CALVAIRE C.E.
Bespreking door: William - Geplaatst op: 2006-02-22
FILM
De kans is groot dat u na het bekijken van
Calvaire afziet van een weekendje op de
Hoge Venen uit angst motorpech te krijgen, net zoals de hoofdrolspeler uit deze Waalse film. Na een optreden in een bejaardenhuis krijgt Marc Stevens (Laurent Lucas), charmezanger van tweede signatuur, motorpech en zoekt voor de nacht beschutting in een obscuur en afgelegen Ardens hotelletje. Al de volgende ochtend flikkert er een apart lichtje in de ogen van Paul Bartel (Jackie Berroyer), de baas van het etablissement wanneer Marc een wandeling gaat maken in afwachting dat zijn auto wordt hersteld. Bartel drukt hem op het hart om in geen geval naar het dorp te gaan en met de dorpsbewoners in contact te treden. Marc moet het zelfs beloven. Ondertussen doorsnuffelt de oudere man zijn auto, breekt de achterdeur van zijn bestelwagen open en steekt Marcs mobieltje en een aantal foto’s op zak.
Die eerste dag gaat alles nog goed. 's Avonds maakt Bartel een lekkere maaltijd klaar voor zijn enige gast, vertelt een mopje en krijgt Marc zo ver dat hij een liefdesliedje voor hem zingt. 's Ochtends is het huis leeg. Marc probeert naar het dorp te bellen en stelt vast dat de telefoon het niet doet. Buiten merkt hij voor het eerst de beschadiging aan zijn bestelwagen. Onder de motorkap is de accu verdwenen. In Bartels keuken vindt hij z’n mobieltje en de gestolen foto’s. Even later verschijnt de oude op het erf en deelt hem mee dat de nieuwe accu in het dorp besteld is. Wanneer Marc vervelend doet en ongeduldig wordt over het lange uitstel breekt de hel los.
Calvaire van de jonge Waalse regisseur Fabrice Du Welz is een horrorfilm en een psychologisch drama dat heel veel gemeen heeft met
The Cars That Ate Paris van Peter Weir. Er zijn ook andere overeenkomsten, met
The Blair Witch Project en
Deliverance, films die langzaam op gang komen en die hun regisseurs de gelegenheid geven om heel langzaam een sfeer op te bouwen van verstikking en dreigend onheil. Du Welz doet er meer dan de helft van de film over om het eigenlijke drama op gang te trekken. Na een vrij uitgebreide introductie van de figuur van Marc Stevens (zonder psychologische uitdiepin overigens), gaat hij in op de figuur van Paul Bartel die we leren kennen als een brave oudere man met misschien een macaber randje. Ook zijn karakter leren we niet echt kennen. De vervreemdende situaties en de sfeer krijgen Du Welz's grote aandacht. Het meest benauwende tafereel speelt zich af in het plaatselijke café. Terwijl je verwacht dat het bonte gezelschap van boeren en boerenknechten luidruchtig plezier maakt, blijkt iedereen stilletjes voor z’n biertje te zitten niksen. Na het vertrek van een boze en dreigende Bartel zetten de mannen aarzelend een dansje in en huppelen als gestoorde ledenpoppen met gespreide armen, zielloze zombies in een foute film, door het beeld. Op dat moment gaat
Calvaire definitief over de top en wordt de film een bizarre en macabere griezelvertelling met surrealistische trekjes waarbij de gebeurtenissen in een onomkeerbare stroomversnelling terechtkomen..
Fabrice Du Welz noemt zichzelf een volgeling van Alfred Hitchcock en andere meesters van suspense en horror. Zijn eerste langspeelfilm is als het ware een ode aan z'n grote buitenlandse voorbeelden en de referenties naar hun werk zijn legio. Van bestialiteiten tot verkrachting, scalpering tot heftige geweldplegingen, het zit er allemaal in. Om het allemaal een plaats te geven creëert Du Welz een onwerkelijk woeste, moerasachtig en brak landschap op de Hoge Venen met grauwe bosschages vol mist en onheilspellende schaduwen. Als ondersteuning zijn er de dreigende geluiden van de omgeving, van de natuur, want die is evenzeer een hoofdfiguur in deze film als Marc Stevens en Paul Bartel zelf. Van echte muziek is er nauwelijks sprake. De spaarzame keren dat er extra geluid is toegevoegd komt een stortvloed van donkere en akelige klanken grommend en schurend het gore en absurdistische karakter van de film onderstrepen. Du Welz kent zijn pappenheimers, en toch. Toch gaat hij niet voluit als het er op aan komt: we zien de aftakeling van Marc Stevens, zijn hopeloze travestie, de eindeloze folteringen, zijn vlucht waarmee het allemaal nog erger wordt, maar het blijft ingehouden. Op geen enkel moment krijgt de toeschouwer de daver op het lijf, in elk geval de echte horrorfan niet: Du Welz suggereert meer dan hij toont en áls hij het toont speelt de actie zich in het halfduister af of hangt z'n camera hoog boven de scène met eenzelfde resultaat, alsof hij de kijker iedere keer opnieuw wil sparen.
Calvaire is een verrassende eerste film van een regisseur die we best in het oog houden.
