Regie: Richard Leister
Met: John Lennon, Paul McCartney, George Harrison, Ringo Starr,
In 1964 stonden The Beatles op het hoogtepunt van hun internationale succes, maar ze waren nog niet de culturele iconen van de naoorlogse generatie, want op hun iets langere haren na verschilden ze nauwelijks van de rest van de artiesten in de rock- en popscène. Hun muziek en hun look (de klassieke kostuumpjes waarin Brian Epstein ze stopte toen hij ze onder z’n vleugels nam) waren nog helemaal in de stijl van de late jaren 50 gedompeld en niets wees erop dat ze een immense invloed zouden hebben op de gang van zaken in de muziekbusiness in latere jaren. Het besluit om met regisseur Richard Lester en scenarist Alun Owen in zee te gaan voor A Hard Day’s Night was een idee van John Lennon, want die was onder de indruk van de elf minuten durende korte film The Running Jumping & Standing Still Film die de Amerikaan in samenwerking met Peter Sellars (Bill Viola: The Eye Of The Heart, 2002) en Spike Milligan (Monty Python’s Life Of Brian, 1979) in 1960 regisseerde. Lester kwam in 1953 naar Engeland om er bij de Britse commerciële televisie op verzoek van Sellars diens razend populaire radioprogramma The Goom Show (1951-1960) om te bouwen tot de al even succesvolle tv-show The Idiot Weekly, Price 2d (1956), waarvoor scenarist Spike Mulligan elementen uit het sitcomgenre combineerde met grappige sketches en waarin Peter Sellars als de redacteur van een kitscherige Victoriaanse krant de belangrijkste rol voor z’n rekening nam.
In A Hard Day’s Night ging Richard Lester op het élan van z’n vorige producties door en scenarist Alun Owen, die The Beatles tijdens een korte concerttour van nabij mocht volgen, leverde hem een script dat uit het leven gegrepen was: de vier muzikanten als de gevangene van hun populariteit, voortdurend op de vlucht voor hysterische horden van huilende meisjes, en die zich uiteindelijk alleen maar tijdens het muziek maken vrij voelen. Hij gebruikte het typische Liverpool-slang en elementen uit het milieu van de vier Beatles om de dialogen te componeren en verbond die met de ondertussen alom bekende absurde humor van John, Paul, George en Ringo, waaraan Richard Lester op zijn beurt een flinke portie surrealisme toevoegde met als resultaat een grappige collage van scènes waarin de vier Beatles elk hun eigen plaatsje krijgen, grotendeels op locatie opgenomen met een spontaan en levensecht publiek dat de film van een stevige documentaire onderstroom voorziet, een minimale verhaallijn als de uitvergroting van een dag uit het leven van The Beatles en zeven prachtige nieuwe songs die op een originele en flitsende manier in beeld worden gebracht waardoor Richard Lester de geschiedenis in zou gaan als de vader van de videoclip.
A Hard Day’s Night kreeg uitstekende kritieken in Europa en Amerika, want Richard Lester leverde een onderhoudende en grappige film af met vier hoofdpersonages die zich schijnbaar ontzettend goed amuseerden, wat in de bioscoop probleemloos oversloeg op de toeschouwer. Na A ard Day’s Night wist niet de hele werHardHard Day’s Night wist niet alleen de hele wereld wie of wat The Beatles waren, iedereen kende de vier Engelse jongens ook bij hun naam. John, Paul, George & Ringo was niet langer een samenraapsel van voornamen, maar een totaalbeeld van vier aantrekkelijke kopjes die perfecte popmuziek ten gehore brachten. In de Extra The Making of “A Hard Day’s Night” bekent Roger McGuinn van The Byrds zonder schroom dat hij met de rest van de groep naar de bioscoop toog om te kijken hoe de vier jonge Britten het deden, hoe ze zich kleedden, hun act vorm gaven en welke instrumenten ze gebruikten. De Monkees keken hun act gewoon van The Beatles af, in Engeland liet Peter Noone zich door hun manier van doen inspireren om vervolgens Herman’s Hermits naar hun voorbeeld op te richten en tijdens de liveopnames van A Hard Day’s Night zat de 12-jarige Phil Collins tussen de hysterische meisjes mee te brullen…
50 Jaar later heeft A Hard Day’s Night niets van z’n frisheid en originaliteit verloren. De film belichaamt de vrijheid waar een hele generatie naar uitkeek en hij was een handleiding voor muzikanten en filmmakers in de komende decennia. Veel heeft uiteraard te maken met The Beatles zelf, want zij zuigen met hun aantrekkelijke snuiten en hun onbegrensde spontaneïteit de toeschouwer in de film zoals alleen Agneta en Frida en Freddy Mercury dat achteraf zouden doen, maar uiteindelijk was het Richard Lester die het hele concept bedacht en die afrekende met de vrij saaie Pat Boone- en Elvis Presley-films uit de late jaren 50 door het gebruik van handheldcamera’s, een flitsende montage van totaalopnamen en close-ups en de toevoeging van flink wat surrealistische en absurde humor waardoor The Beatles in een veel ruimer kader werden gesitueerd dan tot dan toe het geval was.
John Lennon, Paul McCartney, George Harrison en Ringo Starr spelen zichzelf in A Hard Day’s Night en dat is beslist de sterkste factor in de film. Hun oneliners zijn grappig, absurd, chaotisch en heel erg herkenbaar, want tijdens de interviews ter gelegenheid van hun Amerikaanse tournees waren dat precies de elementen waarmee ze pers en publiek op hun hand kregen. Heel amusant is trouwens ook de Ierse acteur Wilfrid Brambell in de rol van Pauls grootvader, een oudere man die voortdurend stokken in de wielen steekt en die op alles en iedereen afgeeft. Norman Rossington neemt de rol van The Beatles-manager voor z’n rekening, een goedmenende kerel die er nauwelijks in slaagt om de vier jongens bijeen te houden en ze naar de BBC-studio te loodsen voor de registratie van een tv-show, terwijl Victor Spinetti (The Longest Day, 1962) op een sublieme manier in de huid van een gestreste tv-regisseur kruipt die verwoede pogingen doet om z’n programma te redden.