Regie: Sergio Leone
Met: Eli Wallach, Clint Eastwood, Lee Van Cleef, Aldo Giuffrè, Luigi Pistilli, Rada Rassimov, Enzo Petito, Claudia Scarchilli, John Bartha, Livio Lorenzon, Antonio Casale, Angelo Novi, Antonio Casas
In The Good, The Bad And The Ugly draait alles om een kist met gouden dollars die op een begraafplaats is verstopt en die de aandacht trekt van drie mannen: Angel Eyes (The Bad) is een premiejager die zich nooit van zijn doel af laat leiden en doet wat hem is opgedragen, nl. doden; de Mexicaan Tuco (The Ugly) is een voortvluchtige bandiet die men in elk westernstadje graag aan de galg zou zien hangen en Blondie (The Good) is een koele revolverheld die graag af en toe een paar dollar bijverdient. Ondanks de suggestieve titel zullen de drie mannen elkaar niet eerder dan in het laatste halfuur van dit meer dan 170 minuten durende westernepos tegen het lijf lopen. Ondertussen hebben ze een hoop lijken op hun geweten en zijn het vooral Tuco en Blondie die elkaar een paar keer flink te grazen nemen, want zij vormen al in het begin van de film een team: Blondie levert Tuco uit aan een plaatselijke sheriff in ruil voor 2000 dollar of meer; de Mexicaan krijgt uiteraard de strop wegens een lange waslijst van misdaden, inclusief prostitutie en kindermisbruik; Blondie zorgt ervoor dat Tuco telkens op het nippertje aan de dood ontsnapt, waarna ze de buit delen. Dat handeltje gaat een tijdje goed, maar van wederzijds vertrouwen is geen sprake en als Blondie er op een keer met de hele buit vandoor gaat, is dat het startschot van een klopjacht die in Tuco’s voordeel uit zal draaien, of toch bijna, want de fameuze kist met goudstukken redt Blondie op het ultieme moment van een gewisse dood: de stervende Bill Carson die het goud aan het zuidelijke leger van Robert E. Lee heeft ontfutseld (de film speelt zich af tijdens de Amerikaanse burgeroorlog), vertelt Tuco de plek waar de buit verborgen ligt, maar het is Blondie die van hem verneemt onder welke grafzerk. Wat niet onbelangrijk zal blijken te zijn op een begraafplaats met meer dan 5000 zerken…
Sergio Leone zet vooral in op sfeer en combineert die met een stroom van adembenemend beeldopnamen. Niet één scène is in de V.S. gedraaid, maar in het Zuid-Spaanse Almería laat de Italiaan het wilde westen herleven zoals geen enkele regisseur dat vóór hem heeft gedaan. Z’n cameraman Tonino Delli Colli (Once Upon a Time in America, 1984; La Vita è Bella, 1997) grossiert in brede panoramische opnamen en wisselt die af met beeldvullende close-ups van de drie hoofdpersonages en componist Ennio Morricone heeft de mooist soundtrack uit z’n mouw geschut die ooit voor een film is geschreven, en dat alles voor een kijkfestijn dat bijna 3 uur onafgebroken om uw aandacht vraagt.
Tuco en Blondie mogen dan al van de gouddief precieze aanwijzingen gekregen hebben, het is Angel Eyes die via een heel andere weg Bill Carson op het spoor komt en hij is vastbesloten om de kerel te vinden, hem te dwingen z’n geheim prijs te geven om hem vervolgens dood te schieten. Uitgerekend Tuco heeft de onzalige beslissing genomen om zich Bill Carson te noemen, want – zo redeneert hij – de overledene heeft die naam niet meer nodig, en dus wordt híj het wild waarop Angel Eyes de jacht opent. Na een lange tocht door een dor en onherbergzaam woestijnlandschap vallen Tuco en Blondie in de handen van Angel Eyes die Tuco flink onderhanden neemt, maar die uiteraard niet verder komt dan de naam van de begraafplaats waar de goudschat verstopt is. De precieze ligging van de kist kent alleen Blondie en Angel Eyes beseft dat die niet zo gemakkelijk aan de praat te krijgen is als z’n eeuwig tetterende kompaan. Dus sluit hij een deal met Blondie, doch dat is zonder Tuco gerekend, want die is niet zinnens om het goud op te geven. Een paar dagen later staan de drie mannen oog in oog op een immense begraafplaats van soldaten die tijdens de recente gevechten tussen de legers van de noordelijke en de zuidelijke staten zijn omgekomen. Ze beloeren elkaar van op een afstand, ze hebben de vinger aan de trekker, maar alleen Blondie weet onder welke grafzerk de kist met gouden dollars begraven ligt…
