Regie: Paolo & Vittorio Taviani
Met: Cosimo Rega, Salvatore Striano, Giovanni Arcuri, Antonio Frasca, Juan Dario Bonetti, Vincenzo Gallo, Rosario Majorana
De tekst van Shakespeare draait om het conflict tussen dictator perpetuus Julius Caesar en z’n voormalige vriend, senator en stoïcijn Marcus Brutus. Omstreeks 49 v. Chr. stonden ze al een keer tegenover elkaar op het slagveld, maar nadien verontschuldigt Brutus zich en veegt Caesar de spons over het incident. Als Marcus Antonius de dictator evenwel in 44 v. Chr. de koningskroon aanbiedt, zijn nogal wat Romeinse senatoren bang dat Caesar z’n macht te hunnen nadele probeert uit te breiden en dus besluiten ze hem te vermoorden. Brutus, die overtuigd is dat Caesar inderdaad hogere ambities koestert, gaat op hun verzoek in om de aanslag op Julius Caesars leven te leiden. Na diens dood besluit Marcus Antonius om met de samenzweerders af te rekenen. Hij hakt de legers van Brutus en Casius in de pan tijdens de Slag bij Philippi (43 v. Chr.). Brutus houdt de eer aan zichzelf en pleegt zelfmoord.
Stof genoeg dus voor een flamboyant historisch kostuumdrama in de stijl van Ben Hur (1959) of Gladiator (2000) met indrukwekkende belegeringen, snoeiharde gevechtsscènes en weidse vergezichten over de Adriatische kust, het Noord-Griekse binnenland en de stranden van de Egeïsche zee ter hoogte van Macedonië. Maar niets van dat alles in Caesar Must Die, tenzij een tweetal panoramische opnamen van de strengbewaakte Rebibbia-gevangenis in Rome waar Italiës grootste booswichten hun vaak levenslange straf uitzitten wegens moord of maffiapraktijken en precies daar stellen de Taviani’s hun camera’s op om Caesar Must Die naar het witte doek te brengen, waarvoor ze een beroep doen op een aantal zorgvuldig gecaste inmates om Julius Caesar, Marcus Brutus, Marcus Antonius en een rits andere personages uit Shakespeare’s toneelstuk tot leven te brengen. In de Rebibbia-gevangenis hebben ze ervaring met theaterstukken van dit kaliber, want precies tijdens een dergelijke voorstelling kregen de Taviani’s het idee om met deze mannen aan de slag te gaan. En het resultaat? Indrukwekkend, overtuigend en uitermate sterk, dat wil zeggen tijdens de korte fragmenten uit de finale opvoering voor een publiek en tijdens de vele korte en lange repetitiesessies in de bibliotheek, de cellen, de corridors en de overdekte openluchtwandelplaatsen van het gevangeniscomplex. De Taviani’s voegen nl. ook fragmenten toen met een documentair karakter, korte sequenties waarin de gevangenen korte persoonlijk ontboezemingen kwijt kunnen of waarin ze met elkaar in conflict komen. In één dergelijke situatie verlaten twee inmates de repetitieruimte om in de corridor van het cellencomplex op de vuist te gaan na een tekstfragment van Shakespeare dat schijnbaar van toepassing is op een onderling dispuut. Een derde collega gaat ze achterna om hen te kalmeren, waarin hij schijnt te slagen, want de beide heren keren terug en gaan gewoon door met de repetitie, maar ze zijn zeer duidelijk allebei tijdens het incident in hun rol van Romein gebleven en het is voor een buitenstaander zonneklaar dat het niet om een spontaan, maar om een gescript incident gaat, d.w.z. een mogelijke realistische situatie die de scenaristen Paolo & Vittorio Taviani uitgeschreven hebben omdat de betrokken acteurs de scène niet met een onbevangen natuurlijkheid konden spelen. Uiteindelijk hebben we hier te doen met amateurs en wellicht ontbrak het de regisseurs aan voldoende tijd om die fragmenten beter te repeteren. Het doet een beetje afbreuk aan de voor de rest perfecte sfeer en toon van de film.
Niet alle medespelers in dit Shakespeare-stuk zijn even goede acteurs, maar Giovanni Arcuri is in elk geval een uitstekende Julius Caesar en Salvatore Striano is een al even indrukwekkende Brutus. Die is ondertussen weer op vrije voeten en actief als film- en toneelacteur en met een minimale toneelopleiding kunnen we ons voorstellen dat hij een toekomst heeft in deze branche, want er zijn tal van fragmenten waarin hij een imponerende en zelfs ontroerende prestatie levert. Casimo Rega kruipt in de huid van Brutus’ strijdbroeder Cassius (Gaius Cassius Longinus), de zgn. tirannendoder, de man die wellicht uit eerzucht de moord op Caesar beraamde, en ook hij speelt z’n rol op voortreffelijke wijze. Op het einde van de film zien we uitgerekend hem terugkeren in z’n cel waarbij hij in de camera kijkt met de opmerking sinds ik de kunst heb ontdenkt is deze cel een echte gevangenis geworden, maar ook dat is een gescripte formulering, want van spontaneïteit is totaal geen sprake. Jammer.
Toch is het een unieke ervaring om een stel booswichten van dit kaliber aan het werk te zien met Shakespeare’s tekst en je te realiseren dat maffiosi en moordenaars ondanks alles ook in staat zijn om te impressioneren en te emotioneren op een manier waarvan je niet verwacht dat ze die in zich hebben. Zo valt het op dat de mannen zich tijdens de casting grote moeite getroosten om indruk te maken op de casting director in de hoop geselecteerd te worden voor een rolletje en veel betekent is in dat verband het glimlachje op de lippen van Giovanni Arcuri op het moment dat hem verteld wordt dat hij de rol van Julius Caesar voor z’n rekening mag nemen, want uiteraard beseft hij dat niet alleen z’n korte auditie, maar beslist ook z’n typisch Romeinse kop hem een voorsprong op de concurrentie heeft bezorgd