Regie: Terry Gilliam
Met: Johnny Depp, Benicio Del Toro, Tobey Maguire
Het verhaal is gebaseerd op het gelijknamige boek (1971) van de Amerikaanse auteur Hunter S. Thompson, waarin hij over z’n reis naar Las Vegas vertelt in het gezelschap van z’n Samoaanse advocaat. Eerder had hij een boek over de Hell’s Angels (1967) geschreven en later publiceerde hij o.a. over de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Nadien verdween hij uit de actualiteit en schoot zich in 2005 een kogel door het hoofd in Woody Creek, Colorado. Z’n as werd met een kanon afgevuurd terwijl er rood, wit, blauw en groep vuurwerk werd afgeschoten op de tonen van Norman Greenbaums Spirit In The Sky en Bob Dylans Mister Tambourine Man: succesvol, drugsverslaafd en flamboyant.
In een vuurrode cabriolet stuiven Luke (Johnny Depp) en z’n advocaat Dr. Gonzo (Benicio Del Toro) door het dorre en woestijnachtige landschap tussen Los Angeles en Las Vegas om voor een krant verslag uit te brengen over de Mint 400, een unieke woestijnmotorrace, en een conventie van officieren van justitie over de strijd tegen drugs en drugsmisbruik. Maar die komen allebei maar zijdelings aan bod in de film, want met een koffer vol LSD, mescaline, cocaïne, sterke drank en ether, zijn Luke en Dr. Gonzo nauwelijks in staat om de race te volgen of te begrijpen wat er op de conventie wordt gezegd. Ze zijn stoned en ze zorgen ervoor dat dat zo blijft, ook al zien ze in de bar uiteindelijk nog alleen monsterlijke reptielen en vrouwelijke medewerksters met slangachtige koppen, lopen ze over bewegende vloeren met uitwaaierende bloedplassen en gaan ze elkaar in hun hotelkamer te lijf met een slagersmes, een pistool en een bezemsteel, op de tonen van White Rabbit van Jefferson Airplane en Dylan. Meer gebeurt er niet in 120 minuten, want keer op keer komen Luke en Dr. Gonzo na een flinke dosis LSD, mescaline of ether in bizarre, gewelddadige of ronduit dwaze situaties terecht die telkens volgens hetzelfde stramien zijn opgebouwd. Na een tweetal keer heb je het allemaal gezien en is de fun eraf, maar Gilliam gaat gewoon door, schijnbaar niet beseffende dat David Cronenberg het allemaal al een keertje eerder heeft gedaan en met een veel beter resultaat, nl. in Naked Lunch (1991). Maar die film was grimmig en donker van sfeer en dus was er ruimte om het onderwerp op een humoristische manier aan te pakken, moeten Terry Gilliam en de financiers gedacht hebben. Jammer genoeg is er weinig aanleiding om te lachen om wat in Fear and Loathing in Las Vegas getoond wordt, want aan de dialogen is soms geen touw vast te knopen en bovendien is Depp vaak nauwelijks verstaanbaar met de sigarettenhouder voortdurend tussen z’n tanden.
Het resultaat is een vormloos gedrocht, richtingloos en zelfs doelloos met twee hoofdpersonages die als dwaze zombies door de scènes strompelen en waggelen, zich soms bewust van wat er gaande is, maar meestal onder invloed van geestverruimende producten die hun lichamelijk en geestelijk verschrompelen tot het ultieme minimum. Grappen over dronkaards en soortgenoten kunnen grappig zijn, als je ze bezig ziet is er van humor meestal totaal geen sprake, want dan zie je de zielenpoten die ze overal en altijd zijn. Luke en Dr. Bonzo behoren tot dat soort, en Depp en Del Toro doen er alles aan om zo abnormaal en buitenissig te zijn als maar enigszins mogelijk. Niemand heeft zich schijnbaar afgevraagd waar de grens ligt, maar misschien is Terry Gilliam uiteindelijk ook iemand die die grens makkelijk overschrijdt als hij niet kort wordt gehouden.
Je vraagt je als kijker trouwens ook af wat Johnny Depp heeft bezield om aan dit misbaksel zijn medewerking te verlenen. In oktober 1993 stierf acteur River Phoenix (Stand By Me, 1986; Indiana Jones And The Last Crusade, 1989; My Own Private Idaho, 1991) op de stoep van Depps nachtclub in Los Angeles aan een overdose. Zou hij dat grappig hebben gevonden?