Regie: Tim Haines
Met: -
Sinds het succes van Walking with Dinosaurs (1993) bestaat de indruk dat de dinosauriërs de eerste en enige beesten zijn die miljoenen jaren geleden over de aarde zwierven. Maar dat is niet het geval, want het leven op aarde is niet alleen veel ouder, het is ook minstens vijf keer getroffen door een grote catastrofe waardoor het aantal dieren drastisch afnam en heel veel soorten gewoon verdwenen. Dat de dinosauriërs zelf het slachtoffer werden van een dergelijke calamiteit (de vijfde), is genoegzaam bekend: op de grens tussen Krijt en Tertiair (zo’n 65 miljoen jaar geleden) stortte een meteoriet neer in de Golf van Mexico. Het gevolg was een gigantische schokgolf gevolgd door een dodelijke straling die het leven op aarde voor ruim 95 procent vernietigde. De wereld die daarna tot leven kwam zou niet meer worden gedomineerd door reptielen en amfibieën maar door zoogdieren, een type waarmee al eerder voorzichtig was geëxperimenteerd, en met de mens als (voorlopig) succesvolste resultaat. Maar zo’n 200 miljoen jaar eerder was de aarde ook al het schouwspel van een grote extinctie en die kostte het leven aan monsters waarvan men in China en Siberië fossielen heeft gevonden en die minstens gedeeltelijk worden beschouwd als de voorouders van de dinosauriërs.
Het leven op aarde begon zo’n 530 miljoen jaar geleden in zee tijdens het Carboon. Buiten het water was er nog maar weinig zuurstof (30 procent minder dan vandaag) en het oppervlak was dor en heet. In het water was er echter sprake van een spectaculaire ontwikkeling. Miljoenen jaren later zwommen er al 2 meter lange Anomalchris in de oceanen, kreeftachtige wezens met telescopische ogen, twee beweeglijke slurfjes of slagtanden en een uitwendig skelet. Daaruit ontwikkelde zich over een periode van 25 miljoen jaar een vis met vinnen en een grote kop, de voorloper van de dinosauriërs, de olifant en de mens, die vervolgens het zoet water langs de kust opzocht om te paren en eieren te leggen. Vandaar naar het strand was nog maar een kleine stap. Maar zoals dat in de natuur gaat was er ook sprake van een vijandige soort, de zgn. Anthropoden, gepantserde keverachtige dieren die zich ontwikkelden tot schorpioenen, insecten en spinnen. Tegen de tijd dat de eerste vissen het water verlieten, waren ook de schorpioenen uit het water gekropen en met afmetingen tot ruim 3 meter waren zij dé roofdieren van het Carboon.
Maar de soorten die zich uit de Anomalchris ontwikkelden lieten zich niet zonder slag of stoot uitroeien door hun vijanden. Ze ontwikkelden kaken en tanden (400 miljoen jaar geleden), vinnen werden stompjes en vervolgens poten (375 miljoen jaar geleden). Tegen de tijd dat het Devoon aanbrak (360 miljoen jaar geleden) was hun voorsprong gigantisch, want zij hadden ondertussen een klein brein ontwikkeld. In het andere kamp verschenen reuzenkevers (zo groot als een voetbal), reuzenspinnen en libellen met de omvang van een arend, maar met z’n lengte van 5 meter domineerde de carnivore Hyneria het water, terwijl z’n neefjes (amfibieën en reptielen) eveneens in grootte toenamen. De hagedisachtige petrolacosaurus mocht dan klein en fragiel zijn, op het terrein was hij z’n vijanden keer op keer te snel af met z’n vier dunne renpoten en z’n lange staart. En tegen de tijd dat de Edaphosaurus verscheen (vanaf 320 miljoen jaar geleden), een 3 meter lang en 300 kg zware planteneter op vier stevige poten met een rugzeil waarmee hij z’n temperatuur kon regelen (reptielen moeten zich ’s ochtends opwarmen en dus gebruikte de Edaphosaurus z’n zeil als zonnepaneel) en die qua uiterlijk al heel erg leek op de latere dinosauriërs, was het pleit zo goed als definitief beslecht tussen de reptielen en hun insectachtige vijanden. Tegen het einde van het tijdperk kregen de saurussen langere poten, een groter brein, legden ze eieren met een harde schaal en bewaakten ze die tot de jongen uitkwamen. Maar hun rijk liep op z’n einde, want als gevolg van overvloedige vulkanische activiteit steeg de temperatuur in Siberië in het Laat-Perm (250 miljoen jaar geleden) met ruim 60 procent. De hitte hield miljoenen jarenlang aan: de woestijnen breidden zich uit, de plantengroei verdween en de reptielen stierven. De flexibele holbewoner Diictodon met z’n kleine kop, hoornen bek met twee korte slagtandjes en een korte staart, overleefde de catastrofe, samen met de nijlpaardachtige lystrosaurus (niet groter dan en hond maar dubbel zo lang), een kuddedier dat zich uitstekend wist aan te passen aan het droge en hete klimaat en dat vooral in de woestijn leefde. Alles wat groter was werd uiteindelijk weggeveegd. Toen de temperatuur weer gingen dalen was de wereld veranderd en koos de natuur een klein tweevoetig vleesetend reptiel, niet groter dan een kip, om gedurende 200 miljoen jaar het leven op aarde te domineren: de allereerste dinosaurus.
