LOONEY TUNES - BUGS BUNNY COLLECTIE - VOLUME 2
Bespreking door: Dieter - Geplaatst op: 2005-03-14
Deze dvd is onderdeel van de vier dvd’s tellende Looney Tunes Collectie - Volume 2. In de overige drie delen schitteren de volgende cartoonsterren: Roadrunner, Tweety & Sylvester en The Looney Tunes All Stars.
BESPREKING
Toen vorig jaar volume 1 van de
Looney Tunes Collectie op dvd uitkwam, klonk er een kreet van geluk uit de keel van menig cartoonliefhebber, inclusief uw dienaar. Eindelijk waren de klassieke filmpjes van Bugs Bunny en vrienden in gerestaureerde digitale glorie te bewonderen! Maar er was ook gemor te horen over het te beperkte aanbod aan cartoons, nl. 56. Niet verwonderlijk natuurlijk, die subjectieve onvrede, als je bedenkt dat er meer dan duizend
Looney Tunes en
Merrie Melodies werden geproduceerd in de loop der jaren en je kan nu eenmaal niet iedereen tevreden stellen. Toch lijkt Warner Bros. van plan juist dàt als hoofddoel te stellen, want kijk: in 2005 zien we de
Looney Tunes Collection Volume 2 opduiken, die opnieuw zestig digitaal opgepoetste tekenfilmpjes uit de kluizen van de WB-studio’s tevoorschijn tovert, verspreid over vier dvd’s. En als deze eerste disc, die vijftien Bugs Bunny vehikels bundelt, een goede indicatie is, zitten daar opnieuw heel wat pareltjes bij.
Vijf regisseurs zijn vertegenwoordig op deze dvd en allen slagen erin hun eigen stempel te drukken op het Bugs-personage, zonder het karakter geweld aan te doen. Tex Avery introduceerde bijvoorbeeld de knipoogreferenties naar het filmmedium en maakt van Bugs een manischer konijn dan zijn collega’s. De grappen die hij hanteert, neigen ook meer naar het absurde, waarvan de ellenlange val van een rotsklif in
The Heckling Hare een absoluut hoogtepunt is. Bob Clampetts stijl sluit naadloos aan bij die van Avery, maar mist de groteske waanzin van diens cartoons. Hij compenseert dit door Bugs slimmer te maken dan zijn tegenstanders, iets wat bij Avery niet altijd het geval was. Robert McKimson legde dan weer de basis voor de definitieve overgang van Bugs Bunny naar het personage dat we nu kennen, zowel in design als in karakter. De overbekende pose van Bugs, leunend tegen een boom en knabbelend aan een wortel, emblematisch voor het konijn, is van zijn hand. Maar de grootste impact zouden toch de tekenfilms van Friz Freleng en Chuck Jones hebben. Deze twee hanteren distinctieve stijlen, maar combineren beiden een superieur gevoel voor komische timing met de drang naar experiment. Bij Freleng uit zich dit eerder in narratieve vormen, bij Jones vooral op muzikaal gebied, maar de resulterende frisheid kenmerkt hun beider werk.
Alle vijf hebben deze regisseurs bijgevolg een substantiële bijdrage geleverd aan de continuerende populariteit van Bugs Bunny. De filmpjes, geproduceerd tijdens de hoogdagen van de Warner Animatie Studio’s in de jaren veertig en vijftig, zijn wellicht zo goed omdat ze de kijker nooit als dom beschouwen. Kinderen kunnen ervan genieten, maar volwassenen zullen er nog meer plezier aan hebben, er nog meer komische lagen in herkennen. Het tempo van de gags ligt hoog, maar biedt een publiek nog de tijd op adem te komen na een lachbui. De technische afwerking is bovendien uitmuntend, zelfs in de latere cartoons, die gemaakt werden met minder financiële middelen.
Maar bovenal zijn het de subtiele pennentrekken van de animatoren die het verschil maken met bvb. de korte Disneyfilms uit dezelfde periode. Bugs ogen kunnen je tot tranen toe bewegen. Zijn grijns doet je reikhalzend uitkijken naar de listen die hij in petto heeft. Zelfs de minste beweging van zijn snorharen lijkt bedoeld om een emotie bij de kijker los te weken. Gekoppeld aan de intelligente ondeugd van Mel Blancs stemgebruik maakt dat Bugs Bunny tot een icoon onder de filmpersonages. Een konijn dat een torenhoge maatstaf stelt voor animatiefiguren die in zijn voetsporen willen treden. In concreto betekent dat op deze dvd vijftien maal zeven minuten pure genialiteit, veelvuldige lachbreuken en heerlijke nostalgie. M.a.w.: cartoons voor de eeuwigheid.
