FLAMENCO CLAN, THE
Bespreking door: William - Geplaatst op: 2006-11-22
DOCUMENTAIRE
Drie generaties heeft de gitano-familie Carmona er over gedaan om zich vanuit de armoedige grotten van de Sacromonte in Granada op te werken tot één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de hedendaagse flamenco-scène. Hun meest succesvolle creatie totnogtoe is de flamencopopgroep
Ketama, opgericht in 1986 en sindsdien uitgegroeid tot dé belangrijkste act in het genre, wereldwijd. Grondlegger van hun dynastie is grootvader Juan Carmona. Die probeerde in de jaren rond W.O.II in Andalusië te overleven met een baantje als flamencogitarist en begeleider van flamencozangers. Voor zijn zoon Juan zag hij geen toekomst in Granada en dus werd die op de trein gezet naar Madrid, want daar lag
el futuro del flamenco, meende opa Carmona. En de man had het bij het rechte eind, want in Madrid begon Juan
Habichuela, zoals hij zich noemde, als gitarist in de
tablaos van de hoofdstad, om binnen twee decennia toe te treden tot het selecte clubje flamencogitarist met wereldfaam. Later volgde zijn jongere broer Pepe
Habichuela en tenslotte vrouwen en kinderen.
Flamenco is een levende kunstvorm. Andalusië is de bakermat, want daar lieten de Spanjaarden in de 16de eeuw de eerste
egiptianos - later verbasterd tot
gitanos - toe tot het Iberische schiereiland. Volgens de overlevering kwamen de eerste zigeuners uit Egypte, maar het is zo goed als zeker dat hun voorouders uit Azië, meer bepaald India, afkomstig zijn. De wederzijdse beïnvloeding van zigeuner-, Arabische en Spaanse muziek leidde tot een genre dat in de tweede helft van de 19de eeuw
flamenco werd genoemd. De overeenkomt met
los Flamencos, sinds de Spaanse bezetting van de Nederlanden de naam voor de Vlaamse migranten in Spanje, is niet toevallig. In de loop der tijd kreeg het woord
flamenco de betekenis
vreemd en
afkomstig uit den vreemde, want dat waren de Vlaamse kunstenaars uit de 16de en 17de eeuw in Spanje toch? Omdat de muziek van de gitanos in Spaanse oren eveneens
vreemd klonk, was de connotatie gauw gemaakt.
De flamencomuziek heeft over een periode van 500 jaar een lange weg afgelegd. Net zoals andere Europese volksmuziek vindt het genre zijn voedingsbodem in de armoede en de uitbuiting van de nieuwkomers door de plaatselijke bevolking. De thema's gaan over harde werkvoorwaarden, restrictieve levenscondities, discriminatie en achteruitstelling. In tegenstelling tot bijv. de Portugese
fado heeft
flamenco een vrij heftig karakter: uit de klaagzang groeide verwijt en vervolgens protest. Flamenco is tegelijk droevig en opgewekt, hard en zacht, maar altijd doelgericht tégen de oneerlijke behandeling vanwege de
payos, de niet-gitanos. De positie van de zigeuners of gitanos op het Iberische schiereiland is nooit rooskleurig geweest. Ook vandaag nog zijn het buitenstaanders die in een parallelle maatschappij leven, zelfs als ze één en ander bereikt hebben qua carrière en financiële positie. De uitzonderingen zijn zeldzaam en hebben zich heel vaak in pure Michael Jackson-stijl aangepast aan de payo-maatschappij. Terwijl flamencomuziek sinds de jaren '80 op wereldwijde erkenning mag rekenen, is het enthousiasme in Spanje van zeer recente datum. Heel schoorvoetend is er sprake van een zekere acceptatie van het muziekgenre buiten Andalusië en het gitanomilieu, want voor de meeste Spanjaarden blijven flamenco-artiesten in de eerste plaats gitanos en zigeuners, en die worden nog heel vaak geassocieerd met dieven en misdadigers.
De Duitse cineast Michael Meert, auteur van artistieke documentaires over o.a. Paco De Lucía en Pablo Casals, maakt van
Herencia Flamenca, zoals de film origineel heet, een boeiend en beeldrijk portret van de Carmonaclan. Hij toont hun nauwe verbondenheid, gebaseerd op bloedbanden, cultureel erfgoed en muziek. De Carmonas hebben veel gemeen met de familie Bach. Ook daar was er sprake van een dynastie van muzikanten, componisten en instrumentenbouwers die op een heel eigen manier de muziek van hun tijd assimileerden om ze vervolgens via eigen inzichten en principes te laten evolueren in een nieuwe richting. Meert praat uitgebreid met de
founding fathers Juan en Pepe en besteedt vervolgens veel aandacht aan
Ketama. De derde generatie Carmonas stichtte de band in 1986 en vond de zgn.