Tussen de wereld vóór en na de ramp in het Laat-Perm zijn de verschillen vaak klein, want de reptielen zijn allemaal koudbloedig en leggen eieren met een harde schaal. In die zin is de naamgeving Dinosauriër schijnbaar vrij willekeurig, al wordt hij weleens gedefinieerd als een dier met een grijpende hand, een vrijstaande duim en twee korte vingers aan het uiteinde (vierde en vijfde). Maar heel veel soorten verloren die kenmerken ook weer nadien. Als er al sprake is van een meetbaar verschil, dan situeert zich dat eerder in de afstand tussen de tijdperken: tussen de Edaphosaurus uit het Carboon en de Tyrannosaurus rex uit het Trias ligt minstens een periode van 180 miljoen jaar. Bovendien blijken alle dinosauriërs af te stammen van slechts één van de soorten die de natuurramp op het einde van het Laat-Perm overleefden.
Aan Walking With Monsters, het sluitstuk van de BBC-trilogie over het leven op aarde in de oertijd, is ruim drie jaar gewerkt en het spreekt vanzelf dat er heel veel CGI aan te pas is gekomen om de diertjes weer tot leven te wekken. Het resultaat is zonder meer indrukwekkend, want de monsters van meer dan 250 miljoen jaar geleden passeren op uw tv-scherm alsof ze gisteren in Nieuw-Zeeland of Afrika zijn gefilmd. Dat zijn ook de plekken waar de opnamen van de natuurbeelden zijn gemaakt, want wat u ziet is de perfecte combinatie van bestaande biotopen (bossen en woestijnen) en animatie, maar eigenlijk ziet u dat nauwelijks of niet, want de technische mogelijkheden zijn dermate geëvolueerd dat om het even welke situatie tegenwoordig met computers kan worden gerealiseerd. Veel geld kost het allemaal wel, zij het dat er sprake is van een gemiddelde prijsdaling in de loop der jaren als gevolg van betere technieken en wellicht meer ervaring: kostte Walking with Dinosaurs in 1998 nog de slordige som van 30 miljoen pond voor 230 minuten, dan was 3 miljoen pond voldoende voor 89 minuten Walking With Monsters in 2005.
Speculeren over dieren die meer dan 250 miljoen jaar geleden geleefd hebben is uiteraard een waagstuk. Er zijn geen foto’s of filmbeelden en wat men heeft gevonden zijn soms beenderen, maar meestal afdrukken in gesteenten. Er is heel wat creativiteit, maar vooral kennis van de materie nodig om uit een paar fossiele lijntjes een beest van 3 meter lang en 300 kg te reconstrueren. Doch of ze er nu precies zó uitzagen en of ze al dan niet veren of schubben hadden, het maakt niet zo veel uit, belangrijk is dat voor deze documentaires is samengewerkt met wetenschappers die tot de besten in hun vakgebied behoren, mannen en vrouwen die ons garanderen dat precisie en nauwkeurigheid zijn nagestreefd en dat in geval van twijfel de onzekerheden of mogelijke discrepanties worden vermeld. Even belangrijk is het feit dat met Walking of Monsters een wereld zichtbaar wordt gemaakt die tot nog toe zo goed als onbekend was en die onze kennis over de evolutie van het leven op aarde niet alleen vergroot, maar ook bijstuurt.