Regie: Federico Fellini
Met: Peter Gonzales Falcon, Fiona Florence, Britta Barnes, Pia De Doses, Marne Maitland, Renato Giovannoli, Elisa Mainardi, Martin Potter, Hiram Keller, Max Born, Salvo Randone, Mario Romagnoli, Magali Noël, Alain Cuny
Het verhaal van Satyricon is gebaseerd op het gelijknamige boek van Gaius Petronius Arbiter, een Romeinse schrijver die na z’n carrière als consul en stadhouder in Klein-Azië aangesteld werd als opperceremoniemeester aan het hof van keizer Nero tot wiens intieme vriendenkring hij behoorde. Van zijn poëtisch werk zijn fragmenten bewaard gebleven en het grootste gedeelte van z’n enige schelmenroman Satyricon waarin o.a. de schatrijke parvenu Trimalchio wordt opgevoerd, een figuur die op een rake en geestige manier wordt gekarakteriseerd en die een centrale rol speelt in een surrealistisch gezelschap dat zich vaak te buiten gaat aan obsceniteiten. Tussen het verhaal van Encolpio, Ascilto en hun lustslaafje Gitone weeft Gaius Petronius realistische beschrijvingen van de Romeinse keizertijd, waardoor het werk historische waarde heeft, mede door de grote mensenkennis die eruit blijkt.
De volledige bespreking van Satyricon kan u hier lezen.
Het autobiografische materiaal en de semidocumentaire fragmenten vloeien naadloos dooreen en vaak zijn ze niet meer dan een aanleiding voor kleinere raamvertellingen en grappige anekdotes, een techniek die de regisseur ook al in Satyricon (1969) toepaste. Bijgevolg springt het scenario een beetje van de hak op de tak en wordt het duidelijk dat het niet Fellini’s bedoeling is om een coherent verhaal te vertellen. In Roma staat sfeer centraal en die wordt gecreëerd door de indrukwekkende beeldtaal. Het decor is zonder meer spectaculair en bij momenten bloedmooi, en dat geldt ook voor de acteurs en de manier waarop ze zijn aangekleed en geschminkt. Elke scène straalt decadentie uit en de handelingen zijn bizar, grotesk en zelden gespeend van cynische of donkere humor. Rome als een exotische speeltuin, alsof het kind Federico Fellini nooit volwassen is geworden. De haperende moraliteit van de Romeinen wordt op de korrel genomen en uiteraard moeten ook de Kerk, de paus en de hele kerkelijke meute het ontgelden, want de jonge Fellini komt in een bordeel terecht waar opdringerige en fel opgemaakte prostituees zichzelf aan de man brengen – een fragment dat op zich genoeg stof biedt voor een film - en tegen het einde van de film is hij zowaar te gast op een zgn. kerkelijke modeshow waar de nieuwste trends voor pastoors, bisschoppen en nonnen getoond worden: priesters op schaatsen, nonnen met klapwiekende kappen voor het geval de airco in hun klooster uitvalt, bisschoppen in lichtgevende stola’s als wandelende reclameborden, pastoors in oogverblindende met goud en diamanten bestikte kazuifels, uitgelaten nonnen met flonkerende zwarte rokken als Turkse derwisjen en uiteindelijk een prachtig uitgedoste paus op een hoge troon tegen een hemelsblauwe achtergrond alsof de verrezen Christus zich in hoogsteigen persoon en met groot vertoon aan z’n volgelingen openbaart.
De volledige bespreking van Roma kan u hier lezen.
PROVA D’ORCHESTRA
Na het debacle van z’n Casanova-verfilming draaide Federico Fellini in 1978 een kleine film voor de Italiaanse televisie over de repetities van een orkest in een tot muziekauditorium opgebouwde 13de-eeuwse kerk. Terwijl een oude kopiist een historische uiteenzetting geeft, laat Fellini z’n camera over de eeuwenoude graven van pausen en bisschoppen glijden en sijpelen de muzikanten één voor één of in groepjes binnen en maken hun instrumenten klaar. Ze worden vergezeld door twee vakbondsafgevaardigden en dat is verrassend maar nodig, want als een oudere man merkt dat er een cameraploeg aanwezig is en verneemt dat de repetitie mét interviews wordt opgenomen voor tv, protesteert hij heftig en eist meer geld, want musici zijn sowieso al onderbetaald en hebben dus recht op een supplement. De vakbondsmannen moeten de plooien gladstrijken en het tumult verstomt als de mannen en vrouwen over hun instrument mogen vertellen en het belang ervan voor een orkestuitvoering. Ze praten met liefde over hun harp, hun trombone en hun klarinet en ze vinden uiteraard allemaal dat hun instrument het belangrijkste is en zo veel belangrijker dan andere instrumenten om een veelheid van redenen.
