Regie: Alfred Hitchcock
Met: Margaret Lockwood, Michael Redgrave, Paul Lukas, Dame May Whitty, Philip Leaver, Catherine Lacey
Na een klein incidentje op het perron waarbij ze een lichte verwonding aan het hoofd oploopt, laat Iris Henderson zich op de trein bemoederen door de bejaarde Mrs. Foy, die naar eigen zeggen haar hele carrière als kindermeisje aan de slag is geweest en nu definitief naar Engeland terugkeert. De beide vrouwen kwebbelen een tijdje samen, gaan vervolgens thee drinken in de restauratiewagon en terwijl Iris een dutje doet, houdt Mrs. Foy zich met haar kruiswoordpuzzel bezig. Als de jonge vrouw een tijdje later wakker wordt, blijkt haar overbuurvrouw niet op haar stoel te zitten. De Italiaanse medepassagier en z’n vrouw én de Italiaanse gravin aan het raam ontkennen dat er ooit een oudere dame in een beige halflange jas in hun coupé heeft gezeten. Iris roept de hulp in van Gilbert, een Britse muzikant die ze in het hotel heeft leren kennen, maar een meereizende chirurg beweert dat Iris hallucineert na de klap die ze eerder op het hoofd heeft gekregen, want dat de trein onderweg niet is gestopt en er dus ook niemand is uitgestapt. Maar Iris blijft erbij dat Mrs. Foy verdwenen is en precies op het moment dat ook Gilbert gaat twijfelen, ontdekken ze in de bagageruimte dat Iris’ Italiaanse buurman een goochelaar is die bekend staat om z’n unieke kunstje: hij laat vrouwen verdwijnen…
Regisseur Alfred Hitchcock maakte in z’n lange carrière meer dan 50 bioscoopfilms waarvan een aantal de titel klassieker of zelfs meesterwerk verdient. The Lady Vanishes, naar de roman The Wheel Spins van de Britse misdaadauteur Ethel Lina White (1876-1944), behoort ontegenzeggelijk tot z’n betere producties, ook al is de film niet perfect, want in een thriller is een voortdurende spanning essentieel en daarvoor heeft Hitchcock in de roman niet voldoende bruikbare vertelstof gevonden, waardoor hij in het eerste halfuur z’n toevlucht neemt tot een aantal hilarische en soms grappige karakters en situaties die je eerder in komedies van Stanley Donen of Billy Wilder verwacht aan te treffen. Hichcock maakt van de nood een deugd en gebruikt deze vrij lange inleiding om de personages voor te stellen die straks een rol zullen spelen op de trein, maar wat hij vertelt over Ines Henderson, Gilbert en de beide Engelse gentlemen die naar Manchester willen voor een cricketwedstrijd, het is nauwelijks relevant voor het verdere verloop van de film en ook weinig interessant als een opeenvolging van op zichzelf staande anekdotes. Maar dan wordt Ines Henderson wakker, ziet ze de lege plek tegenover de hare en luistert ze met stijgende verbazing naar het ontkennende antwoord van haar Italiaans buurman - de goochelaar, maar dat zal veel later blijken! – waardoor de toeschouwer zonder veel voorbereiding midden in de plot wordt gedropt, want dat Mrs. Foy niet uit de trein is geklommen, dat is wel duidelijk.
Qua karakterontwikkeling is The Lady Vanishes een mager beestje, want zoals in de meeste thrillers ligt de nadruk op de spanning en die houdt de film dan ook overeind, en van Iris Henderson weten we alleen dat ze alles gedaan heeft wat een jonge vrouw kan verlangen en doet wat iedereen nu van haar verwacht, nl. in het huwelijk treden met een goede partij, een man met geld dus, en die heeft ze in Londen gevonden. Van liefde is geen sprake. Als ze achteraf op de trein alles doet om te bewijzen dat Mrs. Foy nog leeft, is dat eerder een reactie op de suggestie dat ze hallucineert dan een bewijs van vastberadenheid en karaktervastheid. Ze wil niet voor gek verklaard worden. Margaret Lockwood is uitstekend in de scène in de restauratiewagon, waar ze samen met Mrs. Foy thee drinkt. In de ruigere scènes slaagt ze er niet in om een genuanceerd personage neer te zetten en klinkt ze eerder hysterisch dan overtuigend. Dat ze beter kon, bewees Lockwood o.a. in Night Train to Munich (1940) en A Place of One’s Own (1945) waarin ze de hoofdrol voor haar rekening nam. Over Gilbert is de informatie al even schaars: hij is muzikant zoals z’n vader en schrijft een boek over volksmuziek. Hij is grappig en treiterig en vrijgezel en hij ziet wat in de aantrekkelijke Iris Henderson, maar zijn bezorgdheid heeft eerder te maken met het feit dat hij verliefd op haar wordt en veel minder met het lot van een verdwenen dame van middelbare leeftijd. Michael Redgrave zorgt voor een luchtige toon in moeilijke omstandigheden, maar hij komt meestal niet voorbij de gangbare clichés over mooie jongens die weinig zinvols te vertellen hebben. Dat ook hij tot meer in staat was dan in The Lady Vanishes bewees Redgrave o.a. in The Innocents (1961) en in The Loneliness Of The Long Distance Runner (1962). Over Miss Foy weten we alleen dat ze een voormalige kinderoppas is. Dan verdwijnt ze voor lange tijd uit de film om pas tegen het einde haar ware identiteit bekend te maken. Dame May Whitty heeft een te kleine rol in The Lady Vanishes om haar grote talent te bewijzen. Dat deed ze wél in Night Must Fall (1937) en in Mrs. Miniver (1942) waarvoor ze de Oscarnominatie voor beste actrice in een bijrol op haar cv mocht zetten. De beide Britse gentlemen ten slotte hebben iets van homo’s die nog niet uit de kast zijn en het enige wat hen interesseert is een cricketmatch in Manchester die ze in geen geval willen missen. Wie ze zijn, wat ze doen en waarom ze precies op deze trein zitten, het blijft een mysterie.
Behalve opnamen in het Alpenhotelletje en in de benauwde treincoupés, heeft Hitchcock in The Lady Vanishes visueel weinig te bieden. Hij lost dat probleem op met close-ups en met spectaculaire opnamen van de rijdende trein en af en toe verplaatst hij de actie naar de restauratiewagon en één keer naar de bagageruimte waar hij handig gebruik maakt van een reeks verrassende elementen (een kalf, duiven, konijntjes en de verdwijnkisten van de goochelaar) om humor in z’n film te injecteren, waarin hij ook uitstekend slaagt. Tel daarbij de volgehouden spanning gedurende 2/3 van de 96 minuten die Hitchcock nodig heeft om z’n verhaal te vertellen, en The Lady Vanishes mag worden bijgeschreven bij de weinige films die na meer dan 75 jaar een hedendaags publiek nog kunnen bekoren. De beide remakes (regisseur Anthony Page in 1979 en Dearmuid Lawrence uit 2013) hebben het in elk geval veel slechter gedaan bij filmfans.