Voor de internationale markt was Clint Eastwood indertijd uiteraard de grote troefkaart. Hij had net 8 seizoenen van het immens populaire Rawhide (1959-1965) achter de rug en hij brak internationaal door met z’n hoofdrol in A Fistful of Dollars (1964), van Sergio Leone. Het stond in de sterren geschreven dat hij ook in de opvolger een plaatsje zou krijgen en de rol van de scherpzinnige, maar koele Blondie lijkt Eastwood op het lijf geschreven. Veel tekst heeft hij niet, z’n dialogen in The Good, The Bad And The Ugly kunnen gemakkelijk op een A4’tje. Doch dat betekent niet dat de Amerikaanse acteur met een kleine rol tevreden moet zijn, want z’n zwijgzaamheid is z’n sterkste atout en geeft hem een voorsprong op z’n rivalen. Die hebben er geen idee van wat Blondies volgende move zal zijn of hoe hij op goed of slecht nieuws zal reageren. Bovendien zien we hem in één van de sterkste non-verbale scènes uit de film als hij door Tuco de woestijn wordt ingedreven en langzaam maar zeker uitdooft door gebrek aan water. Lee Van Cleef kruipt in de huid van de killer Angel Eyes. Hij was eveneens te zien in A Fistful of Dollars (1964), maar had er al een heel lange carrière als acteur in tv-series opzitten waardoor hij in Amerika zelfs bekender was dan Clint Eastwood. Hij maakt van Angel Eyes een man die moordt op bestelling en die er niet voor terugdeinst om van kamp te verwisselen als de financiële inzet van de tegenpartij interessanter is. Het duurt een hele tijd voor hij Bill Carson/Tuco op de radar krijgt, maar vanaf de eerste scène van de film in een verlaten westernstadje wordt het duidelijk dat Angel Eyes niet zal rusten vooraleer hij en hij alleen de kist met goud in z’n bezit heeft.
Karakteracteur Eli Wallach ten slotte is Tuco. Met z’n haveloze kleren, z’n sombrerohoed, ongeschoren en met een flinke snor onder de neus is hij het prototype van de domme en naïeve Mexicaan. Maar schijn bedriegt, want Tuco is niet alleen een heel goeie schutter, hij is tevens een door de wol geverfde schurk die ontelbare keren aan de strop is ontsnapt en die er niet voor terugdeinst om telkens opnieuw z’n slag te slaan. Hij is pienter en scherpzinnig, maar praatziek en bijgevolg nooit een partij voor Blondie die hem leest als was hij een open boek. Doch, Tuco is gevaarlijk, onberekenbaar en onmeedogenloos als z’n doel in gevaar komt en dat zal Blondie aan den lijve ondervinden. The Ugly groeit uiteindelijk uit tot het hoofdpersonage in de film. Eli Wallach neemt de grappige, de bitterzoete en de ronduit sadistische scènes voor z’n rekening en dat doet hij op een zo goed als perfecte manier. Hij maakt van Tuco een vleier, een onderkruiper en een onverbeterlijke praatjesmaker, maar hij portretteert hem ook als een doorzetter, een koppigaard en een doortrapte leugenaar die z’n mannetje staat tussen twee mannen die tactisch en psychisch uit heel ander hout zijn gesneden.
De voortgang van The Good, The Bad And The Ugly is eerder traag. Sergio Leone neemt z’n tijd om het prachtige en lege landschap uitvoerig in beeld te brengen en z’n hoofdpersonages met mondjesmaat bij de kijker te introduceren. Hij maakt van The Good, The Bad And The Ugly een roadmovie, want op hun lange tocht naar de begraafplaats (waarbij de drie mannen voortdurend op soldaten en commando’s van de oorlogvoerende legers stoten) raken Angel Eyes, Tuco en Blondie meermaals verzeild in hachelijke en gevaarlijke omstandigheden waaruit ze zich op de een of andere manier moeten zien te redden. De sountrack van Ennio Morricone is van essentieel belang in The Good, The Bad And The Ugly, want die ondersteunt op een unieke manier de desolate, akelige en bij momenten spookachtige sfeer die regisseur Sergio Leone oproept. Het moet van The Third Man (1949) en 2001: A Space Odyssey (1968) geleden zijn dat muziek nog zo’n cruciale rol heeft gespeeld in een film. Het hoofdthema met z’n stuitende ritmes als van een losgebroken buffelhorde, gecombineerd met de bizarre afwisseling van lage en hoge tonen in zang- en muziekpartijen die bij momenten zelfs opera-achtige proporties aannemen, het geeft de film meer dan eens vleugels.