WHO'S AFRAID OF VIRGINIA WOOLF?
Bespreking door: Dieter - Geplaatst op: 2007-01-05
FILM
Who’s Afraid of Virginia Woolf? werd voor het eerst opgevoerd op Broadway op 13 oktober 1962 en was een instant succes. Edward Albee’s toneelstuk over een huwelijk tussen dronkelappen die de schijn trachten op te houden, lokte het publiek naar de zaal met intense vertolkingen, een plot vol taboe-onderwerpen en oneindig gevloek in de dialogen. Maar ook de critici waren enthousiast. Het stuk won de vijf belangrijkste Tony Awards in 1963 en werd enkel de Pulitzer Prize ontzegd omdat moralisten in het beoordelingscomité bezwaar maakten tegen de profane teksten. Studiobaas Jack Warner die bij de première van
Who’s Afraid of Virginia Woolf? in het publiek zat, werd eveneens meteen een fan en kocht de rechten. Vier jaar later verscheen het toneelstuk op het witte doek.
Voor de bewerking van het stuk deed Warner een beroep op Ernest Lehman, de scenarist die eerder al razend succesvolle adaptaties maakte van
Sweet Smell of Success en
West Side Story. De schrijver wilde zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven, maar ervaren figuren bij Warner Bros. noemden dat een utopie. De Hays Code, de notoire censuurcommissie van Hollywood, zou immers nooit de honderden sterke woorden uit het stuk toelaten in een bioscoopzaal. Toch hield Lehman voet bij stuk en Jack Warner trad hem bij, opmerkend dat hij de prent desnoods zonder keuring zou uitbrengen. Dat hield echter commerciële risico’s in en dus besloot Lehman – die voor het eerst ook de rol van producent op zich nam – te gaan voor grote sterren in de hoofdrollen. En veel groter dan Elizabeth Taylor en Richard Burton kwamen sterren niet halverwege de jaren zestig.
Taylor speelt Martha in
Who’s Afraid of Virginia Woolf?, de vrouw van geschiedenisdocent George. Hun huwelijk houdt al een kleine twee decennia stand, maar veel affectie is er tussen de twee niet te bespeuren. Venijnige verwijten vliegen continu heen en weer, aangedikt door de alcohol die steevast door hun bloedstroom meandert. Wanneer ze een nieuwe jonge collega van George, Nick, en diens vrouw Honey thuis uitnodigen na een faculteitsfeestje, gaan de poppen pas echt aan het dansen. Verborgen trauma’s en verzwegen obsessies komen aan het licht. De venijnige verwijten klinken hatelijker dan ooit en de alcohol blijft rijkelijk vloeien. Langzaam worden Nick en Honey meegezogen in het manipulatieve spelletje van George die er op uit schijnt te zijn om z’n vrouw en z’n gasten tot in het diepst van hun ziel te treffen.
Dat de origine van
Who’s Afraid of Virginia Woolf? op de planken ligt, wordt nooit verloochend in de filmadaptatie. Er zijn amper drie locaties. De prent is een aaneenrijging van dialogen zonder veel actie en de frankheid waarmee de karakters hun emoties blootleggen, hoort eerder thuis in het theater dan op celluloid. Toch is de prent meer dan een gefilmd toneelstuk. Debuterend regisseur Mike Nichols toont zich immers zeer vaardig in het afzwakken van de groteske momenten en het uitvergroten van de intieme momenten door zijn intelligente beeldvoering: een zeer filmische aanpak dus. Je kan je moeilijk voorstellen dat Nichols voor 1966 enkel ervaring had als toneelregisseur, zo eenvoudig zet hij de beeldtaal naar zijn hand. De invloed van cameraman Haskell Wexlerr zal daar ongetwijfeld niet vreemd aan zijn. Wexlerr tovert immers het ene prachtige zwart-witkader na het andere op het scherm, hanteert vloeiende camerabewegingen en zet zijn personages net niet perfect in beeld, zodat het gevoel van onbehagen meteen de kijker bekruipt. De minimalistische, quasi-romantische muzikale score van Alex North doet de rest.
Maar een theateradaptatie staat of valt meestal met de acteerprestaties. En op dat vlak heeft
Who’s Afraid of Virginia Woolf? enkele absolute kleppers in huis. Liz Taylor won haar tweede Oscar voor de vertolking van Martha. Ze toont brute verbale kracht en rauwe eerlijkheid in het eerste deel van de film, maar zet dat om in hartverscheurende kwetsbaarheid in de laatste tien minuten. Het is de vertolking van haar leven. Ook nieuwkomer Sandy Dennis mocht het Oscar-podium betreden, maar haar winst is moeilijker te verteren. Ze is weliswaar gezegend met een rol die enkele uitstekende kansen geeft om te schijnen, maar verknalt die keer op keer met een portie overacting die veertig jaar na dato nauwelijks nog aan te zien is.
