Regie: Lewis Teague
Met: Dee Wallace, Danny Pintauro, Daniel Hugh Kelly, Christopher Stone, Ed Lauter, Kaiulani Lee, Billy Jayne, Mills Watson
Als we aan Stephen King denken, dan denken we aan spannende verhalen uit het horror- en thrillergenre. Maar daarvoor doet de auteur niet noodzakelijk een beroep op zombies en vreemdsoortige geesten, want zoals hij in Duel (1971) van regisseur Steven Spielberg bewees, kan ook een grote truck de aanleiding zijn voor een reeks waanzinnig situaties. In Cujo is een doodbrave sint-bernardshond de bron van alle ellende. Veel uitleg geeft King niet, maar de symptomen wijzen op een XXL-vorm van hondsdolheid en dat is ook nodig om wat volgt acceptabel te maken. En u hoeft ons niet te geloven, maar het werkt, want met z’n bloederige neus en z’n tranende ogen ziet Cujo er in een mum van tijd als een vervaarlijke hond uit, en nadat hij voor het eerst z’n indrukwekkende gebit heeft getoond, besef je als kijker dat een dergelijke grote hond wel degelijk in staat is om net zoals een wolf een mens te vermoorden.
Vanaf het moment dat een doorgedraaide Cujo aan z’n moordtocht begint, krijgt de film van regisseur Lewis Teague dan ook de kwaliteit van een rollercoaster waarvan de wagentjes pas in de voorlaatste minuut tot stilstand komen. Dat effect bereikt hij met een uitgekiende en sluwe fotografie, want gezien de actie zich hoofdzakelijk in en om de auto van Donna en Tad afspeelt, heeft de regisseur niet veel speelruimte. Het helpt natuurlijk dat de grimeafdeling uitstekend werk heeft geleverd inzake de transformatie van een lome en pafferige sint-bernardshond in een razend en dol monster, terwijl er van de goed uitziende Donna in minder dan 48 uur niet veel meer overblijft dan een verslonsde en geterroriseerde vrouw die haar zoontje ziet sterven in haar armen. Het zit perfect ineen en het houdt je nagelbijtend op de punt van je stoel.
Tot daar het goede nieuws. Het probleem met een dergelijke film is dat je de horrorscène niet ongelimiteerd uit kan rekken: ze moet zeer precies getimed zijn, herhalingen moeten worden vermeden en de geloofwaardigheid mag binnen het kader van het voorziene tijdkader nooit haperen. We hebben het niet nagerekend, maar een auteur (en een regisseur) moet dus voor minstens de helft van de speelduur een andere oplossing bedenken. Dat doet Stephen King ook, nl. door de gezinssituatie van Donna, Vic en Tad ruim in de verf te zetten – met o.a. een flauw verhaaltje over de buitenechtelijke relatie van Donna met de dekhengst van het dorp – en ervoor te zorgen dat de echtgenote en zoon van autoreparateur Camper van het toneel verdwijnen waardoor de weg wordt vrijgemaakt voor ’n een-op-een gevecht met Cujo. We schrijven het met spijt, maar die verhaallijntjes stijgen niet uit boven de kwaliteit van een zeer gemiddelde tv-film. Dat we ondertussen getrakteerd worden op de transformatie van Cujo, het kan een gevoel van langdradigheid niet echt verdringen. Voor de helft goed dus.
Qua acteerprestaties kunnen we een heel ander verhaal vertellen, want de zesjarige Danny Pintauro is zondermeer perfect als het jongetje dat bang is voor monsters en ten huize Campers de nachtmerrie van z’n leven meemaakt. De scènes waarin hij ademhalingsproblemen heeft, de stuipen krijgt en meer dan halfdood in Donna’s armen ligt, ze getuigen van een perfecte controle over de zeer moeilijke rol. De ondertussen 68-jarige actrice Dee Wallace (E.T. - The Extra-Terrestrial, 1982; The Frighteners, 1996) moet voor haar zesjarige tegenspeler niet onderdoen, want zij maakt de terreur op een perfecte manier voelbaar, terwijl ze de kijker tegelijkertijd meezuigt in de angst om het lot van haar zoontje. Een sublieme acteerprestatie zondermeer.
BEELD EN GELUID
In California regent het zelden en de zon schijnt er bijna altijd. Dat heeft gevolgen voor de kwaliteit van deze film, want na de wat donkere scènes in het huis van Donna en Vic, is er op het zanderige en lege terrein van de autoreparateur al evenmin veel kleur te bespeuren: beige voor de stoffige grond, grijs voor het woonhuis van Camper, nog een beetje groen voor de spaarzame begroeiing, terwijl de kleuren in de auto steeds fletser en vuiler worden. De witte en bruine tinten van de vacht van de sint-bernardshond worden na verloop van tijd roestbruin en zwart, met hoe langer hoe meer rood tussen het zuinige wit van de ondervacht. Componist Charles Bernstein (Kill Bill 1, 2003; A Nightmare On ElmStreet, 1984) neemt de soundtrack voor zijn rekening en dat betekent dat u zich aan heftige stukje muziek mag verwachten.