Nuevo Flamenco uit, een muzikale richting met flamencoritmes en -tempo’s in de onderliggende structuur, maar sterk beïnvloed door Angelsaksische popmuziek (basgitaar en percussie), Zuid-Amerikaanse rumba, bossa nova en andere exotische muziekgenres. Het resultaat is wereldmuziek, waarbij de harde en minder commerciële kantjes van de flamenco zijn weggemoffeld achter eigentijdse, goed in het oor liggende melodieën en ritmes. Puristen vinden het een gevaarlijke en nefaste evolutie omdat Antonio, José Miguel en Juan Carmona de geest en de puurheid van de flamenco opofferen aan makkelijk succes en financieel gewin. Anderzijds heeft Ketama de flamencomuziek wijdere bekendheid gegeven in de voorbije 20 jaar en een compleet nieuw publiek voor dit muziekgenre warm gemaakt waarvan men mag hopen dat tenminste een gedeelte ervan uiteindelijk de overstap zal maken naar de klassieke flamenco.
The Flamenco Clan schildert de opgang van de muzikale familie Carmona tegen de achtergrond van historische gebeurtenissen in Spanje, met de dood van Franco als keerpunt voor alle Spanjaarden en in het bijzonder voor diegenen die om allerlei redenen sinds de burgeroorlog door het fascistisch regime werden onderdrukt of monddood gemaakt. Naast de Catalaanse en Baskische taal werden de flamencomuziek en flamencocultuur wellicht het hardst getroffen door de decennialange boycot. Nadien kon het dus alleen maar beter worden en de familie Carmona heeft van de nieuwe mogelijkheden maximaal gebruik gemaakt. In de loop der jaren zijn de echtgenoten en sinds kort ook de kinderen van de Ketama-groepsleden actief in het flamencomilieu als dansers, gitaristen en zangers. Antonio, Juan en Josemi hebben ondertussen hun eerste passen in de richting van een solocarrière gezet, soms het pad volgend van Ketama, maar vaak ook teruggrijpend naar het rootsmateriaal van hun vader, grootvader en andere grote namen uit de eeuwenoude traditie.
Of, zoals Michael Meert beweert, de Carmonas door hun succes de acceptatie van gitanos is de Spaanse samenleving bevorderen, is een té optimistische stelling. Ook Carmen Linares, Camarón de la Isla, Enrique Morente, Rocío Jurado en El Lebrijano zijn artiesten met een enorme uitstraling, groot vakmanschap en een voorbeeldfunctie. Uit niets blijkt dat zij vanuit hun bevoorrechte positie bijgedragen hebben tot een betere verstandhouding tussen gitanos en payos op het Iberische schiereiland. Bovendien gedijt kunst ogenschijnlijk beter vanuit een underdogpositie en dat is precies wat flamenco zo uniek maakt.
BEELD EN GELUID
Michael Meert stoffeert zijn documentaire met heel veel recent beeldmateriaal van de familie Carmona in Madrid, tijdens de jaarlijkse reünie in hun geboortestad Granada, gewoon thuis voor een samenzang met vrienden of tijdens de repetities van Ketama. De historische context wordt zichtbaar gemaakt met unieke straatopnamen van Granada vóór de Tweede Wereldoorlog, een homevideo van grootvader Carmona in het begin van de jaren’50 (in kleur!), oude foto’s, TVE-footage van Ketama, etc. De kwaliteit van al dat materiaal is zeer divers zowel qua beeld als geluid. Heel veel materiaal heeft helemaal geen geluidstrack en het zeer oude filmmateriaal is bij momenten erg toegetakeld. Omdat het hier om een documentaire gaat, maakt het allemaal niet zoveel uit. Belangrijk is dat dit uniek materiaal niet verloren is gegaan. Het geluid krijgt gelijkaardige opmerkingen. Het nieuwe materiaal is uitstekend van kwaliteit met een 2.0-stereotrack voor de muzikale fragmenten, voorzien van een surroundeffect.
EXTRA'S
De dvd bevat ruim 25 minuten extra materiaal: een
Music Clip bij
Corazon Loko, de
Making Of, gemonteerd op een interview met de regisseur/cineast,
Seven Improvised Pieces of Music, zijnde korte gitaarimprovisaties van Juan en Pepe
Habichuela, Antonio, José Miguel en Juan Carmona en twee van hun kinderen en tenslotte de
Filmografie van Michael Meert.
CONCLUSIE
The Flamenco Clan of
Herencia Flamenca (Flamenco-erfenis), is een must voor alle flamenco-liefhebbers. De documentaire gaat niét alleen over Ketama – hoewel een ruim gedeelte van de film aan de band en zijn groepsleden is besteed – maar ook over de roots van het genre, de moeilijke beginjaren van Juan en Pepe in Madrid en hun latere wereldsucces. Het beeldmateriaal is van goede kwaliteit en de footage gewoon uniek. Michael Meert is een begenadigd documentairemaker en met deze goedgemaakte film bewijst hij opnieuw zijn grote métier.