Regie: Ridley Scott
Met: Christian Bale, Joel Edgerton, John Turturro, Aaron Paul, Ben Mendelsohn, Maria Valverde, Sogourney Weaver, Ben Kingsley, Isaac Andrews, Hiam Abass, Indira Varma
Als de appreciatie voor Exodus: Gods & Kings eerder lauw was, dan heeft dat in hoge mate te maken met het feit dat de verhaalstof het jonge publiek niet echt nauw aan het hart ligt en wellicht in even grote mate met het feit dat het aantal vechtscènes zeer beperkt is (eigenlijk is er alleen sprake van oorlogsgeweld in de beginscène van de film, op het moment dat Egypte de confrontatie aangaat met de Hettieten uit Noord-Centraal-Turkije in de zgn. Slag bij Kadesh in 1274 v.Chr., maar die de Egyptische faro geen voordeel opleverde en uiteindelijk leidde tot het eerste paritaire vredesverdrag in de menselijke geschiedenis). Maar het is ook waar dat de karakteruitdieping zo goed als nihil is, dat sommige passages oneindig lang lijken te duren en dat er voor de rest van echte spanning evenmin nauwelijks sprake is, want net zoals in Gladiator kiest Ridley Scott voor een confrontatie tussen twee mannelijke hoofdfiguren, maar jammer genoeg is Christian Bale geen tweede Russell Crowe en Joel Edgerton al evenmin een tweede Joaquin Phoenix, en bovendien is vondeling en Hebreër Mozes al helemaal geen partij voor farao Ramses, waardoor een heruitgave van de confrontatie tussen Maximus en Commodus (of wat ons betreft tussen Judah Ben-Hur en Massala) niet tot de mogelijkheden behoort, waardoor er ook geen sprake kan zijn van echt vuurwerk. De waarheid is dat het verhaal over de exodus qua dramatische ontwikkeling niet meer dan beperkte mogelijkheden heeft, waarbij de tocht door de Rode Zee veel eerder het hoogtepunt is dan de finale confrontatie tussen twee mannen die er (ook historisch) nooit is geweest, maar die ook onmogelijk was gezien hun maatschappelijke positie (de ene was een Egyptische God, de andere een Hebreeuwse volksleider).
Gelukkig maakt Scott z’n revisie (145 min.) een flink stuk korter dan Cecil B. DeMille destijds (222 min.) waardoor we niet nog een keer het hele verhaal over de afkomst van Mozes moeten doorslikken, maar evenmin de confrontatie tussen God en Mozes op de Sinaï of de aanbidding van het Gouden Kalf (dat fragment vind je bij de weggegooide scènes). Exodus begint op het moment dat de ware identiteit van Mozes wordt ontdekt en hij naar de woestijn wordt verbannen in de hoop dat hij er gauw zal bezwijken door gebrek aan water en voedsel. Na een weinig spannend en vooral overbodig verhaal over zijn verblijf bij een woestijnstam, zien we hem terug in de Egyptische hoofdstad waar hij het joods verzet organiseert en de farao informeert over de plagen die z’n land zullen treffen indien hij de slaven niet laat vertrekken naar het hun beloofde land. Voor die plagen hebben de adviseurs van de farao een sluitende uitleg, maar let vooral op het feit dat Ridley Scott niet één keer suggereert dat er sprake zou zijn van goddelijke interventie. De lange scène met betrekking tot de tocht door de Rode Zee is misschien minder spannend dan in de film van Cecil B. DeMille, maar ze is een flink stuk geloofwaardiger qua timing en geografische situering, terwijl Scott ook geen behoefte heeft aan een muur van water, hoewel de daaropvolgende tsunami er toch een klein beetje eentje is (in dit geval overigens nauwelijks nodig).
Wij zijn nooit een grote fan geweest van Christian Bale en in Exodus bewijst hij eens te meer dat fijnzinnige nuancering nauwelijks tot zijn mogelijkheden behoort, waardoor hij zo goed als totaal ongeschikt is voor de rol van Mozes, want als die al niet onder de indruk was van de manier waarop de joodse slaven in Egypte werden behandeld, dan was hij dat beslist in zijn contacten met God of met wat hij voor een goddelijke vertegenwoordiging hield. Joel Edgerton slaagt daar wél in, niet alleen op het moment dat zijn personage, farao Ramses, z’n boezemvriend Mozes moet laten verwijderen aan het hof, maar vooral ook als zijn eerstgeborene het slachtoffer wordt van de zevende plaag. Ramses mag dan God zijn, hij is wel degelijk in staat tot menselijke gevoelens en reacties. Alle overige personages zijn niet meer dan luxefiguranten: de tekst van Sigourney Weaver (Tuya, moeder van Ramses) en Indira Varma (hogepriesteres) kon je met gemak op een bierviltje neerpennen, Ben Kingsley (als de joodse militantenleider Nun) heeft twee bierviltjes nodig, John Turturro (als farao Seti) verdwijnt na de beginscène wegens schielijk overleden, en een bijna onherkenbare Aaron Paul (jawel, Jesse Pinkman uit Breaking Bad, 2008-2013) loopt er voor niet meer dan spek en bonen bij. Ridley Scott had zich de uitgaven kunnen besparen.
Naar Exodus: Gods & Kings kijk je vooral voor de massascènes en het indrukwekkende production design, want die zijn zoals je van Ridley Scott mag verwachten niet minder dan adembenemend, waarbij het zo goed als onmogelijk is om te CGI-fragmenten van de realiteit te scheiden. De megalomane bouwwoede van de Egyptische farao’s wordt voor je ogen zichtbaar gemaakt, met eindeloze bouwwerven en tienduizenden joodse slaven, luxueuze paleisinterieurs, mensencaravans die niet moeten onderdoen voor wat we het voorbije jaar op de doorgangswegen tussen Griekeland en West-Europa zagen, en een finale aan de oevers van de Rode Zee waarvoor 4000 figuranten zijn opgetrommeld. Ridley Scott bewijst dat hij het kan en hij doet het. Het is alleen jammer dat het allemaal ten koste gaat van de dramatische spanning en de karakterontwikkeling.