HEAVEN CAN WAIT
Bespreking door: Dieter - Geplaatst op: 2007-12-18
FILM
De befaamde Lubitsch-touch duikt slechts sporadisch op in
Heaven Can Wait, een romantische Technicolorfilm met voldoende sympathie om aan te bevelen, maar te weinig magie om zich in het collectieve geheugen te nestelen. Gebaseerd op het relatief obscure Broadwaystuk
Birthday blikken we terug op de lyrische levenswandel van de New Yorkse aristocraat Henry Van Cleve, zoals hij dat vertelt aan Satan zelve in het voorgeborchte van een verrassend stijlvolle Hel. Henry was al vanaf zijn geboorte een gewiekste pragmaticus die met charmante leugentjes alles gedaan kreeg. Als iemand die groot belang hechtte aan zijn vrijheid stond een trouwerij niet bovenaan zijn verlanglijstje. Tot hij Martha ontmoette, de beeldschone dochter van een runderboer uit Kansas en verloofd met Henry’s neef. Alle praktische bezwaren van zich af schuddend trouwden Henry en Martha de dag dat ze elkaar voor het eerst zagen en gingen ze een gelukkig huwelijk tegemoet. Toch moest Henry iedere dag vechten tegen de lusten die in zijn karakter verankerd zaten. Het is aan Satan om te bepalen of hij rijkelijk met één van de zeven hoofdzonden geëxperimenteerd heeft en dus de Hel verdient of dat hem een trip wacht naar een verdieping hoger.
Dat
Heaven Can Wait zijn reputatie van klassieker anno 2007 niet meer kan waarmaken is niet louter de schuld van Lubitsch en zijn team, maar is een gevolg van de veranderende zeden van de maatschappij. 65 jaar geleden waren gevoelens van lust en subversieve mores wellicht voldoende om een ticket naar de Hel te versieren, vandaag zou het je zonder mopperen een eersteklaskaartje naar de Hemel opleveren. Bijgevolg zal het voor de meeste kijkers moeilijk te bevatten zijn waarom Henry Van Cleve zich überhaupt tegenover Satan moet verantwoorden voor zijn levenswandel. In de lange flashback die nagenoeg de ganse film in beslag neemt, toont hij zich immers een voorbeeldig echtgenoot, een liefhebbende vader en een soms ondeugende maar nooit kwetsende satiricus. Doordat deze premisse niet langer relevantie bezit, is de opeenvolging van onschuldige scènes met een occasioneel misverstand gewoonweg onvoldoende om de aandacht gedurende zeven kwartier vast te houden.
Het helpt evenmin dat Ernst Lubitsch niet in zijn beste vorm is als regisseur en scenarist. Af en toe is hij in staat een van zijn klassieke maar onmogelijk te definiëren speciale touches in het verhaal te stoppen – het meest memorabel in een vroege scène waarin een babbelzieke chique dame de beloning krijgt die ze verdient – maar subtiele steken onder water en subversieve elementen ontbreken het daarop volgende anderhalve uur bijna volkomen. Als producer staat Lubitsch dan weer wel zijn mannetje.
Heaven Can Wait oogt indrukwekkend qua design, technische competentie en kleurengebruik. Toch is het dat laatste element dat een belangrijke bijdrage levert tot het gebrek aan inlevingsvermogen. Net zoals bijvoorbeeld bij een Orson Welles of een Billy Wilder stralen Lubitsch en zijn films van nature zwart-wit uit. In een kleurenfilm komen zijn kracht als schrijver en regisseur niet zo goed uit de verf en valt de zwarte humor nauwelijks op. Het is onmogelijk te zeggen of
Heaven Can Wait geprofiteerd zou hebben van een zwart-witversie, maar ik vermoed dat het de geloofwaardigheid van de plot ten goede zou zijn gekomen.
De acteurs zetten hoe dan ook hun beste beentje voor om van een middelmatig scenario nog een entertainende prent te maken. Veel mensen kennen Don Ameche vooral als de oudere karakteracteur in eightieskomedies als
Trading Places en
Cocoon (waarvoor hij een Oscar kreeg), maar veertig jaar eerder was hij een populair matinee-idool. Die charme brengt hij probleemloos over op de rol van Henry Van Cleve en is instrumenteel in het creëren van sympathie voor een karakter zonder houvast. Gene Tierney, nog in de beginjaren van een succesvolle carrière, is de perfecte aanvulling van Ameche, haar Martha een ideale yin t.o.v. zijn yang. In de nevencast steelt Charles Coburn de show als grootvader Van Cleve, iemand die het hart op de tong draagt en zich geen bal aantrekt van het establishment. Naar goede traditie in de Gouden Hollywoodjaren injecteren bekwame karakterspelers als Marjorie Main, Eugene Pallette en Spring Byington leven in kleinere rollen.
Heaven Can Wait was de eerste film die Ernst Lubitsch maakte voor 20th Century Fox na twintig jaar onder contract te hebben gestaan bij Paramount waar hij vertrok omdat hij er enkele lievelingsprojecten niet mocht maken. Maar bij Fox zou hij nooit meer dezelfde zijn. In 1943, het jaar dat hij
Heaven Can Wait voor de lens bracht, kreeg de regisseur een zware hartaanval die de voorbode bleek te zijn voor een fatale attaque enkele jaren later.
Heaven Can Wait is dan ook min of meer zijn filmische testament, de laatste prent waarbij hij voor de volle honderd procent voor de productie verantwoordelijk was. De film is emblematisch voor de klasse en de professionaliteit die met Lubitsch geassocieerd worden en entertaint genoeg om ook nu nog de kijker te intrigeren. Maar als de facto sluitstuk van een glorieuze carrière stelt de prent jammer genoeg teleur.
BEELD EN GELUID
Als je de beeldkwaliteit van Fox-release
Heaven Can Wait onder de loep neemt, krijg je vooral veel respect voor het werk dat de mensen bij Warner doen bij hùn klassieke uitgaven. Niet dat de beelden er hier slecht uitzien. Verre van zelfs. De scherpte is degelijk, het contrast prima voor een film van deze leeftijd en de hoeveelheid grain en printfoutjes kunnen zeker door de beugel. Maar de kleuren ogen mat en dof en fluctueren in intensiteit en coherentie gedurende de prent. De audiotrack is een monospoor dat heldere dialogen aflevert. Veel ruimte voor dynamiek biedt het geluidsspoor niet, maar dat ligt eerder aan het genre film dan aan de kwaliteit van de track.
EXTRA’S
Ook al is dit niet Lubitsch’s beste film, een paar extra’s waren toch mooi geweest. Fox laat ons echter in de kou staan.
CONCLUSIE
Heaven Can Wait belooft romantiek en levert dat ook in overvloed af, maar Ernst Lubitsch verzuimt het de romance met drama te onderbouwen waardoor de prent niet altijd kan boeien. Goede acteerprestaties en een knappe Technicolorpresentatie verhullen gelukkig deels de leegte van de plot. Beeld en geluid zijn zonder meer degelijk te noemen, maar de bonussectie blijft akelig leeg.