Regie: Griet Teck
Met: geen
Een vrouw van middelbare leeftijd komt haar dementerende vader bezoeken. Griet Teck toont haar van opzij, terwijl ze de oude man vanachter de bank filmt. We zien alleen z’n kalende grijze haardos. Op de woorden van z’n dochter reageert hij nauwelijks, haar aanrakingen schijnen niet tot hem door te dringen. Hij beweegt wat ongemakkelijk heen en weer. Hij is een beetje uit z’n doen, zegt ze tegen een oudje dat naast hem zit. Misschien komt dat door je aanwezigheid, is haar antwoord. Ondertussen zitten twee vriendinnen op het terras van de zon te genieten. Ze spelen met twee wollen dierenfiguurtjes. Wat heeft ie mooie blauwe ogen, zegt één van beiden, en dat is meteen een goeie inleiding tot Twee Ogen zo Blauw, dat ze krakend, maar wel op toon ten gehore brengen. Het leven kan mooi zijn, ook al is er niet veel meer van over…
Na het diner hebben de meeste oudjes nog alleen behoefte aan een zacht bed. De dag is lang en vermoeiend geweest, en ze hebben al sowieso niet veel fysieke kracht meer na de wandeling, de oefensessie van het zangkoor of de knutselnamiddag met een groepje jonge meisjes uit het dorp. De begeleiders brengen ze één voor een naar hun eigen kamer voor een uitgebreid omkleedtafereel, een blik op de oude foto’s, een verward verhaaltje over vroeger en een laatste slaap wel. De sfeer is rustig en ontspannen. De verzorgers nemen hun tijd, ze zijn als engeltjes, mannen en vrouwen met een engelengeduld en een groot hart. Hun wieg stond in de Kempen en voor sommigen heel ver weg in Afrika, maar dat doet er niet toe. Hier doet alleen het belang van de patiënten ertoe. Huis Perrekes is al een beetje de hemel, of minstens het conciergehuis van de hemel.
Een documentaire over demente en dementerende bejaarden is een delicate aangelegenheid, want je respecteert ze als filmmaker tijdens de opnamen, maar je wilt ook dat het publiek ze straks respecteert tijdens het bekijken van de film. Niet alleen over wat je toont, maar ook over hoe je dat toont, behoort m.a.w. serieus te worden nagedacht tijdens het draaien én het monteren. Uiteindelijk gaat het om mensen die ooit een normaal maatschappelijk leven hadden, en die door een speling van het lot in een kwetsbare situatie terecht zijn gekomen. Desondanks is het moeilijk om een zekere mate van zieligheid en mistroostigheid te vermijden in een dergelijk milieu, maar Griet Teck vangt dat op door regelmatige grappige momenten in de montage te stoppen, waardoor het gevoel van hulpeloosheid en onmacht ingebed worden in een totaalsfeer die positieve energie uitstraalt, en die is er in Huis Perrekens in overvloed aanwezig, getuige het kleurrijke patchwork aan de voor- en zijgevel van het gebouw, waarop bewoners en schoolkinderen regelmatig hun creativiteit botvieren en waardoor het home er elke dag opnieuw uitziet als een veelkleurige blokkendoos waar het goed is om te wonen en te leven.
In Feel My Love zijn de bewoners van Huis Perrekes de hoofdpersonages en hun begeleiders en verzorgers de onmisbare medespelers. De camera volgt ze in de loop van de dag over een periode van een jaar. Soms is het huis vol leven, andere keren zitten de bejaarden er slapend bij in de woonkamer. Het leven gaat er zijn gewone gangetje, of toch niet helemaal, maar het is ten minste een veilige haven, en Griet Teck brengt het met veel respect onder onze aandacht. Ze beperkt de sentimentaliteit en kiest voor een warmhartige aanpak en voor humor, waardoor een beladen thema op een ongekunstelde en onbeschroomde manier in beeld wordt gebracht.