Regie: Senne Rouffaer
Met: Ludo Busschots, Jo De Meyere, Emmy Leemans, Jeanine Schevernels, Peter Rouffaer, Denise Deweerdt, Wim De Wulf, Jef Burm, Maurits Goosens, Marcel Kremer, Herbert Flack, Ann Petersen
Dat is een magere oogst als je beseft dat Hendrik Conscience (1812-1883) ruim 100 boeken heeft geschreven en dat hij dat in het Vlaams deed, wat voor die tijd zeer ongewoon was, want wie in België toen wat betekende (of wilde betekenen) die schreef in de taal van de Belgische Revolutie van 1830 en die taal was het Frans. Zelf was hij in het Frans opgevoed wat heel gewoon was voor die tijd, want Vlaams onderwijs was zeldzaam in het hoger onderwijs en onbestaande aan de universiteit. Zijn vader was trouwens een Fransman die met de marine van Napoleon Bonaparte naar Antwerpen was gekomen. Na het vertrek van de Fransen was hij gebleven en verdiende de kost als havenmeester in de koekenstad. Zijn zoon Henry was een ziekelijk kind dat tot de leeftijd van zeven jaar in een stoeltje bij het raam zat wegens een verlamming aan de benen. Z’n moeder vertelde hem Antwerpse volksverhalen en z’n vader bracht boeken mee om hem bezig te houden. Al heel vroeg begon hij Franse gedichten te schrijven, maar na z’n legerdienst – hij tekende aanvankelijk voor twee jaar na het uitbreken van de Belgische Revolutie en later voor nog eens drie jaar, wat een grote vergissing bleek te zijn – probeerde hij het op aanraden van zijn Vlaamsgezinde vrienden Jan De Laet en Theodoor Van Ryswyck in het Vlaams (van Nederlands was geen sprake, dat was de taal van de voormalige vijand met wie de revolutionairen hadden afgerekend), een voor die tijd haast krankzinnige keuze, want het volk was grotendeels ongeletterd en wie in Vlaanderen goed was opgeleid sprak Frans. Wie zat op een roman in de volkstaal te wachten?
Vader Pierre Conscience was om begrijpelijke redenen tegen het voornemen van zijn zoon om in het Vlaams te schrijven. Voor hem was de wereld een universum waar de taal van Molière werd gesproken. Zijn stiefmoeder Anna Bogaerts juichte het initiatief toe, terwijl z’n vrienden De Laet, Van Ryswyck en de Antwerpse kunstschilder Gustaaf Wappers, leden van de Rederijkerskamer De Olijftak (opgericht in 1510!) waarvan Conscience vanaf 1836 lid was, hem voortdurend enthousiasmeerden om de stap te zetten en voor financiële ondersteuning zorgden ter gelegenheid van de publicatie van zijn debuutroman In ’t Wonderjaer 1566 (1837) over de beeldenstorm in Vlaanderen. Het aantal intekeningen dekte de productiekosten niet en Conscience kreeg financiële problemen, maar dat veranderde toen hij een uitnodiging kreeg van koning Leopold I die hem een jaargeld toekende. Van Leopold I wordt beweerd dat hij geen toekomst voor België zag zonder de Vlamingen, maar de brave man kon niet weten dat Conscience met zijn meesterwerk De Leeuw van Vlaanderen voor een splijtzwam zou zorgen die het Belgische huishouden voor altijd verdeelde, want het boek droeg niet alleen bij tot de bewustwording van de Vlamingen in de 19de eeuw, het bevorderde ook de groei van de Vlaamse Beweging met consequenties tot op de dag van vandaag.
In 1983 draaide acteur en regisseur Senne Rouffaer (de enige echte Kapitein Zeppos, 1964) het levensverhaal van Hendrik Conscience in de zevendelige tv-serie Conscience – Geschiedenis Mijner Jeugd, naar het gelijknamige boek van de auteur, postuum uitgegeven in 1888. De serie kende destijds heel veel bijval, maar is sindsdien zo goed als vergeten, wat wellicht te maken heeft met de haperende melodramatische aanpak van de regisseur en het brokkelige scenario van Libera Carlier dat moeilijk te volgen is zonder voorkennis over bijv. het literaire milieu dat Conscience frequenteerde en de politieke en militaire situatie in België tussen 1830 en 1839. Want welke gewone kijker is bekend met de Vierentwintig Artikelen, waardoor in 1839 de definitieve vrede tussen België en Nederland werd bezegeld? Wie weet op wiens initiatief ze tot stand kwamen en met welke consequenties? Wie is bekend met de functie en het belang van de rederijkerskamers in het literaire milieu van de 19de eeuw? De makers van de serie hebben er geen moeite mee, maar dat geldt beslist niet voor de kijker, zelfs vandaag niet. Vraag aan een doorsnee Vlaming wat hij weet over de Belgische Revolutie en met een beetje geluk vertelt hij dan over het uitbreken van de rellen na een vertoning van de Stomme van Portici in Brussel en over de verdrijving van de Hollanders uit het Park. Over de oppositie van de Antwerpenaren – ze waren bang dat de Nederlanders de Schelde opnieuw zouden sluiten – en van de Waals industriëlen – koning Willem I had grote geldsommen uit z’n privéfortuin in hun activiteiten geïnvesteerd – heeft men u en mij op school nooit of nauwelijks verteld. Geschiedenis is trouwens altijd het verhaal van de overwinnaar zoals Els Witte in haar lijvige en indrukwekkende studie Het Verloren Koninkrijk (De Bezige Bij, 2014) over Het Harde verzet van de Belgische Orangisten tegen de Revolutie 1828-1850 bewijst aan de hand van nooit onderzochte archieven in Brussel en Den Haag. De geschiedenislessen over de Belgische Revolutie in onze scholen bewijzen haar standpunt.