Calvaire is ook typisch Belgisch: het bejaardenhuis, de charmezanger, de interieurs van mijnheer-en-mevrouw-middelmaat, het doet allemaal een beetje
Confituur- en
Pauline En Paulette-achtig, bekrompen en ouderwets aan en tegelijk is dit een film die boven de Belgische en vooral Vlaamse middelmaat met kop en schouders uitsteekt. Wat is er zo anders aan het klimaat en de lucht in Wallonië dat daar wél kan wat in het noorden des lands nauwelijks enige kans van slagen heeft, nl. het afleveren van een productie waar men in het buitenland in positieve bewoordingen over praat? Waarom staan Waalse regisseurs regelmatig op het schavotje van internationale festivals en verdwijnen Vlaamse films meestal zonder meer in de anonimiteit? Fabrice Du Welz is één van de vele Franstaligen in dit land die de Belgische film ook werkelijk op de kaart zet.
Calvaire is verre van volmaakt. Alle nodige ingrediënten zijn aanwezig en toch lijkt deze film niet meer dan een indrukwekkende stijloefening beïnvloed door buitenlandse voorbeelden.
Op het eind blijven we met veel vragen zitten: is Marc zoals de hoofdfiguur in
The Cars That Ate Paris het laatste slachtoffer in een lange reeks of is deze nachtmerrie eenmalig? Is zijn lijdensweg (calvarie) achter de rug wanneer hij in de eindbeelden geknield bij een poel drijfzand zijn tegenstander ziet ten onder gaan? Gaan de halve gare mannelijke dorpelingen gewoon door met hun praktijken? Is er geen enkele vrouw in het dorp? Het zijn losse eindjes die overblijven.
De acteerprestaties zijn middelmatig. Dat heeft te maken met de minimalistische prestaties die van de acteurs wordt gevraagd. Deze trage en hoofdzakelijk op sfeer gebaseerde film moet het niet van medeleven en inleving vanwege de toeschouwer hebben, maar van vervreemding en huiver. Marc Stevens geniet alleen in het eerste deel van de film onze sympathie. Later wordt hij door Du Welz herleid tot een vormloze verschijning, met nog nauwelijks menselijke trekken, totaal passief en gelaten. De oorspronkelijke hoofdfiguur van de film wordt door de regisseur weggedrukt naar het tweede plan terwijl hij over Paul Bartel, zijn beul, alleen het strikt noodzakelijke vertelt om hem later in de film in een totaal nieuwe verschijning geloofwaardig te kunnen presenteren. Of het geloofwaardig is hangt af van de mate waarin de kijker bereid is de uitgangspunten van de regisseur voor waar te accepteren. Vooral het feit dat de mannen van het dorp (inclusief Bartel) in de gefolterde en in vrouwenkleren gehulde figuur van Marc Stevend Gloria, de vrouw van Bartel herkennen, is beslist even slikken.
BEELD EN GELUID
Fabrice Du Welz dompelt zijn film onder in donkere kleuren, zelfs tot het niveau dat er nog nauwelijks sprake is van herkenbare tinten. Dat effect bereikt hij het best in de buitenopnamen met veel mist en nevel, donkere achtergronden en zwarte plassen modder. Op andere momenten is de boventoon er eentje van vuil geel en bruin met sporadisch wat rood of blauw, maar altijd afgemeten en spaarzaam om de macabere en dreigende sfeer niet te ondermijnen. De film staat oorspronkelijk in 2.35:1 en die beeldverhouding wordt op de dvd voor de film in elk geval behoud. De transfer heeft af en toe last van onscherpe achtergronden. De kopie is netjes en zonder beschadigingen. Het geluid is sober, beperkt tot de directe geluiden van de omgeving, natuurlijk, realistisch, zonder veel overdrijvingen. De schaarse muziek is een samenraapsel van geronk en lawaai dat heel breed via de voorste geluidskanalen wordt uitgestuurd en opzij wordt aangewakkerd door de geluidsstroom langs de achterste kanalen. De al even schaarse dialogen zitten vooraan in het midden.
EXTRA’S
Disc 1 bevat de
Commentaartrack van regisseur Fabrice Du Welz, jammer genoeg niet ondertiteld en dus niet voor iedereen toegankelijk. Disc 2 begint met de halfuurdurende
Making of waarin de regisseur vertelt over de totstandkoming van de film, de moeilijkheden van de buitenopnamen, de trucs bij de opnamen in het decor, de artiesten, maar ook hier is geen Nederlandse ondertiteling voorzien. Meer dan bij Engelse reportages lijkt dit een probleem qua toegankelijkheid wegens de dalende kennis van de Franse taal bij de Vlamingen. Voorts is er de
Originele Bioscooptrailer, een
Fotogalerij voor de liefhebbers van dergelijk materiaal en de korte film
Quand On Est Amoureux C'Est Merveilleux, een verrassend sterke productie, opgebouwd met dezelfde absurde, surrealistische en macabere elementen die in
Calvaire terug te vinden zijn. Door de compactheid en de uitstekende acteerprestaties van de hoofdfiguur is deze korte film zo mogelijk sterker dan Du Welz's eerste grote langspeelfilm.
CONCLUSIE
Sinds de première op het Filmfestival van Cannes in 2004 is
Calvaire van onze Waalse landgenoot Fabrice Du Welz op diverse festivals in de prijzen gevallen. Deze aparte productie – niet echt een horrorfilm en niet echt een drama – groeit wellicht in de jaren die voor ons liggen uit tot een cultfilm, meer om wat de film niet toont dan om wat er werkelijk aan de hand is. Fabrice Du Welz heeft veel geleerd van de grote regisseurs waar hij van houdt en heeft met
copy en
paste en de medewerking van Benoît Debie – de cameraman achter
Irréversible van Gaspard Noé – een bevreemdende en rare film gemaakt, eigenzinnig, subliem en angstaanjagend.