Regie: Timur Bekmanbetov
Met: Jack Huston, Toby Kebbell, Rodrigo Santoro, Nazanin Boniadi, Ayelet Zurer, Pilou Asbaek, Sofia Black-D’Elia, Morgan Freeman, Marwan Kenzari, Moises Arias
Timur Bekmambetov doet het verhaal over de confrontatie tussen de Joodse prins Judah Ben-Hur en de door zijn ouders als kind geadopteerde Romeinse Messala Severus in nauwelijks 118 minuten af, waardoor hij er zelfs in slaagt om onder de versie van Fred Niblo uit 1925 te blijven! Daarvoor heeft de regisseur flink de schaar gezet in de ontwikkeling en de afloop van het bekende verhaal: van de verhaallijn over Jezus Christus blijft niet meer dan een fractie over (wat als gevolg van de gewijzigde religieuze interesse verdedigbaar is), terwijl hij een beroep doet op de stem van Morgan Freeman om de beide hoofdfiguren op een eenvoudige manier te introduceren. Halfweg de film laat hij Ben-Hur (hij is ondertussen door Massala tot galleislaaf veroordeeld wegens zijn steun aan de Zeloten, de vijanden van Rome) gewoon aanspoelen op de Middellandse kust, waar hij aan de slag gaat bij de paardenhandelaar en gokker Ilderim (Morgan Freeman), die op weg is naar Jerusalem om er in het gloednieuwe Romeinse Circus geld te verdienen aan de successen van zijn wagenmenners. De reductie gaat ten koste van een verhaallijn waarin een Romeinse veldheer door Judah tijdens de zeeoorlog van de verdrinkingsdood wordt gered.
Op zich zijn die ingrepen en aanpassingen verdedigbaar, want een film van drie en een half uur (zoals de Wyler-versie) is niet meer van deze tijd en vandaag zijn de interesses niet meer dezelfde als ruim een halve eeuw geleden (of ruim 130 jaar geleden toen Lew Wallace z’n roman schreef). Maar Timur Bekmambetov is een regisseur die vooral goed is in actiefilms en dus houdt hij vooral de scènes over die liefhebbers van dat genre zullen bekoren: de zeeslag en de finale race tussen Judah Ben-Hur en Messala in het Circus in Jeruzalem, een confrontatie op leven en dood, want tussen de Jood en de Romein is het water te diep om de meningsverschillen bij pot en pint uit te praten. Het zijn allebei prachtig gechoreografeerde en in beeld gebrachte scènes die je op het puntje van de stoel dwingen, maar die aanpak gaat minstens gedeeltelijk ten koste van de dramatische boodschap van Lew Wallace, mede omdat Bekmambetov ondertussen z’n hoofdpersonages verwaarloost waardoor vooral Toby Kebbell (Messala – de antagonist die je als kijker niet echt als de grote vijand, maar eerder als de ongelukkige buitenstaander ervaart)– nooit kan schitteren zoals Stephen Boyd in de Wyler-versie. Kebbells aanpak is té afstandelijk en té koel, waardoor hij nooit een partij wordt voor Jack Huston (Boardwalk Empire, 2010-2013), die letterlijk alles uit de kast haalt om het humanisme van Judah Ben-Hur in de kijker te plaatsen. Wat William Wyler destijds uitgebreid toonde - de vriendschap tussen beiden, zelfs met een lichte erotische toets – moet in Bekmambetovs versie te vaak plaats maken voor luide confrontaties en negatieve spanningen waardoor er van de zgn. broederband – een essentiële premisse in de roman - weinig overblijft.
Ondanks het feit dat Timur Bekmambetov dus vooral voor actie (en dus tempo) kiest, kan hij niet vermijden dat zijn film na de terugkeer van Judah Ben-Hur van de galleien een lichte dip maakt, want dan volgen er een aantal lange dialogen met z’n mentor (Iderim) en z’n vrouw Tirzah, die ondertussen een volgeling is geworden van de jonge populaire prediker die in Jeruzalem is gearriveerd en die zijn keuze afwijst om wraak te nemen op Messala, want haar nieuwe geloof leert haar dat je vergevingsgezind moet zijn. Door de opeenstapeling wordt het tempo flink naar beneden gehaald en de actie vertraagt. Het is opnieuw een gevolg van de reductie die de regisseur toepast, maar het gaat om onmisbare (uitleggende) fragmenten ter introductie van de finale racescène waarin Judah en Messala het laatste restje wederzijdse genegenheid lijken op te offeren.
De race in het Circus in Jeruzalem. Het is de scène waarop elke Ben-Hur-liefhebber uiteindelijk zit te wachten, want het is niet alleen het pivotale moment in de film, het is gewoon één van de sterkste filmscènes uit de filmgeschiedenis. En Bekmambetov ontgoochelt niet, want zijn Romeinse racecircuit ziet er gewoon adembenemend uit en de actie is perfect getimed, waarbij via CGI voor effecten wordt gezorgd waarvan William Wyler destijds alleen maar kon dromen (de struikelende paarden die in de tribune terechtkomen, of die gewoon overkop gaan tussen de racewagens). Bekmambetovs crew deed er 33 dagen over om de racescène in te blikken, maar het resultaat is gewoon overweldigend. Hetzelfde geldt overigens voor de zeeslagscène, waarin het geweld van rammende boten en de paniek van vastgeketende slaven perfect in beeld zijn gebracht.
Zoals we eerder al schreven is het Jezus-verhaal grotendeels geschrapt. We zien hem als timmerman en later als degene die Judah Ben-Hur wat te drinken geeft op zijn tocht naar de galleien. De arrestatie in de Hof van Olijven wordt op een drafje afgedaan en van de kruisdraging zien we alleen het fragment waarin Judah op zijn beurt een bloedende Jezus wat te drinken aanbiedt nadat hij is gevallen onder zijn kruis. De scènes aan het hof van Herodes en Cesar worden overgeslagen en ook van Barrabas is geen sprake. We zien uiteindelijk een stervende Jezus aan het kruis en een wenende Judah aan zijn voeten, maar geen scheurend tempelkleed of Romeinse soldaten die zijn zij doorboren. Op zich is deze inkorting geen probleem, want religie heeft fors aan belang verloren in de laatste vijftig jaar, maar het heeft wel als gevolg dat je veel minder visuele informatie krijgt over de Romeinen in Jeruzalem, over hoe dominant ze zijn, terwijl je niet meer dan een kleine indruk krijgt van het leventje dat ze er leiden, de luxe die ze zich kunnen permitteren. Die details traden uitstekend aan het licht in de Wyler-versie, waardoor je als kijker een veel beter en ruimer inzicht kreeg in de problematiek die uiteindelijk zou leiden tot de meningsverschillen tussen Judah en Mesalla. Daarin schiet Timur Bekmambetov tekort.
Toch behoren we niet tot diegenen die deze Ben-Hurfilm zonder meer neersabelen. Laten we zeggen dat hij qua niveau vergelijkbaar is met recente films zoals Noah (2014) van Darren Aronofsky en Exodus - Gods And Kings (2014) van Ridley Scott: goed gemaakt, avontuurlijk, spannend en bedoeld voor de buik eerder dan voor het hoofd.