CARTOONS
The Big Snooze (1946)
Regie: Bob Clampett
Na een zoveelste kwelling door Bugs Bunny, zegt eeuwige rivaal Elmer Fudd de jacht vaarwel. Hij gaat rustig hengelen, maar valt in slaap. Bugs ziet de kans schoon om binnen te dringen in de droom van de jager. En hem ongewone, konijn-centrische nachtmerries te bezorgen. Deze cartoon is nauwelijks meer dan een excuus om onder het mom van een droomwereld extreme, visuele gags te utiliseren. Gelukkig zijn de droomsequenties zo frappant, memorabele en kleurrijk dat je je nooit verveelt.
Broomstick Bunny (1956)
Regie: Chuck Jones
Het is Halloween en Bugs Bunny, met een lelijk masker op de kop, klopt aan bij Heks Hazel voor snoepjes. Zij laat hem prompt binnen. Maar niet om hem op snoepgoed te trakteren. Voor één van haar recepten heeft ze immers verse konijnenpoot nodig. De opbouw van deze tekenfilm geschiedt vrij traag, maar eenmaal de actie echt losbreekt, krijg je een hoogstaand festijn voorgeschoteld. Heks Hazel ontpopt zich bovendien tot een verbazingwekkend leuke en goede antagonist voor Bugs.
Bugs Bunny Rides Again (1948)
Regie: Friz Freleng
In deze westernklassieker neemt sheriff Bugs Bunny het op tegen de passerende outlaw Yosamite Sam in een lang gevecht, dat begint bij een simpel revolverduel en culmineert in eindeloze achtervolgingen te paard.
Bugs Bunny Rides Again is een van de beste cartoons op de disc, dankzij de unieke dynamiek van Bugs en Sam, de heerlijke visuele woordspelletjes (o.a. Sams boutade: ‘This town ain’t big enough for the both of us’, gevolgd door de constructie van talloze wolkenkrabbers door Bugs: ‘Is it big enough now?’) en de voortdurende inversie van je verwachtingspatroon.
Bunny Hugged (1951)
Regie: Chuck Jones
Bugs Bunny ziet zijn broodwinning als mascotte van een worstelaar in gevaar komen als zijn baas in de ring moet tegen de beruchte ‘Crusher’. Het slimme konijn besluit dan maar zelf de tegenstander tegen het canvas te werken, met alle middelen ter zijner beschikking. Opnieuw een filmpje dat wat traag op gang komt en helaas nooit volledig op kruissnelheid komt. Bugs vertoont weliswaar tekenen van inventiviteit, maar hij heeft memorabelere momenten gehad.
French Rarebit (1951)
Regie: Robert McKimson
Bugs Bunny belandt in Parijs, waar hij het doelwit wordt van twee Franse chefkoks, die erg veel zin hebben om konijn op het menu te zetten. Vergeef de woordspeling, maar
French Rarebit is het chef d’oeuvre van deze
Bugs Bunny Collectie. Het tempo ligt erg hoog, geen enkele grap gaat de mist in, en McKimson voert twee heerlijk stereotiepe Franse koks ten tonele, die de ideale domheidsfactor t.o.v. Bugs bezitten, en zelfs geregeld de show stelen van het konijn in de hoofdrol.
Gorilla My Dreams (1948)
Regie: Robert McKimson
Een vrouwelijke gorilla die wanhopig naar een kind verlangt krijgt per toeval schipbreukeling Bugs Bunny over de vloer. Het duurt niet lang eer Bugs in luiers rondloopt en zich als baby des huizes gedraagt. Maar pleegvader gorilla is zijn adoptiezoon liever kwijt dan rijk. In meer dan één opzicht is deze cartoon een miskleun. De humor is belegen, de premisse werd te ver gezocht en de ontknoping mondt uit in een anticlimactische sisser van formaat. Middelmatigheid troef dus.
The Hare-Brained Hypnotist (1942)
Regie: Friz Freleng
De trend van afwisseling tussen goede en middelmatige cartoons zet door, en dus blijkt deze animatiefilm een pareltje. Elmer Fudd neemt zijn toevlucht tot hypnose om nemesis Bugs Bunny eindelijk te grazen te nemen. Maar de clevere Bugs draait de stoelen om en maakt de jager wijs dat hij een konijn is. Hilarisch neveneffect is dat Elmer Fudd nu in staat is met Bugs met diens eigen streken om de oren te slaan. Het omkeren van de rollen werkt optimaal dankzij de briljante timing van Friz Freleng en de intelligente verhaalstructuur. Een absolute toppper!