De lat ligt m.a.w. vrij hoog in deze gedramatiseerde tv-serie over het leven van Hendrik Conscience, een man met een trieste jeugd, een weinig succesvolle militaire carrière, een literaire die aanvankelijk moeizaam op gang kwam en een persoonlijk leven met weinig spectaculaire hoogtepunten. Een uitdaging dus voor wie dat leven wil verfilmen en het duo Senne Rouffaer/Libera Carlier faalt waar buitenlandse collega’s vaak wél slagen, want Conscience – Geschiedenis Mijner Jeugd (de titel dekt de lading niet, want het verhaal eindigt in Consciences laatste levensjaar) is vaak traag en weinig boeiend, met als dieptepunt de afleveringen drie en vier over Consciences ervaringen tijdens de militaire operaties kort na het uitbreken van de revolutie en nadien tijdens zijn onfortuinlijke extra diensttijd van drie jaar waarin hij zich opwerkt tot sergeant-majoor, maar later gedegradeerd wordt tot soldaat. Volgens IMDB bestaat er een kortere versie van 158 minuten (vergelijkbaar met de korte en lange versie van Daens) en we kunnen alleen maar hopen dat het mes dan vooral in deze beide afleveringen is gezet. Voor de rest is Conscience – Geschiedenis Mijner Jeugd vrij onderhoudend, zij het dat Ludo Busschots van Hendrik Conscience wel een zeer naïef en later depressief en twijfelend personage maakt, wat je moeilijk kan geloven als je rekening houdt met zijn fenomenale literaire productie en zijn donderpreken n.a.v. de bekendmaking van de Vierentwintig Artikelen in 1839 waardoor België grote stukken van Limburg en Luxemburg (én 400.000 inwoners) verloor. Van Ludo Busschots’ Conscience gaat vaak weinig of geen bezieling uit en dat heeft een grote invloed op de toon en de sfeer van de serie.
Onwillekeurig kijk je vooral naar personages uit Conciences omgeving: een uitstekende Jo De Meyere als vader Pierre Conscience, een immer innemende acteur als Herbert Flack in de rol van de Antwerpse kunstschilder Gustaaf Wappers, een perfect gecaste Peter Rouffaer (als Jan De Laet) en de altijd even grappige Jef Burm (als Klontje Gif). In de vrouwelijke cast zien we een uitstekende Denise Deweerdt (als mevrouw De Geert), terwijl een monument als Ann Petersen (als pensionhoudster Ann) jammer genoeg niet verder komt dan een drietal korte interventies.
De historische reconstructie van interieurs en stadsgezichten is uitstekend geslaagd en ook de aankleding van de personages is topklasse. Grime en pruiken van het hoofdpersonage laten jammer genoeg vaak te wensen over en ogen weinig natuurlijk. Dat is het geval op het moment dat Conscience geplaagd wordt door een terugtrekkende haarlijn en op het einde van zijn leven als de makers hun toevlucht nemen tot een weinig realistisch gezichtsmasker (althans in de spaarzame close-ups). Gelukkig is er sprake van een grote diversiteit inzake locaties, waardoor de afleveringen voor veel afwisseling zorgen.
De klank is in stereo opgenomen, maar het effect is minimaal (tenzij tijdens de vechtscènes tussen Belgen en Hollanders en het bulderen van de kanonnen). De stemmen zijn vaak moeilijk verstaanbaar (of totaal onverstaanbaar) en worden in de buitenopnamen soms overstemd door het omgevingsgeluid. Ze klinken vaak hol en gedempt en minstens één keer gaat het helemaal fout als in één van de laatste afleveringen vader en zoon Conscience met elkaar staan te praten op straat terwijl hun stemmen galmen alsof ze in de immense voorzaal van een justitiepaleis of een ander groot gebouw staan.