Een trompettist luistert ondertussen naar de verslaggeving over een sportwedstrijd op z’n transistorradiootje, twee violisten krijgen ruzie over de positie van een stoel, een vakbondsman hangt aan de telefoon en onderhandelt over z’n percentje bij de aanwerving van personeel, de pianiste heeft haar interview voorbereid en leest de tekst van een stukje papier, een trompettist heeft problemen met z’n instrument, maar merkt niet dat z’n collega’s een condoom in de beker hebben gestopt dat met een klap uiteenbarst. De Duitse dirigent wordt tegengesproken en uitgelachen en de gerepeteerde stukken klinken vals en inspiratieloos: de violen wanen zich schijnbaar op de kermis, de klarinetten schetteren, de bassen zijn nauwelijks hoorbaar. Na een incident over een solopartij besluit de vakbondsman dat het tijd is voor een pauze. Naderhand gaat het van kwaad naar erger: de jonge muzikanten hebben de middeleeuwse auditoriummuren met graffiti beklad en ze scanderen slogans tegen de dirigent en vóór het recht op vrije muziek, op het ritme van ‘un pueblo unido”… Wat op een aardbeving lijkt, maakt tijdelijk een einde aan de herrie, maar van musiceren komt niets meer in huis: de pianiste ligt onder haar instrument in de armen van een jongere collega, de vakbondsmannen krijgen ruzie, de dirigent legt z’n dirigeerstokje neer en zoekt een plaatsje aan de kant, twee muzikanten krijgen een handgemeen na een gedurfde uithaal van een derde. Dan stort de achterwand van de kerk in en als de mist optrekt ziet het gezelschap een gigantisch metalen bol aan de andere kant van de muur…
Prova D’Orchestra is niet Fellini’s beste film en nogal wat fans zien er zijn commentaar in op de politieke situatie in het naoorlogse Italië, maar wellicht is deze typische Fellini-film niet meer dan het zoveelste product van de dromen en fantasieën van de meester zelf.
Giuliette Masina en Marcello Mastroianni zijn Amelia en Pippo, twee dansers die in de jaren veertig enorme veel succes oogstten in Italië met hun imitaties van Ginger Rogers en Fred Astaire. 15 jaar duurde hun carrière en daarna gingen ze uit elkaar. Amalia trouwde, kreeg een dochter en werd weduwe, Pippo raakte aan de drank en kwam tijdelijk in een inrichting terecht. In 1985 worden ze uitgenodigd om in de tv-kerstshow van de RAI een van hun dansnummers van toen nog één keer op te voeren. Amelia heeft zich laten overtuigen door haar dochter, maar als ze in Rome arriveert is Pippo daar nog niet gesignaleerd. Pas een paar uur later staat hij voor haar: jongensachtiger dan ze had verwacht, uitgelaten en rad van tong zoals meer dan dertig jaar geleden, maar daarom niet getekend door het leven.
Ginger E Fred is een ontwapenende komedie waarin Federico Fellini eer bewijst aan de grote artiesten van de jaren 40 en 50. Het scenario heeft niet veel om het lijf, maar de film intrigeert door z’n hang naar nostalgie en de prachtige performance van Giuliette Masina en Marcello Mastroianni die erin slagen om van Ginger en Fred twee aandoenlijke oudere artiesten te maken die nog één keer samen mogen schitteren, maar die bang zijn voor dat avontuur omdat ze elk voor zich vrezen dat hun imago van toen wordt tenietgedaan door een slechte performance of omdat het hedendaagse publiek hun optreden zielig en ouderwets zal vinden. Giulietta gedraagt zich dertig jaar na het succes nog altijd een beetje als een diva, hoewel ze zich realiseert dat het om vervlogen populariteit gaat, en Pippo heeft al die tijd geteerd op de magie van zijn stepdanskunstjes, maar de breuk met z’n danspartner heeft hij nooit goed verwerkt. Dat komt Ginger evenwel met mondjesmaat ter ore, want al die tijd hebben ze geen contact meer met elkaar gehad. Zij schrijdt door de hall van het hotel met witte koffers, een al even witte doos met pruiken, piekfijn gekleed en zorgvuldig geschminkt, hij lijkt meer op een ongelikte beer met hangende schouders, een veel te wijde pantalon, slecht bijgeknipte haren en donkere wallen onder de ogen. Zij is koket en opgeruimd, hij verward en slonzig. En toch is er sprake van een onuitgesproken band die de afstand tijd en de verschillen tussen beide mensen heeft overleefd.
Fellini laat Ginger en Fred elkaar opnieuw ontmoeten in de tv-studio van de RAI, waar voor de gelegenheid een bont gezelschap is uitgenodigd voor een kerstshow. Dat biedt hem de kans om groots uit te pakken zoals hij dat eerder in o.a. Roma en Satyricon deed en een wervelend spektakel op te bouwen dat onmiskenbaar zijn handtekening draagt. De enorme varkenspoot in de stationshal in de beginscène van de film, de zingende en musicerende dwergen en het groteske decor waarin Ginger en Fred uiteindelijk hun performance ten beste geven, ze zijn even zoveel getuigenissen van de typische Fellini-stijl, zij het dat Ginger E Fred veel minder avant-gardistisch en gedurfd is als z’n eerdere werk, want aan een televisiefilm worden andere eisen gesteld en dus krijgt de verhaallijn voorrang, wat traditionele fans zullen betreuren, maar wat Fellini een stuk toegankelijker maakt voor een gewoon publiek. De typische Fellini-spielereien, z’n lage dunk over televisie en z’n afkeer van goedkoop entertainment demonstreert de regisseur in de reclamespots die de RAI tussen de optredens van de verschillende artiesten uitzendt of die de hoofdpersonages op televisie zien in hun hotelkamers. Het is een beetje een vreemde manier van doen, want in de laatste jaren van z’n carrière was Federico Fellini vaker aangewezen op opdrachten van de RAI om films te kunnen draaien. Het tv-keurslijk past Fellini niet helemaal waardoor Ginger e Fred de grote momenten mist van z’n eerdere films en bijv. ook van Intervista dat hij een jaar nadien voor de bioscoop draaide.
Italiaans Dolby Digital 5.1
Italiaans Dolby Surround 2.0