Hare Conditioned (1945)
Regie: Chuck Jones
Bugs werkt in het uitstalraam van een winkelcentrum, maar wordt overgeplaatst naar de taxidermie-afdeling. In een achtervolging over diverse verdiepingen en appartement probeert Bugs (letterlijk) zijn vel te redden. Niemand zal beweren dat
Hare Conditioned het summum van Bugs’ werk is, maar het filmpje bevat genoeg amusante humor op gedurende zeven minuten de tijd te vergeten.
The Heckling Hare (1941)
Regie: Tex Avery
Deze cartoon utiliseert de basissituatie die vele Bugs-tekenfilms kenmerkt, met een domme hond in de rol van gewillig slachtoffer van het slimme konijn. Helaas betekent dit dat de cartoon nogal voorspelbaar en weinig vernieuwend is. De situaties op zich zijn leuk, maar missen het cruciale aha!-moment. Uitzondering is de finale gag, waarin het absurdisme en de komische timing van Tex Avery optimaal tot hun recht komen.
Little Red Riding Rabbit (1944)
Regie: Friz Freleng
In een overduidelijke parodie op zowel Roodkapje als Disney’s sprookjestekenfilms brengt het meisje met het rode kapje een konijn naar haar grootmoeder. Maar de boze wolf wil Bugs Bunny liever zelf verorberen en tracht hem listig in de val te lokken. De cartoon maakt vooral gebruik van repetitieve visuele gags, maar doet dit met veel aplomb. De functie van Roodkapje in het verhaal is ronduit hilarisch, en de ontknoping zal bij vele mensen een welgemeende grijns om de lippen toveren.
Tortoise beats Hare (1941)
Regie: Tex Avery
De regisseur begaat hier de grootste zonde die je kan bedenken in Bugs Bunny Land: hij creëert een antagonist, Cecil Turtle, die het konijn zowaar te slim af is. De referenties naar de klassieke fabel van haas en schildpad kan je bovendien ook niet bijster vers noemen en de repetitie van soortgelijke gags werkt al snel op de zenuwen. Toch heeft
Tortoise Beats hare een innovatieve verdienste. Tijdens de opening credits loopt Bugs immers door beeld, leest de titels en verscheurt vervolgens kwaad de titelkaart. Zijn arrogantie kan immers niet aanvaarden dat, volgens de titel, een schildpad een haas kan verslaan. Hoe spijtig dat deze initiële hilariteit en genialiteit niet in de resterende zes minuten tentoon worden gespreid.
Rabbit Transit (1947)
Regie: Friz Freleng
Welk een verschil kunnen zes jaar maken!
Rabbit Transit recycleert de basispremisse van de vorige cartoon, maar ditmaal wordt Bugs Bunny’s winnaarskarakter geen oneer aangedaan. Hij krijgt ditmaal meermaals de kans om Cecil Turtle te slim af te zijn, ook al vindt hij in de schildpad een waardige tegenstander. Toch kan je deze korte animatiefilm bezwaarlijk bij het allerbeste werk van Bugs Bunny rekenen. Daarvoor ligt de inventiviteit een aantal frequenties te laag.
Slick Hare (1947)
Regie: Friz Freleng
In een met filmsterren bezaaide eettent eist Humphrey Bogart een gebakken konijn op zijn bord. Kok Elmer Fudd doet dan ook verwoede pogingen om Bugs Bunny het fornuis in te jagen.
Slick Hare is ten eerste al de moeite waard omwille van de karikaturen van acteurs als Bogart, Ray Milland en Frank Sinatra die opduiken. En als je Bugs Bunny en Elmer Fudd verkleed ziet als respectievelijk Groucho en Harpo Marx zal je over de grond rollen van het lachen. Maar bovenal bezit deze cartoon een aanstekelijk tempo, begeleid door opzwepende muziek en gekruid met een fantastische, drieledige repetitieve grap met een taart.
Baby Buggy Bunny (1954)
Regie: Chuck Jones
Een als baby verklede schurk overvalt een bank, maar het geld belandt toevallig bij Bugs Bunny. En dus legt de schurk zich bij het konijn ‘te vondel’. Het goede hart van Bugs haalt de kleine in huis, niet wetende dat de baby enkel uit is op het geld. De eerste helft van
Baby Buggy Bunny kabbelt slechts, omwille van een overdreven nadruk op Bugs naïviteit. Eenmaal het konijn echter de ware toedracht te weten komt, volgt een hilarische opeenvolging van visuele gags. Let trouwens ook eens op hoe de sigarenrokende schurk een vroege voorloper lijkt van Baby Herman uit
Who Framed Roger Rabbit?.
