Regie: Michael Obert
Met: Louis Sarno, Samedi Mathurin Bokombe, Jim Jarmush
Tijdens z’n lange verblijf bij de Bayaka heeft Louis Sarno zo’n duizend uren muziek opgenomen, van de stam, maar ook van andere stammen en zelfs van muzikanten die hij toevallig ontmoette op markten en andere openbare plaatsen. De collectie wordt bewaard in de Oxford University (USA) en wordt sinds kort gedigitaliseerd om ze een ruimere verspreiding te geven. Het is een uniek project, want nooit heeft een antropoloog het grootste deel van z’n leven bij de mensen gewoond die hij bestudeerde. Maar voor Louis Sarno was het geen kwestie van keuze, want hij was vanaf het begin onder de indruk van de machtige natuur en de ongedwongen, zij het primitieve levensvoorwaarden van de Bayaka. Z’n ouders waren het er toentertijd niet mee eens en z’n vader verzoende er zich pas mee kort voor z’n dood, maar Louis’ broers begrijpen z’n keuze en gezien hij gelukkig blijkt te zijn, hebben ze er geen moeite (meer) mee.
Regisseur Michael Obert hangt in Song From The Forest en breed portret op over de activiteiten van Louis Sarno en toont hem in z’n eenvoudig houten optrekje bij de Bayaka-stam. Maar de tijd van geluidsopnamen is voorbij. De jonge generatie is anders, zegt hij, de muzikanten van veertig jaar geleden hebben geen opvolgers. Zijn activiteiten hebben zich verlegd naar een ander terrein, nl. de zorg om het voortbestaan en de gezondheidsvoorwaarden van de stamleden. Uiteraard gaan de Bayaka ervan uit dat de blanke man stinkend rijk is, en dus kloppen ze voortdurend bij hem aan. Louis brengt de zieken naar het ziekenhuis en betaalt hun kosten, zegt de vrouw met wie hij een relatie heeft, maar zelf is Sarno er niet gerust in, want z’n financiële middelen zijn inmiddels zo goed helemaal opgedroogd en hij heeft zelfs schulden gemaakt om het leven in Centraal-Afrika in goede banen te leiden. Ze denken dat ik lieg als ik zeg dat ik blut ben, zegt hij, maar de geldstroom als gevolg van de verkoop van cd’s aan toeristen is de laatste tijd erg afgenomen.
Obert filmt de Bayaka tijdens hun strooptocht in het regenwoud op zoek naar vlees. Zij hebben het ingericht zoals wij in het westen onze omgeving inrichten, zegt Sarno daarover, het woud is hun natuurlijke leefomgeving en die hebben ze in de loop van vele eeuwen naar hun behoeften vorm gegeven en het is dus van fundamenteel belang voor hun toekomst. Maar die toekomst wordt bedreigd door de massale commerciële exploitatie van de houtvoorraad en tijdens de jacht blijkt dat er niet één hert of ander eetbaar dier in hun netten is terechtgekomen. We moeten verder, zegt een stamlid, anders wacht ons de hongerdood. Of het zo’n vaart loopt is niet duidelijk. Wellicht wel indien de Bayaka aan hun traditionele levensstijl in het regenwoud vasthouden, maar gezien Louis Sarno later vertelt dat hij veel geld heeft uitgegeven (de bron van z’n schulden) aan boeken en schrijfgerief voor de jonge Bayaka, is het ook duidelijk dat Michael Obert ons een deel van de werkelijkheid niet toont, want uit geen enkel fragment uit z’n documentaire blijkt dat de Bayaka contact hebben met de moderne buitenwereld, en die hebben ze, want in één van de fragmenten is er sprake van een Mozambiquaanse winkelier waar ze terechtkunnen voor bouwmaterialen, en in de aftiteling lazen we dat het kamp (wellicht wordt het tijdelijke kamp in het regenwoud bedoeld) is gebouwd en beveiligd door een speciale crew.
Het heeft er uiteraard mee te maken dat de regisseur ons een blik wil gunnen op hoe en in welke omstandigheden Louis Sarno de voorbije 35 jaar in Centraal-Afrika heeft geleefd, en we mogen er inderdaad van uitgaan dat er meestentijds geen sprake was van luxe en wellicht ook niet van overvloedige externe contacten. Misschien vandaar de wat gemanipuleerde, want uit de context wordt duidelijk dat de jonge Bayaka inmiddels een minimale schoolopleiding krijgen (maar die krijgen we niet te zien). Bovendien blijkt uit andere fragmenten dat de Bayaka wel degelijk weten wat geld is,hoe je ermee omgaat en wat je ervoor kan krijgen, maar ook dat wordt helemaal niet toegelicht. Je krijgt als kijker een beetje de indruk dat de Bayaka een stam is die helemaal op zichzelf (en op Sarno) is aangewezen, maar dat is beslist niet (meer) het geval. In het tropische regenwoud van Zuid-Amerika is zulks nog mogelijk, niet in Afrika. Tegelijk krijg je wel een goede indruk van de mate waarin de Bayaka afhankelijk zijn van de hulp van Louis Sarno en dat is uiteraard geen ongevaarlijke situatie, want de Amerikaan is niet onsterfelijk en het mag duidelijk zijn dat er in het dorp geen infrastructuur is gebouwd waarop de stam kan terugvallen als Sarno ooit definitief naar Amerika terugkeert (wegens ziekte bijv., want men heeft hem meegedeeld dat hij aan hepatitis lijdt) of gewoon sterft. Wat dat betreft is Song of the Forest een beetje een eenzijdig verhaal, niet als gevolg van de keuzes van de regisseur, maar als gevolg van de manier waarop Louis Sarno in Centraal-Afrika al die tijd heeft geleefd.
Dat neemt niet weg dat Song of the Forest een interessante documentaire is waarin het portret van een man wordt geschilderd, die niet alleen verliefd werd op zwart-Afrika, maar die er ook het grootste deel van z’n leven het geluk heeft gevonden dat hij thuis in Amerika nooit heeft gevonden.