Als Nick heeft George Segal feitelijk het minst omhanden. Hij moet vooral reageren op de anderen en komt over als een grijze muis die niet zelf leeft, maar die geleefd wordt. Welk een contrast met Richard Burton, die net als zijn toenmalige echtgenote, de performance van zijn leven geeft. Iedere scène waarin de Welshman het woord neemt, spat van het scherm. Zelfs de mindere sequenties zet hij naar zijn hand met een vertolking die sluimert als een vulkaan die op uitbarsten staat. Kers op de taart is een briljante scène halverwege de film, door Nichols slim gefilmd als een zeer langzaam inzoomende close-up op Burton. De acteur vertelt een verhaal, een anekdote, en houdt je minutenlang aan het scherm gekluisterd, gehypnotiseerd aan zijn lippen hangend. De scène slaat me na enkele kijkbeurten nog steeds van de sokken: het is een hoogtepunt – meer zelfs: een ijkpunt – uit 110 jaar acteren op film.
Who’s Afraid of Virginia Woolf? is dat als film echter niet. De prent wisselt hoogstaande scènes immers af met middelmatig gebabbel tussen de karakters. Wat knippen hier en plakken daar, wat minder trouw aan het toneelstuk had wellicht soelaas geboden. Natuurlijk is in 2007 de film ook niet meer zo controversieel als in 1966, wat zijn kracht ook nog wat verkleint.
Who’s Afraid Of Virginia Woolf? is een historische film, dat wel: hij is bijv. verantwoordelijk voor de invoering van het huidige Amerikaanse ratingsysteem en wist als enige prent uit de geschiedenis Oscar-nominaties te versieren in elke categorie waar hij voor verkiesbaar was – voor de statistici onder jullie: dat komt neer op dertien nominaties in totaal. Maar of de film nu nog even relevant is als veertig jaar geleden? Dat vrees ik niet.
BEELD EN GELUID
Warner en klassieke films, dat gaat samen als aardbeien en Wimbledon.
Who’s Afraid of Virginia Woolf? bewijst dat nogmaals, met een glorieuze beeldtransfer. Her en der duikt nog wel eens een eenzaam vuiltje op en ook grain is niet volledig weggepoetst, maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt door toepasselijke duistere zwartniveaus en een goed uitgebalanceerd contrast. Ook een pluspunt is dat de film haast continu een haarscherp beeld heeft. Het geluid staat in de vorm van het originele monospoor op de disk en klinkt ook uitstekend. Aangezien geluidseffecten en muziek slechts occasioneel opduiken, zijn het vooral de dialogen die voor impact moeten zorgen en dankzij een heldere, ruisvrije weergave doen ze dat ook.
EXTRA’S
De film heeft al decennia een klassieke status en verdient dus een dubbele disk in deze Special Edition. Op de eerste schijf staan twee
Audiocommentaren. Het eerste babbelspoor laat director of photography Haskell Waxlerr op ons los, die wat interessante info deelt, maar ook te veel lange stiltes laat. Dat laatste is geen probleem op de tweede audiotrack: Steven Soderbergh vraagt regisseur Mike Nichols honderduit over zijn ervaring tijdens het maken van de film en krijgt steevast steengoede antwoorden en eindeloos quoteerbare anekdotes terug.
Een documentaire uit 1975 opent de bonussectie op disk 2. In
Elizabeth Taylor: An Intimate Portrait (66 min.) zoekt gastheer Peter Lawford uit waarom de actrice zo charmant is, met bijdragen van o.a. haar moeder en Vincente Minnelli. Een kritische geest en een hoog tempo hoef je echter niet te verwachten in deze quasi-hagiografie.
A Daring Work of Raw Excellence (20 min.) is een van die typische, goede retrospectieve Warner-documentaires die filmcritici aan het woord laat over het belang van de film.
Too Shocking for its Time (11 min.) gaat vervolgens dieper in op hoe
Virginia Woolf de aanzet vormde voor de wijziging van het Amerikaanse ratingsysteem.
Sandy Dennis’ Screentest (7 min.) toont hoe de actrice zich bewijst met Roddy McDowell als tegenspeler, terwijl een
Mike Nichols Interview uit 1966 hopeloos gedateerd blijkt. Afrondend is er een
Trailer (2 min.) die om voor de hand liggende redenen – al dat gevloek! – nauwelijks fragment uit de film bevat, maar vooral op het pedigree van cast en crew zinspeelt.
CONCLUSIE
Who’s Afraid of Virginia Woolf? is het bekijken alleen al waard omwille van de uitstekende acteerprestaties van Elizabeth Taylor en – vooral – Richard Burton. Helemaal overtuigen doet de prent niet meer omdat de controverse van 1966 in 2007 niet meer tot de spanning kan bijdragen, maar Mike Nichols' regie en Haskell Wexlerrs camerawerk zorgen toch voor enkele hoogtepunten. Beeld en geluid halen de gewoonlijke hoge Warner-standaard en ook de bonussectie is gevuld met heel wat leuk materiaal.