DOCUMENTAIRE
Weinige muziekinstrumenten hebben het aangezicht van de rockmuziek zodanig kunnen beïnvloeden als de elektrische gitaar. In deze documentaire brengt regisseur Davis Guggenheim, die totnogtoe enkel wat afleveringen van reeksen als
24,
The Shield en
Numb3rs regisseerde, alsook de Al Gore-propagandafilm
An Inconvenient Truth, ons een interessant experiment: drie toonaangevende gitaristen van drie verschillende generaties muziek worden door zijn initiatief samengebracht, en dan laat Guggenheim als het ware de film zichzelf maken. De drie zijn niet van de minste: de nestor uit het gezelschap is niemand minder dan Jimmy Page, die tegenwoordig solo werkt maar jarenlang het uithangbord was van het in de blues gewortelde Led Zeppelin. De tweede, misschien de bekendste over de generaties heen, is David Howell Evans, die beter bekend is onder zijn bizarre (en redelijk onnozele) pseudoniem The Edge, en die door zijn gitaarspel een belangrijk aandeel heeft in het uittekenen van de muzikale krijtlijnen van één van 's werelds meest succesvolle acts gedurende de afgelopen twee jaar, namelijk U2. De benjamin is John Anthony Gillis, beter bekend onder zijn pseudoniem Jack White - hij heeft de achternaam van zijn vrouw Meg White overgenomen, met wie hij het duo The White Strips vormt.
Wat het resultaat is van het zomaar bij elkaar zetten van drie rockmuzikanten is niet goed in te schatten. In het slechtste geval beginnen ze zo stoned als een garnaal tegen elkaar te lullen over de beste drugs die ze ooit genomen hebben. Gelukkig is dat hier niet het geval: de drie gitaristen vertellen over hun liefde voor muziek, over hoe zij alledrie rock'n'roll beschouwen als muzikale rebellie - Jack White heeft het in die context bijvoorbeeld over het vormen van een tegengewicht tegen hiphopmuziek die in zijn geboortestreek Detroit alomtegenwoordig is. Det drietal heeft het zeer uitvoerig over de verschillende technieken waarmee ze hun instrument bespelen, over hoe de vorm en de besnaring alsook het gebruik van aangepaste randapparatuur het geluid beïnvloedt... soms wordt het zelfs een beetje droog en technisch. Ook getuigt de bijdrage aan het geheel van Jack White niet dadelijk van een ervaring op jarenlang vakmanschap, waar dit bij perfectionist The Edge en zeker bij oude krokodil Page wél het geval is. The Edge heeft diepzinnige dingen te zeggen over zijn speciale beroepskeuze, terwijl White wat goedkope nonsens schijnt te verkopen in een poging om erbij te horen. White heeft het blijkbaar moeilijk om tegen de twee personaliteiten op te boksen en zich een eigen imago aan te meten - ik denk persoonlijk dat hij ook de minst getalenteerde van de drie is. Echter, zowel White als The Edge staan aan de grond genageld als Page de riff van het Zeppelin-nummer
Whole Lotta Lovin' inzet. De hiërarchie van de muzikanten wordt niet doorbroken.
De drie muzikanten worden voor een deel ook in hun eigen omgeving gefilmd: we bezoeken met Jimmy Page de plaats waar Stairway To Heaven werd gecomponeerd en we mogen in een studio met gedimde lichten waar The Edge zijn partij inspeelt voor een nieuwe U2-single. Hoogtepunt is echter wanneer de drie elkaars songs beginnen te coveren, aangevuld met de speeltips van hun beide collega's, waarbij ze samen beginnen te jammen en unieke versies van songs als
I Will Follow, Dead Leaves And The Dirty Ground, en
In My Time Of Dying ontstaan. Uiteindelijk tonen de heren ook hun technisch vakmanschap door het nummer
The Weight van The Band te coveren op akoestische gitaar. Ze hebben elk hun eigenheden, Page speelt op een gitaar met dubbele nek, The Edge gebruikt een soort pedalen om de akoestiek te sturen en White heeft een microfoon ín zijn gitaar laten inbouwen.
Voor een gewone dertien-in-een-dozijn muziekdocumentaire kreeg
It Might Get Loud opvallend goede reviews na zijn première op het filmfestival van Toronto. Dat is ook niet verwonderlijk, de film heeft namelijk ook flink wat te bieden voor diegenen die niet zo heel goed thuis zijn in de wereld van rock'n'roll - persoonlijk houdt mijn engagement bij dit genre op bij het feit dat ik ééns om de vijf jaar een U2-cd opzet - terwijl fans er het onderste uit de kan zullen weten uit te halen. De film spreekt aan op meerdere niveaus tegelijk, en dat maakt deze documentaire tot een intrigerend werkstuk.
BEELD EN GELUID
Beeldkwaliteit is natuurlijk van minder groot belang bij een documentaire als deze, die maar geschoten is bij de gratie van het moment, en het resultaat mag er dan best wat korrelig uitzien. Toch heeft Guggenheim gekozen voor een zo proper mogelijk beeld met realistische kleuren, scherpe aflijning, waardoor we onder meer de prachtige collectie gitaren te zien krijgen compleet met alle sporen van gebruik, of het nu de oudere exemplaren van Page zijn of de plastieken futuristische designs van wat Jack White gebruikt. De gebruikte archiefbeelden, waaronder oude televisieoptreden van U2, compleet met alle macroblocking en artefacts vandien, zijn natuurlijk wat ze zijn, maar bij een documentaire hoort zoiets uiteraard. Gemiddeld genomen is dit een goeie beeldkwaliteit waarbij de 1080p-resolutie waarde aan het geheel toevoegd.
Bij een release als deze is het echter duidelijk de audiokwaliteit die telt; als het over de kwaliteit van elektrische gitaren gaat, moeten we onze normen een beetje scherperstellen en er zeker van zijn dat er niets fouts te merken is. We hebben met deze DTS-HD Master Audio 5.1-track een maagdelijk helder klinkend geluid, waarin zowel het zware gedreun uit één of ander openluchtconcert van U2 als het delicate, breekbare geluid van Jimmy Page overeind blijven. Vooral wanneer de drie artiesten samen beginnen spelen is het een verademing om te vernemen dat er genoeg scheiding in de geluidstrack zit om de bijdragen van de drie apart in het geheel te horen, en niet één of andere modderige mix waar voornamelijk veel lawaai uitkomt. Tijdens de concertfragmenten krijg je een diepe onderdompeling in de soundstage over je bol. Zoals de titel belooft wórdt het inderdaad wel luid, maar dat is natuurlijk precies de manier waarop dit soort muziek moet worden gepresenteerd,
it's no fucking Enya! Onder de juiste randvoorwaarden, t.t.z. met goede hardware, klinkt het geheel levensecht en dodelijk precies. De atmosfeer, de klank... nagenoeg alles zit op gebied van geluid perfect bij deze Blu-ray.
EXTRA'S
Non multa sed multum. D'r was nog hopen filmmateriaal over, en een 26-tal minuten aan niet gebruikte interview- en jamfragmenten werd als extra aan de disk toegevoegd. Leuk voor de completisten, en de documentaire zelf is denk ik lang genoeg om tot de essentie te komen. De disk bevat ook nog een trailer.
CONCLUSIE
It Might Get Loud is substantieel dik genoeg om ook slechts sporadische liefhebbers van stevige gitaarmuziek van dienst te zijn, maar voor de audiofielen onder ons is deze disk waarschijnlijk een absoluut hebbeding. De geluidskwaliteit is nagenoeg perfect en dat is eigenlijk het belangrijkste aspect.