van alle onderdrukte en verdrukte volkeren.
De kers op de taart, noemt Yehudi Manuhin het optreden van Blanca del Rey en haar flamencogitaristen en –zangers, afkomstig uit Cordoba en qua repertoire en stijl diep geworteld in de tradities van de
gitanos (afgeleid van het woord
egiptianos), de verre nakomelingen van een nomadisch volk dat duizend jaar geleden vanuit India naar het westen emigreerde. De Andalusische flamenco is de heftigste en indringendste exponent van een cultuur die eeuwenlang gevochten heeft tegen vernedering en onderdrukking. In tegenstelling tot de Portugese
Fado is de flamencomuziek en -poëzie strijdlustig en opstandig, want de Spaanse zigeuners hebben de afwijzing van hun oeroude gewoonten en gebruiken door de Katholieke Koningen niet zonder slag of stoot aanvaard. Ze hebben weerstand geboden, de rug gestrekt en koppig voor hun culturele erfenis gestreden. Hun taal hebben ze opgegeven, maar uit de pijn is fierheid geboren en de vastberadenheid om te overleven. Het resultaat is een zeer heftige expressionistische muziekvorm vanuit de buik en het hart, vol passie en diepe menselijke gevoelens die zijn hoogtepunt vindt in
el cante jondo, waarbij de zanger als het ware in trance raakt en de verdrongen en nauwelijks toegankelijke emoties van een heel volk via z’n alterego tot uitdrukking brengt. Het fenomeen is zeldzaam en behoort tot de strijdwapens van een beperkt aantal zeer goed opgeleide
cantaores. In het Koninklijk Circus begint Blanca del Rey haar optreden met een
Soleá del Mantón, waarin haar grote zijden sjaal een grote rol speelt. Haar danspassen zijn traditioneel en gekruid met vreemde invloeden en het geheel is ook voor buitenstaanders en amateurs heel toegankelijk. Vervolgens zet ze een
Tango Flamenco in, met fragmenten uit de
Bulería de Baile (compás van 12 tellen met de nadruk op 3, 6, 8, 10 en 12), grappig, snel en uitgelaten, en stukjes
Seguiriya (gemengd compás van ¾- en 6/8-tijd). Haar dansstijl wordt ingetogen en de bewegingen sober, want de
seguiriya is de drager van het
cante jondo, met korte poëtische teksten en klagend stemgeluid, tot uitdrukking gebracht door drie flamencozangers en spaarzame flamencogitaren, puur en indringend. Del Rey is een indrukwekkende ravenzwarte verschijning, ingetogen en uiterst geconcentreerd, met ragfijne handbewegingen.
In de finale neemt het flamencogezelschap het voortouw, bijgestaan door de Langas & Manghaniyards en de Russische violen van het Trio Loyko. Blanca del Rey danst op de klanken van eeuwenoude Aziatische instrumenten en wanneer haar Rajasthaanse collega’s Suva en Sayari het podium betreden, blijkt eens te meer hoe dicht de flamencodans na een scheiding van minstens duizend jaar qua versiering, structuur en intensiteit bij zijn oorsprong is gebleven.
BEELD EN GELUID
De opname van dit concert in het Koninklijk Circus begint aarzelend met af en toe een onscherp beeld in het begin van het Shankar-optreden. Nadien gaat het vrij goed, met prachtige over- en doorvloeiers die hun hoogtepunt bereiken tijdens de dansvoorstelling van Blanca del Rey. De arena is de hele tijd sober verlicht met spots op de verschillende acts, waarbij close ups en bredere opnamen vanuit verschillende camerastandpunten voor de nodige afwisseling zorgen. Het geluid staat in stereo met een bij momenten krachtig surroundeffect. Menuhin praat wat dicht tegen zijn microfoon wat voor storende bijgeluidjes zorgt, maar dat vergeven we het in 1999 overleden
Sir met gemak. Wat hij vertelt, hoe hij het vertelt en de passie voor muziek die uit al zijn woorden aan het licht treedt, zijn een ruime compensatie voor zijn iets of wat houterige stijl. De gebruikte master heeft geen ongerechtigheden of beschadigingen. Alleen de niet echt soepele overgangen tussen de verschillende onderdelen van het concert, werken soms storend. Misschien hadden tussentitels op een zwarte achtergrond hier voor een betere oplossing kunnen zorgen?
EXTRA'S
Een hele batterij extra's op deze dvd, goed voor 50 minuten extra kijkplezier:
Rehearsals is zonder meer het topstuk van het extra-materiaal en toont Ravi Shankar als degene die het optreden van elke artiest vooraf grondig beluistert en selecteert en instaat voor het soepele samenspel van alle artiesten tijdens de finale. Want wat op een geïmproviseerd feestje lijkt tijdens het concert, is in werkelijkheid een vooraf perfect gearrangeerd slotnummer, waarbij de verschillende instrumenten op dezelfde toonhoogte zijn gebracht en de vrij moeilijke tempi van de flamencogitaren met veel geduld worden aangeleerd aan de Rajasthani. We zien Blanca del Rey met Ravi Shankar in een lesje
bulería en
seguiriya, alvorens de meester zijn landgenoten in hun eigen taal de geheimen van de moeilijke ritmes kan aanleren. In de repetitieruimte van het Brussels Amigo Hotel gonst het van de bedrijvigheid, in meer dan vijf talen, over muziekstijlen en ritmes die de verschillende artiesten misschien voor het eerst van elkaar oppikken, onder het scherp toeziend oog van Ravi Shankar. In
Interviews met de Artiesten komen Yehudi Menuhin en Ravi Shankar aan het woord, Langas en Manghaniyars, het Trio Loyko, Abdelli en Blanca del Rey. In de extra
Demonstrations spelen de leden van Langas en Manghaniyars een aantal folksongs op hun voor westerlingen onbekende instrumenten, geeft Gazi Khan een vocale demonstratie, toont Ludovit Kovác de diverse mogelijkheden van de
cymbalom en zien we een flamencogitarist aan het werk.
Om het project extra dimensie te geven zijn de hoogtepunten van het concert op een ruim 75 minuten durende cd toegevoegd zodat u ook tijdens uw gewone bezigheden kan genieten van dit unieke concert.
CONCLUSIE
From The Sitar To The Guitar, het verjaardagsconcert voor Yehudi Menuhin in het Brussels Koninklijk Circus op 24 en 25 november 1995, is zonder meer een indrukwekkende film geworden. In september 2006 werd de dvd officieel door Ravi Shakar voorgesteld in New York en een maand later in New Dehli in India. Dat het materiaal zolang op de plank is blijven liggen is onbegrijpelijk. Dat het nu ter beschikking komt voor een wereldwijde release via het Hoegaardse label
Kairos is een goeie zaak en verrassend tegelijk. Doorgaan zo.