Hyde and Hare (1955)
Regie: Friz Freleng
De
Bugs Bunny Collection – Volume 2 sluit waardig af met deze parodie op
Dr. Jekyll and Mr. Hyde. Een dokter neemt Bugs als gezelschapsdier in huis, maar verandert om de haverklap in een groen monster. Dit alles buiten weten van Bugs om natuurlijk. De transformatie van Jekyll naar Hyde wordt uitstekend geanimeerd, maar de gimmick komt te vaak voor en verliest daardoor aan komische impact. Ook de clou van het verhaal is nogal voorspelbaar. Maar het niet aflatende tempo en de vertederende openingsminuten maken veel goed.
BEELD EN GELUID
Warner Bros. levert dezelfde sublieme prestatie af als bij de vorige
Looney Tunes Collectie en presenteert de opgefriste cartoons in optimale conditie. De kleuren springe vibrant van het scherm, zwartniveaus en contrast vormen nooit een probleem en filmgrain werd tot een minimum beperkt. Zeer sporadisch duiken weliswaar vuile vlekjes op, maar dat kan de pret niet drukken. Dit is een toptransfer waarbij iedere afzonderlijke cartoon eenzelfde hoge standaard haalt. Ook het geluid is in prima staat. Het geluid blijft weliswaar beperkt tot een monospoor, maar muziek en sound effects klinken verbazend ruimtelijk en ruis is haast nergens te bekken. Ook en pluim verdient de aanwezigheid van een Nederlandstalige track, waardoor zelfs de allerkleinsten Bugs kunnen volgen in zijn grappige avonturen.
EXTRA’S
De bonussen steken van wal met de
Bugs Bunny Looney Tunes All Star 50th Anniversary (25 min). Dit is slechts het eerste deel van een documentaire die haar conclusie elders in de
Looney Tunes Collectie kent. De premisse van de docu gaat uit van het gegeven als zouden de sterren van de Looney Tunes films echt bestaan en constant interageren met gewone Hollywoodsterren. Bijgevolg zijn o.a. Cher, Jeff Goldblum, Candice Bergen en Bill Murray in staat hun herinneringen aan vrienden als Porky Pig of Daffy Duck op te halen. Het enige minpunt hier is dat de documentaire uit de jaren tachtig stamt en daardoor wat gedateerd overkomt.
A Conversation with Tex Avery (7 min) levert precies af wat de titel belooft. In een nostalgische monoloog denkt de befaamde animatieregisseur terug aan de gouden jaren van de Warner Animation Studio’s en verklaart hij zelfs zijn typische voorkeur voor over-the-top humor.
Onder de noemer
The Bugs Bunny Show (10 min) zijn twee aparte entiteiten ondergebracht. Het eerste duurt zes minuten en bundelt de overbruggende tekenfilmpjes voor één aflevering van de genoemde compilatieshow, die jarenlang op de Amerikaanse jeugdtelevisie liep. Het tweede segment zet stemacteur Mel Blanc voor het voetlicht, terwijl de man de stemmen inspreekt voor een andere aflevering van de
Bugs Bunny Show. Een lichtgewicht, maar leuk niettemin, is
Reach For Your Brushes, Ya Varmints! waarin animator Tony Cervone een schets van Bugs Bunny en Yosemite Sam volledig uittekent. Maar de kers op de taart zijn ontegensprekelijk de
Acht Commentaartracks en
Vier Alternatieve Muziektracks. De eerste leveren veel inzicht in het maken van de filmpjes op en laten o.a. Chuck Jones aan het woord. De tweede tonen briljant aan hoe belangrijk muziek was in het
Looney Tunes concept: zelfs zonder dialoog zijn de cartoons perfect te volgen dankzij de muzikale score.
CONCLUSIE
De
Bugs Bunny Collectie – Volume 2 biedt een uitstekende steekkaart van de kwalitatief hoogstaande werkjes die medio twintigste eeuw aan de Warner Bros. Animation Studio’s ontsproten. Bugs toont na meer dan een halve eeuw nog steeds dat hij de onbetwiste koning is van de
Looney Tunes in vijftien korte filmpjes die allemaal te quoteren zijn tussen vermakelijk en verbluffend. De uitstekende kwaliteit van beeld en geluid zijn de kers op de taart, samen met de mooie extra’s, waarbij vooral de alternatieve geluidstracks en commentaarsporen een applaus verdienen.