Regie: Jacques Doillon
Met: Vincent Lindon, Izïa Higelin, Séverine Caneele, Bernard Verley, Anders Danielsen Lie, Arthur Nauzyciel, Laurent Poitrenaux, Olivier Cadiot, Alexandre Haulet
We maken kennis met de beeldhouwer terwijl hij de laatste hand legt aan de Porte de l’Enfer is z’n Parijse atelier, waar hij Camille Claudel als klankbord gebruikt. Ondanks het feit dat hij getrouwd is en vader van een zoon, zal Rodin met de jonge artieste een stormachtige relatie beginnen, maar zijn belofte om met haar in het huwelijk treden, die zal hij niet inlossen, wat tot een breuk zal leiden en uiteindelijk tot de ondergang van Claudel, die in 1913 in een psychiatrisch ziekhuis werd opgenomen. Haar broer Paul die daartoe het initiatief had genomen, schreef in z’n dagboek dat hij als goede katholiek deed wat van hem werd verwacht en dat het niet aan vrouwen is om geniaal te zijn... Na haar overlijden in 1943 weigerde hij haar stoffelijke resten in het familiegraf bij te laten zetten.
Claudels levensverhaal kreeg eerder een plaats in de uitstekende, zij het niet echt opbeurende film Camille Claudel (1988) van regisseur Bruno Nuytten, met Isabelle Adjani in de hoofdrol en Gérard Depardieu als Auguste Rodin, een film die we een score van 8,5/10 toekenden wegens de perfecte acteerprestatie van de beide hoofdrolspelers en de uitstekende aanpak van de regisseur. Jammer genoeg kunnen we niet hetzelfde schrijven over Rodin van regisseur Jacques Doillon, want de film mist vaart, waardoor 115 minuten een lange zit wordt, en bovendien slaagt de regisseur er nauwelijks in om de intieme scènes naar een interessant niveau te tillen. Het blijft allemaal vrij afstandelijk, waarbij Camille Claudel wordt afgeschilderd als een betreurenswaardig wezen dat voortdurend om aandacht smeekt, en Auguste Rodin – vaak zeer nadenkend rond z’n beeldhouwwerken schuifelend of in het gezelschap van belangrijke kunstenaars en schrijvers die hij voor het gemak van de toeschouwer met hun achternaam aanspreekt – kritiekloos op een voetstuk wordt gehesen als een Franse held. De wraakroepende manier waarop hij z’n vrouw Rose en z’n zoon behandelt, z’n voortdurende buitenechtelijke escapades met jonge en aantrekkelijke modellen en de neerbuigende houding jegens Claudel – beloften maken die hij niet houdt, maar wel altijd goed weet te praten – het zijn voor de regisseur niet meer dan faits divers die er nauwelijks toe doen.
Voor iemand die beweerde dat hij voor alles heeft gedaan om een goede arbeider te zijn, neemt Rodin trouwens heel erg hoogdravende taal in de mond, want zijn uitspraken zijn doorspekt met wijze woorden van Griekse filosofen en Franse intellectuelen, terwijl uit de film – net zoals destijds uit die van Bruno Nuytten – blijkt dat Auguste Rodin al bij al niet zo’n interessante man was, want boeiend feitenmateriaal over zijn persoonlijkheid heeft ook Jacques Doillon niet in voorraad. Rodin was vooral een uitstekende beeldhouwer, maar beslist geen intellectueel en alle pogingen om het tegendeel te bewijzen – zonder stevig bewijsmateriaal – is tot mislukken gedoemd.
Vincent Lindon (Welcome, 2009) neemt de rol van Auguste Rodin voor z’n rekening en doet dat op een ernstige manier, maar de luchtigere aanpak van Gérard Depardieu destijds was geloofwaardiger. Zelf vonden we Lindon dan weer sterker qua fysieke uitstraling, maar dat is wellicht een kwestie van smaak en appreciatie. De jonge Parisienne Izïa Higelin kruipt in de huid van Camille Claudel, maar ondanks een uitstekende poging is zij uiteraard geen partij voor de fabuleuze prestatie van Isabelle Adjani uit 1988, al slaagt zij er wel in om in de eerste helft van de film de aandacht te trekken. Rodin had haar doorbraakfilm moeten worden (na vijf weinig indrukwekkende eerdere pogingen), maar daarvoor heeft de ondertussen 74-jarige regisseur Jacques Doillon niet kunnen zorgen.